ECLI:NL:RBLIM:2025:2114
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongerechtvaardigde verrijking in huurrelatie tussen ex-partners
In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over ongerechtvaardigde verrijking. Partijen hebben samengewoond in een huurwoning, waarvan [eiseres] de enige huurder was. Na een relatiebreuk in juli 2022 heeft [eiseres] de woning verlaten, maar [gedaagde] heeft nagelaten de woning te verlaten ondanks een schriftelijke huuropzegging. Gedurende de periode van juli 2022 tot maart 2024 heeft [eiseres] alle lasten van de woning gedragen, terwijl [gedaagde] daar verbleef zonder bij te dragen aan de kosten.
Op 12 september 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] verzocht om schadevergoeding voor de geleden kosten, maar [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd en geen verweer gevoerd. In de procedure heeft [eiseres] gevorderd dat de rechtbank verklaart dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [gedaagde] en heeft hij een schadevergoeding van € 17.738,06 gevorderd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking en heeft de vordering van [eiseres] toegewezen. De schadevergoeding is vastgesteld op het gevorderde bedrag, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.