ECLI:NL:RBLIM:2025:1674

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
11230126 \ CV EXPL 24-3717
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Trifunović
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van proceskosten in verzekeringszaak

In deze zaak heeft Unigarant N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van proceskosten. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil betreft een verzekeringsovereenkomst die [gedaagde] had afgesloten voor zijn scooter, welke hij in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 17 april 2022 bij de RDW had geschorst en begin 2022 had verkocht. Unigarant vorderde betaling van de premie voor de verzekeringsovereenkomst, die [gedaagde] niet had voldaan, en daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de procedure heeft Unigarant de verzekeringsovereenkomst met terugwerkende kracht beëindigd, wat resulteerde in een restitutie van € 17,23 aan [gedaagde]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] als consument handelde en dat er geen schending van het Europees consumentenrecht was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Unigarant op de hoogte was van de verkoop van de scooter en dat hij de verzekering tijdig had opgezegd. Daarom is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 327,39, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11230126 \ CV EXPL 24-3717
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
UNIGARANT N.V., MEDE H.O.D.N. ANWB VERZEKEREN,
te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: Unigarant,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens vermindering van de eis
- de schriftelijke weergave van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met ingang van 2 september 2017 zijn scooter (hierna: de scooter) doorlopend verzekerd bij Unigarant.
2.2.
[gedaagde] heeft de scooter in de periode 31 augustus 2021 tot en met 17 april 2022 bij de RDW geschorst en deze begin 2022 verkocht. Per 17 april 2022 staat de scooter niet meer op naam van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
Unigarant vordert – na vermindering van haar eis bij repliek – alleen nog veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten (zo begrijpt de kantonrechter de vordering).
3.1.1.
Unigarant legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] met haar een verzekeringsovereenkomst heeft gesloten en haar voor de periode 2 september 2021 tot en met 1 september 2022 premie verschuldigd is. Ondanks dat hij daartoe door Unigarant meermaals is aangemaand, heeft [gedaagde] de premie voor voornoemde periode niet betaald. Unigarant vordert daarom ook vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten die hierdoor voor haar rekening zijn gekomen.
3.1.2.
Als reactie op de conclusie van antwoord heeft Unigarant de polis alsnog (met terugwerkende kracht) beëindigd, met als resultaat dat [gedaagde] nog een restitutie ontvangt van € 17,23. Unigarant legt het in haar conclusie van repliek niet uit, maar de kantonrechter begrijpt dat Unigarant in verband hiermee haar vordering tot nihil vermindert en daarnaast haar vordering handhaaft ten aanzien van de proceskosten, omdat zij [gedaagde] terecht heeft gedagvaard.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld moet worden dat [gedaagde] in deze zaak heeft gehandeld als consument. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet daarom ambtshalve worden getoetst of sprake is van enige schending van het Europees consumentenrecht. De kantonrechter is van oordeel dat dit hier niet het geval is.
4.2.
Gedurende deze procedure is bij antwoord gesteld dat [gedaagde] de scooter op 17 april 2022 heeft verkocht. Unigarant heeft dat niet bestreden en in reactie daarop op 11 september 2024 de verzekeringsovereenkomst per 18 april 2022 met terugwerkende kracht beëindigd. Bij repliek heeft Unigarant de door haar gevorderde premie in overeenstemming met deze beëindiging verminderd.
4.3.
[gedaagde] verzet zich tegen toewijzing van de vordering. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] daartoe heeft aangevoerd dat hij de verzekering tijdig heeft opgezegd, aangezien hij Unigarant, althans het in kwestie betrokken incassobureau, destijds al op de hoogte heeft gebracht van de schorsing en/of verkoop van de scooter. [gedaagde] zou het dan ook onterecht vinden als hij de gevorderde proceskosten moet betalen.
4.4.
Unigarant stelt hiertegenover dat zij bij antwoord voor het eerst kennis heeft genomen van het door [gedaagde] in het geding gebrachte bewijs van de RDW en tot dan toe geen weet had van de schorsing en/of verkoop van de scooter.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat Unigarant vóór aanvang van deze procedure al op de hoogte was van de verkoop van de scooter en/of zijn wens om de verzekering op te zeggen, laat staan dat is komen vast te staan dat [gedaagde] de overeenkomst daadwerkelijk heeft opgezegd (wat nodig is om de overeenkomst te beëindigen). De kantonrechter overweegt daartoe dat bij dupliek is gesteld dat [gedaagde] niet (meer) beschikt over enig bewijs dat zijn stelling ter zake zou ondersteunen. De gevorderde proceskosten zijn dan ook het noodzakelijke gevolg van de beslissing van [gedaagde] om niet meer de premie te betalen die hij Unigarant op grond van de verzekeringsovereenkomst verschuldigd was.
4.6.
[gedaagde] zal daarom de proceskosten (inclusief nakosten) moeten betalen. Deze worden begroot op:
Kosten dagvaarding: € 137,39
Griffierecht: € 130,00
Salaris gemachtigde: € 40,00
Nakosten:
€ 20,00Totaal € 327,39
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Unigarant gevallen en tot op heden begroot op € 327,39,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Trifunović en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.