5.2.De RDW heeft gemotiveerd aangegeven dat er zeven tellerstanden zijn doorgegeven in de periode van 10 augustus 2006 tot en met 25 februari 2013 en dat deze logisch zijn opgebouwd. De RDW heeft ook contact opgenomen met het bedrijf dat deze tellerstanden destijds heeft doorgegeven, welke heeft verklaard de tellerstanden te hebben afgelezen tijdens de algemene periodieke keuring. Dat zijn een uitzonderlijk aantal tellerstanden om te corrigeren of verwijderen, waarbij de RDW terughoudend is gelet op het doel van de registratie van tellerstanden. Eiser heeft aangegeven te vermoeden dat de tellerstanden op deze manier zijn geregistreerd vanwege (zakelijk) fiscale redenen, maar daarin ziet de RDW onvoldoende reden om de al geregistreerde tellerstanden te corrigeren of verwijderen. Daargelaten dat dit slechts een vermoeden is, heeft de RDW ook gemotiveerd aangegeven dat de auto al in 2011 naar privé is overgezet en de tellerstand vervolgens nog twee jaar logisch is opgebouwd.
6. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de RDW in redelijkheid de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. De RDW heeft daarbij terecht een groot belang gehecht aan de zeven tellerstanden die verspreid over meerdere jaren zijn doorgegeven. Deze tellerstanden zijn tijdens een algemene periodieke keuring door een erkenninghouder doorgegeven, die onder toezicht van de RDW staat. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de RDW in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de op een keuringsrapport vermelde gegevens, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om aan die juistheid te twijfelen. Hoewel de situatie die eiser schetst mogelijk zou kunnen zijn, is dit slechts een niet onderbouwd vermoeden. Eiser heeft wel diverse stukken overgelegd waarop andere tellerstanden zijn af te lezen, die ook een logische opbouw lijken te hebben, maar dit doet niet af aan het feit dat over meerdere jaren een (andere) logische opbouw is doorgegeven. Dit is daarom op zichzelf onvoldoende om te twijfelen aan de eerdere (door een erkenningshouder doorgegeven) opbouw. Verder heeft de RDW ook terecht een groot belang gehecht aan de doelstelling van de registraties van tellerstanden: het tegengaan van tellerfraude. Gelet op deze doelstelling is het gerechtvaardigd dat de RDW (zeer) terughoudend is ten aanzien van het corrigeren dan wel verwijderen van al geregistreerde tellerstanden. Ook heeft de RDW tenslotte terecht waarde gehecht aan het feit dat de gegevens waarvan rectificatie of verwijdering wordt verzocht – ten tijde van de aanvraag – bijna tien jaar oud waren, niet eerder een verzoek is ingediend om de tellerstanden aan te passen en het nu vrijwel onmogelijk is om vast te stellen wat de tellerstanden van het voertuig destijds bedroegen. Het had op de weg van eiser gelegen om bij de verkopende partij navraag te doen naar de tellerstanden van de auto, en als deze na aankoop niet bleken te kloppen, de verkopende partij daarop aan te spreken. Al deze omstandigheden maken de keuze van de RDW om de aanvraag van eiser af te wijzen niet onredelijk.
7. Over het standpunt van eiser over de proceskosten in bezwaar is de rechtbank van oordeel dat de RDW terecht het verzoek tot vergoeding van de kosten in bezwaar heeft afgewezen. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover van belang, worden proceskosten in bezwaar uitsluitend vergoed voor zover het (in bezwaar) bestreden besluit wordt herroepen. De RDW heeft zich in dat kader terecht op het standpunt gesteld dat bij een verbetering van de motivering geen sprake is van een herroeping in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zodat geen aanleiding bestaat om de kosten in bezwaar te vergoeden.
Schending van de redelijke termijn
8. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting om een schadevergoeding verzocht vanwege overschrijding van de redelijke termijn.