ECLI:NL:RBLIM:2025:1881

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
03.289400.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor bezit van verdovende middelen en vuurwapen

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 november 2022 in Vijlen, gemeente Vaals, een omgebouwd gaspistool en een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen voorhanden had. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz. Tijdens de zitting op 11 februari 2025 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, waarbij hij verwees naar proces-verbaal en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waaronder het voorhanden hebben van 57 gram cocaïne, 26 gram MDMA, 277 gram hasjiesj en 220 gram hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 208 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte werd de kans geboden om zijn leven met hulp van de reclassering een positieve wending te geven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.289400.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [stad] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 februari 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 6 november 2022 een wapen, te weten een omgebouwd gaspistool van het merk EKOL, type Special 99, kaliber 7.65 Browning, voorhanden heeft gehad;
Feit 2:op 6 november 2022 opzettelijk 57 gram cocaïne en 26 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
Feit 3:op 6 november 2022 opzettelijk 277 gram hasjiesj en 220 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten. Daartoe heeft hij verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de verdovende middelen en het wapen, het proces-verbaal waarin het wapen is beschreven, het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat het gaat om henneptoppen en hasjiesj, de NFI-rapporten waaruit blijkt dat de overige aangetroffen verdovende middelen cocaïne en MDMA betreffen en de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank zal ten aanzien van alle feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 11 februari 2025 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de feiten, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend bewezen, op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
11 februari 2025;
- het proces-verbaal beschrijving van de wapens; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2022; [3]
- de (onderzoeks)bevindingen met betrekking tot de aangetroffen
- 57 gram cocaïne; [4]
- 26 gram MDMA; [5]
- ongeveer 277 gram hasjiesj en ongeveer 220 gram hennep. [6]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 6 november 2022 te Vijlen, gemeente Vaals, een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, geschikt voor het verschieten van scherpe munitie, van het merk EKOL, type Special 99, kaliber 7.65 Browning,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 6 november 2022 te Vijlen, gemeente Vaals, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 57 gram cocaïne en ongeveer 26 gram MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
op 6 november 2022 te Vijlen, gemeente Vaals, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 277 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en ongeveer 220 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 270 dagen waarvan 208 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en daarnaast een taakstraf van 40 uren. Bij het bepalen van zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren gebracht in het reclasseringsrapport.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de eis van de officier van justitie passend en heeft bepleit om de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die in duur die van de reeds ondergane voorlopige hechtenis overstijgt. Voorts heeft de raadsman verzocht om het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft 57 gram cocaïne, 26 gram MDMA en een hoeveelheid hennep en hasjiesj aanwezig gehad. Deze verdovende middelen zijn verslavend en kunnen bij langdurig gebruik zeer schadelijk zijn voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid van met name jeugdige gebruikers. Daarnaast veroorzaken het bezit van verdovende middelen en de daarmee samenhangende handel schade en overlast voor de samenleving en gaat deze handel vaak gepaard met ernstige vormen van criminaliteit zoals bedreiging, afpersing, afrekeningen in het criminele milieu en wapenbezit. Ten slotte wordt met de handel in verdovende middelen de legale economie ondermijnd. De verdachte heeft met het bezit van een handelsvoorraad van deze middelen hieraan bijgedragen.
De verdachte heeft daarnaast een omgebouwd gaspistool, dat bovendien schietklaar was, voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Wanneer de vondst van de drugs en het wapen in onderling verband wordt bezien, ontstaat daaruit het beeld dat het hier een handelsvoorraad betrof en het wapen diende om deze desnoods met geweld te beschermen; een indruk die nog eens wordt versterkt door de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld in verdachtes auto en de twee telefoons die hij bij zich had met daarop een grote hoeveelheid berichten die gelinkt kunnen worden aan drugshandel. De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de verdovende middelen voor een ander van A naar B moest brengen. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig en in tegenspraak met de inhoud van de berichten op zijn beide telefoons.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon van de verdachte.
De reclassering heeft op 3 februari 2025 een adviesrapport over de verdachte uitgebracht. Zij zien een verdachte die zeer gering belastbaar is en snel wordt overvraagd. Na ruim twee jaar reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis kon er weinig tot stand komen. Volgens de reclassering heeft het excessief cannabisgebruik van de verdachte in belangrijke ontwikkelingsfasen nu invloed op zijn psychosociaal functioneren. Het verblijf in voorlopige hechtenis was traumatisch voor de verdachte. Tot op heden heeft hij er nog steeds last van. In dat kader is de verdachte voor onderzoek en behandeling aangemeld bij Mondriaan Forensische Zorg. De verdachte gebruikt ook nog altijd verdovende middelen, en pas sinds kort ziet hij dat ook zelf als een probleem. Op 23 januari 2025 heeft een intake plaatsgevonden bij Radix. Omdat de precieze aard en omvang van de verslavingsproblematiek en psychische gesteldheid van de verdachte in het schorsingstoezicht niet duidelijk zijn geworden, acht de reclassering het van belang dat de verdachte zijn behandeling bij Radix voortzet. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden om de nodige externe structuur te organiseren op het gebied van behandeling, begeleiding en dagbesteding. Op zitting is reclasseringswerker Schmetz als deskundige gehoord. Zij heeft verklaard dat, ook wanneer de rechtbank (in het kader van de ontnemingsmaatregel) aanneemt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen, het traject bij Radix de voorkeur verdient boven een langdurige onvoorwaardelijk gevangenisstraf.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank houdt voorts rekening met het tijdsverloop tussen de gepleegde feiten en de uiteindelijke berechting, en stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden. De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn van twee jaar is voor de verdachte aangevangen met zijn aanhouding en inverzekeringstelling op 6 november 2022, en is dus met ruim drie maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank houdt met deze overschrijding rekening in de keuze voor de op te leggen straf.
De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen. De verdachte is gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. De verdachte wordt de kans gegund om de al ingezette positieve wending aan zijn leven, met hulp van de reclassering, voort te zetten.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel in duur die van het reeds ondergane voorarrest niet overschrijdt. De proeftijd van het op te leggen voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal worden bepaald op 3 jaren, nu de verdachte is gerecidiveerd met betrekking tot de Opiumwet en niet valt uit te sluiten dat hij opnieuw zal zwichten voor de verleiding om zijn geldproblemen op te lossen met de handel in drugs. De rechtbank weegt de ernst van de (combinatie van) feiten anders dan de officier van justitie, en zal naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf een hogere taakstraf opleggen dan geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen waarvan 208 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaren passend, en zal deze dan ook aan de verdachte opleggen. Aan het voorwaardelijk deel van de straf worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Tot slot zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen van 100 uren.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.Het beslag

De verdovende middelen (nummers 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13 en 14) en het wapen en patroonhouder (nummers 5 en 16) zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot die voorwerpen de strafbare feiten zijn begaan en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De aangetroffen medicatie (nummers 9 en 15) zal aan de verdachte worden teruggegeven, nu niet is gebleken dat deze verband houdt met de bewezenverklaarde strafbare feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 270 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf groot 208 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
De veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen volgend op het vonnis bij SVG reclassering Limburg (Mondriaan) op het telefoonnummer 088-5068888. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen zoals gegeven door de reclassering;
De veroordeelde laat zich behandelen door Mondriaan Forensische Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start binnenkort. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
Beslag
  • onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen onder nummers 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 genoemde voorwerpen;
  • gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen onder nummers 9 en 15 aan de verdachte;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en
mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 februari 2025.
Buiten staat
Mr. Witteman is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij, op of omstreeks 6 november 2022 te Vijlen, gemeente Vaals, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, geschikt voor het verschieten van scherpe munitie, van het merk EKOL, type Special 99, kaliber 7.65 Browning zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 6 november 2022 te Vijlen, gemeente Vaals, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 26 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Vijlen, gemeente Vaals opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 277 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 220 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Zuid-West, basisteam Heuvelland, proces-verbaalnummer PL2300-2022173394, gesloten d.d. 1 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 232.
2.Het proces-verbaal onderzoek wapen, dossierpagina’s 150 tot en met 152.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 76 tot en met 79.
4.Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 89; het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina’s 112 tot en met 116; rapporten NFiDENT van 5 december 2022, dossierpagina’s 122 tot en met 127.
5.Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 94; het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossierpagina’s 112 tot en met 117; rapporten NFiDENT van 5 december 2022, dossierpagina’s 128 tot en met 130.
6.Kennisgevingen van inbeslagneming, dossierpagina’s 84 tot en met 87, dossierpagina’s 90 tot en met 93, dossierpagina’s 96 tot en met 103 en dossierpagina 110; het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 131 en 132.