ECLI:NL:RBLIM:2025:1823

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
03.045624.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedendelict wegens onvoldoende bewijs

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een meisje jonger dan 16 jaar. De verdachte werd vrijgesproken omdat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in andere onafhankelijke bronnen, waardoor er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 februari 2025, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte het primair tenlastegelegde feit bewezen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de aangeefster gedetailleerd en consistent had verklaard, haar verklaringen niet voldoende werden ondersteund door ander objectief bewijsmateriaal. De getuigenverklaringen van de zus van de aangeefster en een vertrouwenspersoon van de scouting waren niet voldoende om de beschuldigingen te staven, aangezien deze verklaringen voortkwamen uit de verklaringen van de aangeefster zelf. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende handelingen, wat het bewijs bemoeilijkt. De rechtbank concludeerde dat de chatberichten van de verdachte, hoewel grensoverschrijdend, niet als steunbewijs konden dienen voor de tenlastelegging, omdat ze niet betrekking hadden op de periode waarin de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.045624.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1992,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.J.F. van Merm, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 februari 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 5 oktober 2019 ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] die op dat moment jonger dan 16 jaar was, waarbij primair ten laste is gelegd dat de ontucht mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit bewezen. De officier van justitie acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar, omdat die consistent, gedetailleerd en authentiek zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie aangevoerd dat er voor de verklaring van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier te vinden is. Daartoe heeft hij vooropgesteld dat het voldoende is dat de verklaring van aangeefster steun vindt in een ander bewijsmiddel, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een context die bevestiging vindt in een andere bron. De officier van justitie ziet voldoende steun voor de verklaring van aangeefster in de chat berichten. Hoewel deze berichten zien op een periode voor en na de tenlastegelegde periode valt hieruit op te maken dat de inhoud voornamelijk over seks gaat. Het is de verdachte die hiertoe het initiatief neemt, allerlei seksueel getinte opmerkingen maakt en duidelijk een bepaalde kant op wil. Het gaat de verdachte niet om het bieden van hulp of een luisterend oor zoals hij zelf naar voren brengt, maar enkel om seks. Daarnaast vindt de officier van justitie steun in de verklaring van de zus van aangeefster. Zij heeft bij aangeefster in de tenlastegelegde periode een gedragsverandering waargenomen. Aangeefster zat in die tijd veel op haar kamer, was teruggetrokken en erg op zichzelf. Ook verklaart de zus van aangeefster dat zij ten tijde van het gesprek bij de scouting in december 2021 nog last had van wat er was voorgevallen. Aangeefster was afgevlakt in haar emoties en heeft er nog steeds veel moeite mee. De officier van justitie stelt dat hoewel de verklaring van de vertrouwenspersoon van de scouting een de-auditu (‘van horen zeggen’) verklaring is, zij wel heeft waargenomen dat aangeefster erg emotioneel was en huilde op het moment dat ze het verhaal vertelde.
Gelet op het tijdsverloop tussen de tenlastegelegde periode en de waarnemingen door de zus en de vertrouwenspersoon van de scouting in 2021, ziet de officier van justitie beide verklaringen niet als op zichzelf staand steunbewijs, maar acht hij het in de context van het hele gebeuren relevant.
De officier van justitie vindt ook steun in het gespreksverslag van de gesprekken die binnen de scouting op 1 en 2 december 2021 hebben plaatsgevonden. Hieruit volgt dat de verdachte diverse onderdelen van de tenlastelegging bevestigt. De verdachte zegt dat het knuffelen op zomerkamp en het afspreken bij hem thuis inderdaad hebben plaatsgevonden. Ook had de verdachte weet van de kwetsbaarheid van aangeefster en haar moeilijke thuissituatie. Tegenover de verklaring van aangeefster staat de ontkennende verklaring van de verdachte. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de leeftijd in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht is geobjectiveerd hetgeen (onder andere) meebrengt dat het niet uitmaakt of het initiatief al dan niet uitging van aangeefster. Er is geen sprake van een gelijkwaardige relatie en de verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als scoutingleider.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent het tenlastegelegde feit. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de verklaring van aangeefster geen bevestiging vindt in een tweede onafhankelijke bron, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Aan de verdachte is een zedendelict tenlastegelegd. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen, namelijk degene die zich als slachtoffer ziet en degene die als dader wordt gezien. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet mag worden aangenomen op basis van één getuige. Als hetgeen de getuige verklaart niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel zal de rechter de verdachte moeten vrijspreken. Het ondersteunend bewijsmateriaal moet uit een andere bron dan de getuige afkomstig zijn en mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de getuige. De toets die de rechtbank daarmee moet aanbrengen houdt geen oordeel in over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring van aangever.
Of er voldoende steunbewijs is, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Toch zijn daarvoor wel enige aanknopingspunten in de jurisprudentie geformuleerd. Zo is het in beginsel niet voldoende dat andere personen ‘van horen zeggen’ verklaren over hetgeen de aangever tegen hen verteld heeft, omdat de bron van de verklaring dan nog steeds alleen de aangever is. In sommige gevallen kan een verklaring van een getuige, die niet ter plaatse aanwezig is geweest, echter wel als steunbewijs worden aangenomen. Dit kan als de getuigenverklaring ook een eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van aangever (vlak) nadat het strafbare feit zou zijn gepleegd.
Vrijspraak
Aangeefster heeft weliswaar gedetailleerd en consistent verklaard, maar de door haar geuite en voor de verdachte belastende feiten en omstandigheden vinden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in ander objectief bewijsmateriaal. De rechtbank kan de beschuldigingen van aangeefster daarom niet naar de eisen van de wet staven met steunbewijs.
De rechtbank acht daarvoor van belang dat hetgeen de getuigen (de zus van aangeefster en de vertrouwenspersoon van de scouting) verklaard hebben over de tenlastegelegde gedragingen uit dezelfde bron afkomstig waren, namelijk aangeefster. Weliswaar hebben deze getuigen ook verklaard over emoties op het moment van vertellen die zij hebben waargenomen bij aangeefster, maar dit betreft geen waarneming van de emotionele of fysieke toestand van aangeefster vlak nadat het strafbare feit zou zijn gepleegd.
Hoewel de chat berichten uit een andere bron dan aangeefster afkomstig zijn, kunnen deze niet als steunbewijs dienen. De belastende chat berichten in het dossier zien enkel op (een paar) data vóór en ná de tenlastegelegde periode. Uit deze chats valt niet af te leiden dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd in de tenlastegelegde periode. De rechtbank constateert dat de verdachte in zijn rol als scoutingleider de grens is overgegaan door het sturen van dergelijke chat berichten, maar deze kunnen niet als steunbewijs worden aangemerkt.
De verklaring van [naam] (vriendin van de zus van aangeefster) zou mogelijk steun hebben kunnen bieden aan de verklaring van aangeefster, echter zij is niet door de politie gehoord. De verklaring van de zus over hetgeen [naam] tegen haar heeft verklaard over het grensoverschrijdend gedrag van verdachte is gelet op bovenstaand juridisch kader onvoldoende om als steunbewijs aan te nemen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en zal hem dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde feit.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Lejeune, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 februari 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1 primair
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 5 oktober 2019 te Born, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
feit 1 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 5 oktober 2019 te Born, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- aanraken en/of betasten en/of vastpakken van en/of wrijven over de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- likken van/aan de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] laten aanraken en/of betasten en/of zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.