ECLI:NL:RBLIM:2025:2106

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
11220305 \ CV EXPL 24-3614
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M.J.F. Piette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning na huurachterstand

In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit meerdere partijen, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woning die door de gedaagden werd gehuurd. De gedaagden, die ook bedrijfsruimte huurden, hadden een huurachterstand van meer dan drie maanden voor de woonruimte. De eisers stelden dat de gedaagden de huur niet volledig hadden voldaan en vroegen om ontruiming van het gehuurde. De gedaagden voerden verweer en stelden dat er gebreken aan het gehuurde waren, wat hen zou rechtvaardigen om huurprijsvermindering te vragen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden in gebreke waren gebleven met de huurbetalingen en dat hun verweer niet voldoende was om de vorderingen van de eisers te weerleggen. De rechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de gedaagden tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, inclusief proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 5 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11220305 \ CV EXPL 24-3614
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats 1] ,
4.
[eiseres sub 4],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats 3] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (gezamenlijk) of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde: mr. R.P.H.W. Haas.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] huurt van [eisers] een woning aan de [adres] in [woonplaats 3] tegen een huurprijs van € 1.000,00 per maand. Deze huurprijs is niet telkens en volledig voldaan.
2.2
Naast de woning huurt [gedaagden] ook bedrijfsruimte op de benedenverdieping van het pand, voor € 1.200,00 per maand.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen, ontruiming van het gehuurde en veroordeling tot betaling van een bedrag aan huurachterstand.
3.2.
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagden] meer dan drie maanden huurtermijnen voor de woonruimte niet betaald heeft. Het is vaste rechtspraak dat daarmee in beginsel de bevoegdheid tot het vorderen van ontbinding van de huurovereenkomst gegeven is.
[gedaagden] verweert zich tegen het gevorderde en stelt dat er gebreken aan het gehuurde kleven als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW op grond waarvan een beroep op huurprijsvermindering en verrekening wordt gedaan. Daarnaast stelt [gedaagden] dat gedurende een periode onder een onjuist betaalkenmerk de huur van de woonruimte gezamenlijk met de huur van de bedrijfsruimte is voldaan. Conclusie hiervan zou zijn dat er geen danwel een beperktere tekortkoming in de nakoming zou bestaan.
4.2.
Wat betreft de gestelde gebreken en het beroep op huurprijsvermindering overweegt de kantonrechter het volgende.
Door [eisers] is de tijdslijn en omvang van de gebreken alsmede de reden van voortduren daarvan gemotiveerd besproken. Het beeld dat daaruit naar voren komt leidt niet tot de conclusie dat er sprake zou zijn van gebreken die moeten leiden tot een huurprijsvermindering, laat staan dat dan een achterstand zou resteren die minder bedraagt dan 3 maanden. Dit verweer leidt derhalve niet tot afwijzing van het gevorderde.
4.3
Wat betreft het verweer aangaande de verrichtte betalingen volgt uit het standpunt van [gedaagden] in samenhang gelezen met het betoog van [eisers] dat er ook bij de zakelijke huur een achterstand bestaat. Betalingen met het kenmerk van de zakelijke huur zijn daarmee conform artikel 6:44 BW door [eisers] terecht in mindering gebracht op die huurverplichting. Er dient daarom uitgegaan te worden in deze zaak van de huurachterstand zoals becijferd in de dagvaarding.
4.4
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de verweren van [gedaagden] gepasseerd dienen te worden zodat het gevorderde zal worden toegewezen. [gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 137,75
- griffierecht € 706,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten × € 406,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.790,75
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte gelegen aan de [adres] in [woonplaats 3] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis voormeld perceel met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, volledig en behoorlijk te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eisers] te stellen en vervolgens ontruimd te houden;
5.3
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen € 12.569,67, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.300,00 vanaf 4 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van de huurprijs of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten, voor iedere aangevangene huurperiode, daarbij een ingegane huurperiode te rekenen voor een hele, die verschijnen ná ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf de eerste dag van de desbetreffende huurperiode tot de dag van de algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.790,75, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piette en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.