Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[eiser 2]uit [woonplaats 1] , eisers
[naam vergunninghoudster](vergunninghoudster) en
Rechtbank Limburg
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor de bouw van een erfafscheiding. De rechtbank Limburg heeft op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De eisers, wonende aan [adres 1] te [woonplaats 2], hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die aan [naam vergunninghoudster] is verleend. De vergunning betreft een afwijking van het bestemmingsplan, specifiek met betrekking tot de bouwhoogte van de erfafscheiding. Eisers stellen dat de vergunde hoogte onduidelijk is en dat er niet voldaan wordt aan de voorwaarden voor binnenplans afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunde hoogte van de erfafscheiding 2,65 meter is, maar dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte is uitgegaan van een hoogte van 2,57 meter. Ondanks dit gebrek heeft de rechtbank geoordeeld dat dit geen aanleiding geeft voor vernietiging van het besluit, omdat partijen het erover eens zijn dat de feitelijke hoogte 2,57 meter is. De rechtbank concludeert dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft verleend, omdat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, maar verweerder is wel veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814,- en moet het griffierecht van € 184,- vergoeden.