Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de eiser, een verhuurder, betaling van achterstallige huur van de gedaagden, die als huurders van een woning in gebreke zijn gebleven met hun huurbetalingen. De huurovereenkomst is ingegaan op 8 december 2017 en de huurachterstand bedraagt tot en met september 2024 € 8.530,00. De eiser heeft de gedaagden op 2 september 2024 een aanmaning gestuurd, maar de gedaagden hebben de huur bewust niet betaald vanwege vermeende gebreken in de woning, zoals lekkages en schimmelvorming. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de hoogte van de huurachterstand niet hebben betwist, maar dat zij geen procedure voor huurprijsvermindering hebben ingesteld en ook geen ingebrekestelling hebben gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden niet gerechtigd waren om de huurbetaling op te schorten en dat de eiser zijn verplichtingen met betrekking tot het herstel van gebreken is nagekomen. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 19 februari 2025.