ECLI:NL:RBLIM:2025:1765

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/03/324450 / FA RK 03/4370
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder met betrekking tot gezag over haar kind

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder. De moeder, geboren op [geboortedatum 1] 2006, heeft een verzoek ingediend om met ingang van het moment dat zij moeder wordt van haar kind, meerderjarig te worden verklaard. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder op dit moment nog minderjarig is en dat zij, als minderjarige, niet van rechtswege het gezag over haar kind kan uitoefenen. De vader van het kind heeft het kind erkend, maar verkrijgt het gezag pas op het moment dat de moeder meerderjarig wordt verklaard. De grootouders van de moeder hebben ingestemd met het verzoek, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van zowel de moeder als het kind wenselijk is dat de moeder meerderjarig wordt verklaard, zodat zij samen met de vader het gezag kan uitoefenen. De kinderrechter heeft het verzoek toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is een afschrift van de beschikking naar het centraal gezagsregister gestuurd voor aantekening van de gewijzigde gezagssituatie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/324450 / FA RK 03/4370
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Beschikking op verzoek tot meerderjarigverklaring
[de moeder] ,
verzoekster, hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. E.J.A. Roeleven, kantoorhoudend in Heerlen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de grootmoeder] ,
hierna te noemen: de grootmoeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
[de grootvader] ,
hierna te noemen: de grootvader,
wonend in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats 2] .
In zijn hoedanigheid als bedoeld in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder, ontvangen op 15 november 2023;
  • de kennisgeving van de gemeente Heerlen, ontvangen op 12 februari 2024.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 december 2023, waarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de grootouders;
  • de vader;
  • een vertegenwoordigster van de raad.

2.De feiten

2.1.
De moeder is op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] geboren uit de grootmoeder. De moeder is erkend door de grootvader. De grootmoeder en de grootvader zijn samen belast met het gezag over de moeder.
2.2.
De moeder is op dit moment nog minderjarig.
2.3.
Uit de moeder is op [geboortedatum 2] 2024 in Heerlen geboren de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ). De vader heeft [minderjarige] voorafgaand aan de geboorte, op 25 september 2023, met toestemming van de moeder erkend.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De moeder verzoekt om te verklaren dat zij meerderjarig is met ingang van het tijdstip dat zij moeder wordt van het kind waarvan zij op dit moment zwanger is. De moeder verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder gesteld dat toewijzing van het verzoek in het belang van haar en [minderjarige] is. Omdat de moeder nog minderjarig is, oefent zij niet van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit. De moeder wil samen met de vader het gezag over [minderjarige] uitoefenen. Zij is van mening dat zij hiertoe, ondanks dat zij nog minderjarig is, goed in staat is. Er zijn geen contra-indicaties of andere bezwaren.
3.2.
De grootouders stemmen in met het verzoek.
3.3.
De vader ondersteunt het verzoek van de moeder.

4.Het advies van de raad

4.1.
De raad adviseert het verzoek van de moeder toe te wijzen. De moeder en de vader zijn goed voorbereid op de komst van het kind en het kind is welkom. Het is daarom in het belang van [minderjarige] dat de beide ouders zo snel mogelijk samen het gezag uitoefenen.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:245 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) is bepaald dat minderjarigen onder gezag staan.
5.2.
Vervolgens is in artikel 1:253b lid 1 BW bepaald dat indien ten aanzien van een kind alleen het moederschap vaststaat van de vrouw uit wie het kind is geboren of indien de ouders van een kind niet met elkaar zijn gehuwd (dan wel gehuwd zijn geweest) en zij het gezag niet samen uitoefenen, de moeder uit wie het kind is geboren van rechtswege het gezag over het kind alleen uitoefent, tenzij zij bij haar bevalling onbevoegd tot het gezag was.
5.3.
In artikel 1:246 BW is bepaald dat - onder andere - minderjarigen onbevoegd zijn tot het gezag.
5.4.
Op grond van artikel 1:253ha lid 1 BW kan de minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, als zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren. Artikel 1:253ha lid 3 BW bepaalt onder andere dat het verzoek ook voor de bevalling kan worden gedaan. In dat geval wordt op het verzoek niet eerder dan na de bevalling beslist. Op grond van lid 4 van het artikel willigt de kinderrechter het verzoek alleen in, als zij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk acht.
5.5.
Uit de stukken blijkt dat dat de moeder op [geboortedatum 1] 2024 meerderjarig wordt. Daarnaast blijkt uit de door de gemeente Heerlen ingediende kennisgeving (als bedoeld in artikel 1:301 BW) dat de moeder op [geboortedatum 2] 2024 is bevallen van [minderjarige] . De moeder is op dit moment nog minderjarig. Op grond van artikel 1:246 BW is zij onbevoegd om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] en de moeder wenselijk is dat de moeder meerderjarig wordt verklaard, zodat de moeder [minderjarige] (samen met de vader) kan verzorgen en opvoeden als degene die het gezag heeft. Uit de ingediende stukken en de verklaringen op de zitting is gebleken dat de moeder samen met de vader de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] wil dragen. Er is niet gebleken van contra-indicaties die tot de conclusie leiden dat de moeder niet in staat is tot verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De grootouders en de vader ondersteunen het verzoek van de moeder en de raad heeft op de zitting verklaard geen belemmeringen te zien voor toewijzing van het verzoek. Gelet op dit alles en gelet op het feit dat de belangen van de moeder en [minderjarige] ermee zijn gediend dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie, zal de kinderrechter het verzoek van de moeder toewijzen.
5.7.
De beslissing tot meerderjarigverklaring heeft tot gevolg dat de moeder bevoegd wordt tot het gezag. Op grond van artikel 1:253b lid 2 BW verkrijgt de moeder die ten tijde van haar bevalling onbevoegd was tot het gezag namelijk het gezag van rechtswege op het tijdstip waarop zij daartoe bevoegd wordt, tenzij op dat tijdstip een ander met het gezag is belast. Die laatstgenoemde situatie doet zich niet voor. De vader heeft [minderjarige] wel erkend, maar gelet op het bepaalde in artikel 1:251b lid 2 BW en artikel 1:253b lid 2 BW krijgt hij het gezag pas op het moment dat de moeder meerderjarig wordt (verklaard). De moeder en de vader zullen daarom als gevolg van de meerderjarigverklaring van de moeder samen van rechtswege het gezag over [minderjarige] verkrijgen.
5.8.
De kinderrechter zal een afschrift van deze beschikking doen toekomen aan het centraal gezagsregister, zodat daarin aantekening kan worden gedaan van de gewijzigde gezagssituatie.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de minderjarige [de moeder] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] , meerderjarig;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte;
6.4.
draagt de griffier een afschrift van deze beschikking te doen toekomen aan het centraal gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. C.M.J. van den Acker, en in het openbaar op
20 februari 2024 uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Verhey, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.