Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray. Eiser had een handhavingsverzoek ingediend wegens geluidhinder veroorzaakt door de hond van de buren. Het college had aanvankelijk het verzoek toegewezen, maar later herroepen en het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze afwijzing behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van alle partijen aanwezig, maar eiser zelf was niet aanwezig. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.
De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat er geen sprake was van overtreding van de norm voor geluidhinder, zoals vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Venray. De rechtbank concludeerde dat de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, die door het college zijn toegepast, niet onredelijk waren. Hoewel er een motiveringsgebrek was in de toepassing van de richtlijn van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG), was de rechtbank van mening dat eiser hierdoor niet benadeeld was, aangezien hij zelf de norm van maximale blaftijd niet van toepassing achtte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat het college het griffierecht en proceskosten aan eiser moest vergoeden.
De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte van het college bij het handhaven van geluidshinder en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van besluiten. De rechtbank heeft de mogelijkheid voor hoger beroep uiteengezet, waarbij partijen binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal in beroep kunnen gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.