In deze zaak heeft Unigarant N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van proceskosten. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil betreft een verzekeringsovereenkomst die [gedaagde] had afgesloten voor zijn scooter, welke hij in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 17 april 2022 bij de RDW had geschorst en begin 2022 had verkocht. Unigarant vorderde betaling van de premie voor de verzekeringsovereenkomst, die [gedaagde] niet had voldaan, en daarnaast vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de procedure heeft Unigarant de verzekeringsovereenkomst met terugwerkende kracht beëindigd, wat resulteerde in een restitutie van € 17,23 aan [gedaagde]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] als consument handelde en dat er geen schending van het Europees consumentenrecht was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Unigarant op de hoogte was van de verkoop van de scooter en dat hij de verzekering tijdig had opgezegd. Daarom is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 327,39, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.