ECLI:NL:RBLIM:2025:1826

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
03.137821.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1991, heeft in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 april 2024 meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met een slachtoffer dat jonger was dan 16 jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 februari 2025, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, waarbij hij verwees naar de verklaringen van het slachtoffer en de bekennende verklaringen van de verdachte. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer, ter hoogte van € 2.951,75, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 april 2024.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij zijn leven goed op orde heeft. De rechtbank heeft echter ook benadrukt dat de verdachte niet oplettend genoeg is geweest met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer, wat heeft bijgedragen aan de ernst van het feit. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van minderjarigen en de noodzaak om de verdachte te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.137821.24
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1991,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 februari 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. S. Striekwold, raadsvrouw kantoorhoudende te Doetinchem. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 april 2024 meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer [slachtoffer] , zijnde jonger dan 16 jaar, waarbij deze handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Hiervoor heeft hij onder meer verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer] en de bekennende verklaringen van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Nu de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen zoals hieronder weergegeven.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer; [2]
- het proces-verbaal van verhoor verdachte; [3]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 april 2024, gemeente Roermond, meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte wordt opgelegd de straf als geëist door de officier van justitie, met dien verstande dat de taakstraf wordt gematigd tot een duur van 120 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte in een periode van krap twee maanden tweemaal seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, terwijl zij op dat moment pas 14 jaar oud was. Het slachtoffer heeft online contact gezocht met (volwassen) mannen. De verdachte is hierop ingegaan, waarna het tweemaal tot een treffen is gekomen tussen de verdachte en het slachtoffer waarbij hij – naast andere seksuele handelingen – het lichaam van het slachtoffer seksueel is binnengedrongen. Dit is strafbaar gesteld, omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij nog onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken of zelfstandig de gevolgen van seksueel contact in te schatten.
De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij niet oplettender is geweest omtrent de leeftijd van het slachtoffer. Hoewel zij online gezegd heeft dat ze meerderjarig was, waren er voor de verdachte voldoende contra-indicaties aanwezig. Zo gaf ze aan geen tot minimale seksuele ervaringen te hebben en kan uit haar foto in het dossier worden opgemaakt dat zij hoogstwaarschijnlijk geen 18 was, hoewel zij dat zei. Hier is de verdachte verder niet op ingegaan, wat de schijn wekt dat hij niet wilde weten of het slachtoffer minderjarig was of niet. De verdachte had de lichamelijke en seksuele ontwikkeling van het slachtoffer ongemoeid moeten laten, maar heeft dit niet gedaan.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij (op een enkele verkeersboete na) niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat de verdachte zijn leven praktisch goed op orde heeft. Hij heeft een vaste baan, woning, is getrouwd en is vader geworden. De verdachte is in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een behandeltraject gestart bij de forensisch psychiatrische polikliniek de Rooyse Wissel.
Conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld als voorgesteld door de reclassering, te weten een meldplicht, voortzetting van de ambulante behandeling en verplichte inzage in het social media gebruik. De bijzondere voorwaarde van het vermijden van contact met minderjarigen acht de rechtbank niet uitvoerbaar en zal deze daarom niet opleggen. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een verbod opleggen om contact op te nemen of te onderhouden met het slachtoffer
Gezien de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank de gevorderde taakstraf van 240 uur aan de hoge kant. De rechtbank zal een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 10.451,75. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
reiskosten voor ziekenhuis en politiebezoeken: € 314,75;
kosten voor het huren van een laptop: € 62,00;
kosten van de inbeslaggenomen kleding: € 75,00;
immateriële schade: €10.000,00.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering ter zake van materiële schade en toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,00.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen. Voor de immateriële schade heeft de verdediging bepleit tot vaststelling van een lager gedrag.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt over de verschillende onderdelen van de vordering als volgt.
Materiële schade
De vordering is wat betreft de reiskosten, de kosten voor het huren van de laptop en de kosten van de inbeslaggenomen kleding door de verdediging niet weersproken. Nu de vordering de rechtbank ook niet onredelijk of ongegrond voor komt, acht de rechtbank de gevorderde materiele schade toewijsbaar.
Immateriële schade
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 aanhef en onder b BW komt vergoeding van ander nadeel in aanmerking bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze.
Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Voor een geslaagd beroep dienen voldoende concrete gegevens te worden aangevoerd waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan. Bovendien kunnen de aard en ernst van de normschending reeds met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Bij de vordering van de benadeelde partij zijn geen objectieve gegevens gevoegd waaruit kan volgen dat sprake is van geestelijk letsel bij de benadeelde. Het is evenwel een feit van algemene bekendheid dat ontucht met een kind op zowel korte als lange termijn psychische schade tot gevolg heeft. Dat hiervan bij [slachtoffer] sprake is, is de rechtbank ook gebleken uit de schriftelijke onderbouwing van de schadevordering. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om niet het gehele gevorderde bedrag toe te wijzen.
Alles overwegend en gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade naar billijkheid dient te worden bepaald op € 2.500,00. Voor zover de vordering dit bedrag te boven gaat, vormt zij een onevenredige belasting van het strafgeding. In zoverre zal de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, evenals het gevorderde bedrag te verhogen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde blijft zich melden bij de Reclassering Nederland, [gegevens reclassering] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door FPP De Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
veroordeelde geeft inzage in zijn social media accounts;
veroordeelde neemt, zoekt of onderhoudt gedurende de proeftijd geen contact - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ;
  • geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 2.951,75, bestaande uit € 451,75 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 2.951,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2024, en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 39 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.V. Haring en F.N.D. Bemer, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 februari 2025.
Buiten staat
De griffiers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 april 2024,
te Swalmen, gemeente Roermond, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024064001, gesloten d.d. 4 augustus 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 211.
2.Proces-verbaal verhoor getuige van 23 april 2024, pagina’s 23 tot en met 46.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte van 22 april 2024, pagina’s 126 tot en met 135.