In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Wonen Limburg en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. Wonen Limburg vorderde ontruiming van een huurwoning na buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, omdat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid drugs was aangetroffen. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan met het Leger des Heils en later voortgezet op naam van de onderbewindgestelde. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet had gesloten, wat Wonen Limburg het recht gaf om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was, omdat de onderbewindgestelde zonder recht of titel in de woning verbleef. De vordering tot betaling van een boete werd afgewezen, omdat deze niet als spoedeisend werd beschouwd. De rechtbank heeft de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 580,13 per maand vanaf 1 augustus 2024 tot aan de ontruiming, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden toegewezen aan Wonen Limburg.