In deze zaak heeft eiser, een voormalige partner van gedaagde, een kort geding aangespannen om gedaagde te verbieden Disney-artikelen te verkopen die eiser beweert dat zijn eigendom zijn. De partijen, beiden actief in de verkoop van Disney-artikelen, zijn na de beëindiging van hun relatie in een geschil verwikkeld geraakt over de eigendom van deze artikelen. Eiser heeft conservatoir beslag laten leggen op een aantal artikelen, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de artikelen daadwerkelijk zijn eigendom zijn. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat het belang van eiser bij het instandhouden van het beslag zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij opheffing van het beslag. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de artikelen die zich nog in het bezit van gedaagde bevinden, zijn eigendom zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde, op basis van het eigendomsvermoeden, als eigenaar van de artikelen moet worden beschouwd. Eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.