ECLI:NL:RBLIM:2025:2141

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
C/03/321553 / HA ZA 23-380
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen afgewezen wegens gerechtvaardigd vertrouwen bij schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen PACE B.V. en SABIC PETROCHEMICALS B.V. PACE vorderde betaling van facturen op grond van nakoming van een overeenkomst, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat SABIC gerechtvaardigd kon vertrouwen op de betaalinstructies van [naam 1], die als contactpersoon van PACE fungeerde. SABIC had de facturen betaald aan [naam BV 2], een vennootschap waar [naam 1] ook bij betrokken was, en de rechtbank concludeerde dat SABIC op basis van de omstandigheden en de gegeven instructies bevrijdend had betaald. PACE had niet tijdig gereclameerd over de betalingen, wat het vertrouwen van SABIC versterkte. Daarnaast werd de vordering in reconventie van SABIC, die stelde dat PACE onrechtmatig had gehandeld door een beschikking te executeren, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat PACE recht had op inzage in documenten en dat de betekening van de beschikking geen onrechtmatig handelen opleverde. De proceskosten werden toegewezen aan SABIC, die in het ongelijk was gesteld in de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/321553 / HA ZA 23-380
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
PACE B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Pace,
advocaat: mr. F.A.E. Diderich,
tegen
SABIC PETROCHEMICALS B.V.,
te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Sabic,
advocaat: mr. L.A. van Driel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 8 november 2023
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 25
- de conclusie van antwoord in reconventie en de daarbij overgelegde producties 76 en 77
- de akte overlegging aanvullende producties van Pace met producties 78 tot en met 81
- de akte overlegging aanvullende producties van Sabic met producties 26 tot en met 28
- de akte overlegging aanvullende producties van Sabic met productie 29
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 december 2024 en de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 7 oktober 2013 hebben [naam BV 1] (hierna te noemen “ [naam BV 1] ”) en [naam 1] (hierna te noemen “ [naam 1] ”) samen Pace opgericht. Bij de oprichting waren [naam BV 1] en [naam 1] gezamenlijk bestuurders van Pace en hielden zij ieder 50% van de aandelen in Pace. De door Pace gedreven onderneming richt zich op advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering.
2.2.
Enig bestuurder van [naam BV 1] is [naam bestuurder] (hierna te noemen: “ [naam bestuurder] ”).
2.3.
[naam 1] is in november 2011 een eenmanszaak genaamd [handelsnaam] (hierna te noemen “de eenmanszaak”) gestart. Bij akte van 27 maart 2014 is [naam BV 2] (hierna te noemen: “ [naam BV 2] ”) opgericht. [naam 1] heeft haar eenmanszaak en haar aandelen in Pace ingebracht in en geleverd aan [naam BV 2] . De activiteiten van de eenmanszaak en [naam BV 2] bestaan (ook) uit het leveren van diensten op het gebied van advisering.
2.4.
Sabic voert een onderneming die werkzaam is op het terrein van chemische industrie. Vanaf 2012 heeft [naam 1] in opdracht van Sabic advieswerkzaamheden verleend, aanvankelijk middels de eenmanszaak en later middels [naam BV 2] . Na oprichting van Pace zijn door Sabic (ook) adviesopdrachten verleend aan Pace.
2.5.
Daar de samenwerking tussen Pace en Sabic structurele vormen aannam, hebben Pace en Sabic op verzoek van Sabic op 29 augustus 2014 een, door Sabic gebruikelijk gehanteerde, “Master Framework Agreement for purchase of goods and services" (productie 15 van de zijde van Pace, hierna: de “Raamovereenkomst”) gesloten, waarin de voorwaarden en commerciële afspraken voor door Sabic aan Pace te verstrekken opdrachten tussen partijen zijn vastgelegd. De Raamovereenkomst is namens Pace ondertekend door [naam bestuurder] en [naam 1] .
2.6.
Sabic hanteert een standaard proces voor het verlenen van opdrachten en de facturering daarvan dat als volgt kan worden samengevat. Nadat een project bij Sabic is opgestart, zendt de potentiële opdrachtnemer een offerte (ook “Quotation” genoemd) aan Sabic, eventueel voorafgegaan door een zogenoemd projectvoorstel. De opdracht voor levering van de geoffreerde dienst komt vervolgens tot stand middels een door Sabic uitgegeven opdrachtformulier (hierna te noemen:"Purchase Order"). Aan de opdracht wordt op dat moment een Purchase Order-nummer toegekend, dat op de Purchase Order vermeld staat (hierna te noemen: "PO-nummer"). Na uitvoering van de opdracht dient de opdrachtnemer een pro-formafactuur aan Sabic te zenden met daarop het PO-nummer. Sabic accordeert deze factuur middels het toezenden van een zogeheten Service-Entry Sheet-nummer (hierna: "SES-nummer"). Tot slot zendt de opdrachtnemer de eindfactuur, met daarop het PO-nummer en het daarmee corresponderende en unieke SES-nummer aan Sabic. Enkel facturen met een SES-nummer worden door Sabic goedgekeurd en betaald.
2.7.
De Raamovereenkomst tussen Pace en Sabic is in 2015 uitgebreid, in die zin dat deze ook ging gelden voor wereldwijde activiteiten.
2.8. Voor een bedrag van € 692.778,24 inclusief btw heeft Pace projectvoorstellen aan Sabic gedaan, waarvoor Sabic opdrachten aan Pace heeft verstrekt. Daaraan zijn PO-nummers toegekend. Pace heeft daarvoor pro-formafacturen aan Sabic gezonden, waaraan Sabic SES-nummers heeft toegekend. [naam BV 2] heeft aan de hand van de toegekende SES-nummers aan Sabic om uitbetaling van de facturen aan haar verzocht. Sabic is daartoe overgegaan. Betaling vond plaats aan [naam BV 2] .
2.9.
Voor een bedrag van € 722.370,00 inclusief btw heeft Pace projectvoorstellen aan Sabic gedaan, waarna [naam BV 2] een offerte uitbracht en Sabic vervolgens aan de hand daarvan opdrachten aan [naam BV 2] heeft verstrekt. De vervolgens daarvoor opgestelde facturen zijn, conform het standaard proces, aan [naam BV 2] betaald.
2.10.
[naam 1] heeft op 30 november 2020 ontslag genomen als bestuurder van Pace. [naam BV 2] heeft per 21 december 2020 haar aandelen in Pace overgedragen aan Pace. [naam BV 1] is sinds 1 december 2020 enig bestuurder en sinds 21 december 2020 ook enig aandeelhouder van Pace.
2.11.
Bij brief van 22 maart 2021 (productie 73 van Pace) is door Pace aan Sabic medegedeeld dat haar uit recent onderzoek is gebleken dat
  • Sabic gedurende een lange periode niet aan al haar (betalings-) verplichtingen jegens Pace heeft voldaan;
  • dat met betrekking tot bepaalde aan Pace verstrekte opdrachten betalingen zijn gedaan aan [naam 1] , althans aan haar persoonlijke holding [naam BV 2] en
  • dat in de uitvoering van de Raamovereenkomst is afgeweken van het standaardfactureringsproces.
Onder verwijzing naar deze stellingen verzoekt Pace aan Sabic om het ter beschikking stellen van, in de brief nader geduide, informatie teneinde
‘de exacte gang van zaken te kunnen nagaan, de daarbij betrokken actoren te kunnen onderscheiden, de omvang van de claim en de aansprakelijk te stellen partijen te kunnen vaststellen.’
2.12.
Namens Sabic is per e-mail van 12 april 2021 (productie 73 van Pace) afwijzend gereageerd op het verzoek van Pace en daarbij is het standpunt ingenomen dat Sabic volledig heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de Raamovereenkomst.
2.13.
Bij verzoekschrift van 17 augustus 2021 heeft Pace jegens Sabic inzage van bescheiden ingevolge artikel 843a Rv en het gelasten van een getuigenverhoor verzocht. De rechtbank heeft in die procedure bij beschikking van 14 januari 2022 de verzoeken toegewezen. Pace heeft deze beschikking op 24 januari 2022 aan Sabic laten betekenen. Op 16 maart 2022 heeft Sabic aan Pace bescheiden (ter inzage) verstrekt. In hoger beroep is door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 1 december 2022 uitspraak gedaan. Daarbij is Sabic niet ontvankelijk verklaard in het beroep voor zover gericht tegen de toewijzing van het getuigenverhoor en is de beschikking ten aanzien van de inzageverzoeken vernietigd en gedeeltelijk opnieuw toegewezen, onder instandhouding van de opgelegde dwangsommen. Over de proceskosten heeft het gerechtshof het volgende overwogen:
‘Ingevolge artikel 237 lid 1 Rv wordt de partij die in de eventueel te volgen bodemzaak in het ongelijk zal worden gesteld, in de kosten veroordeeld. Onder deze kosten kunnen worden begrepen de kosten van een voorlopig getuigenverhoor, waaronder vallen de kosten van het daartoe ingediende verzoekschrift, het eventuele verschijnen bij de mondelinge behandeling, het mogelijk verschuldigde griffierecht, het horen van de getuige(n) en de getuigentaxen. Het hof zal in deze uitspraak geen beslissing omtrent de proceskosten nemen, voor zover betrekking hebben op het getuigenverhoor deel. Hetzelfde geldt voor de kosten vanwege het inzageverzoek.’
2.14.
Na het arrest van het hof heeft het voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden.
2.15.
Bij brief van 19 mei 2022 heeft Pace Sabic gesommeerd om – kort gezegd – aan Pace te betalen het bedrag ter hoogte van de facturen die Sabic aan [naam BV 2] heeft betaald zoals vermeld in 2.8. en 2.9. Sabic heeft deze aanspraak afgewezen bij e-mail van 2 september 2022.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vorderingen van Pace zijn volledig weergegeven in het vonnis in incident. Kort samengevat vordert zij van Sabic betaling van de in 2.8. en 2.9, vermelde bedragen, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.
Sabic voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Sabic vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Pace onrechtmatig de beschikking van de rechtbank van 14 januari 2022 heeft geëxecuteerd en Pace te veroordelen in de proceskosten zoals bepaald door het gerechtshof 's-Hertogenbosch in haar beschikking van 1 december 2022, alsmede veroordeling van Pace in de proceskosten van de onderhavige procedure.
3.5.
Pace voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In haar vordering onderscheidt Pace twee categorieën, aangeduid als categorie A en categorie B.
4.1.1.
Categorie A betreft de vordering tot betaling van het bedrag in hoofdsom van € 692.778,24 inclusief btw, hiervoor weergegeven onder 2.8.
4.1.2.
Categorie B betreft de vordering tot betaling van het bedrag in hoofdsom van € 722.370,00 inclusief btw, hiervoor weergegeven onder 2.9.
4.2.
Pace stelt ten aanzien van beide categorieën dat Sabic op grond van nakoming van een overeenkomst gehouden was het gevorderde bedrag aan haar te betalen terwijl dat niet is gebeurd. Ten aanzien van categorie B voert Pace subsidiair aan dat Sabic op grond van een jegens Pace gepleegde onrechtmatige daad gehouden is een schadevergoeding te betalen ter hoogte van het aan [naam BV 2] betaalde bedrag.
Categorie A
4.3.
Categorie A heeft betrekking op de in 2.8. vermelde opdrachten aan Pace die tot een betalingsverplichting van Sabic aan Pace hebben geleid. Tussen partijen staat vast dat Pace niet is betaald voor haar werkzaamheden. De vraag die thans dient te worden beantwoord is of Pace alsnog recht heeft op betaling.
4.4.
Sabic doet primair een beroep op artikel 6:34, eerste lid BW. Zij stelt zich op het standpunt dat zij steeds tijdig heeft betaald op het door [naam 1] aangegeven rekeningnummer en er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij op deze manier bevrijdend betaalde aan Pace. Er was voor haar geen aanleiding om te veronderstellen dat zij niet mocht vertrouwen op de door [naam 1] gegeven betaalinstructies.
4.5.
Niet in geschil is dat [naam 1] de contactpersoon van Pace voor Sabic was. In de praktijk onderhield [naam 1] de contacten met Sabic over de verstrekte opdrachten, zo blijkt uit de stellingen van partijen en de door hen overgelegde stukken, waaronder Exhibit A bij de Raamovereenkomst. Zij heeft zich, zonder dat daar voor Sabic kenbaar op is gereclameerd, als managing director gepresenteerd naar Sabic toe. Sabic heeft de haar toegezonden facturen betaald conform de instructies van [naam 1] . Tot de brief van 22 maart 2021 (zie 2.11.) heeft Pace niet aangegeven dat dit niet juist was. Dit terwijl van de zijde van Sabic hierover wel vragen gesteld zijn. Als productie 78 is door Pace een e-mail overgelegd d.d. 11 februari 2016 van dhr. [naam 2] , operational purchaser bij Sabic, gericht aan [naam bestuurder] . [naam 2] schrijft daarin het volgende:

Naar aanleiding van ons gesprek van zojuist doe ik u als afgesproken de factuur die wij hebben ontvangen van de firma [naam BV 2] aan toe komen.We hebben echter een order geplaatst bij het firma Pace. Graag zou ik u bij deze vragen om na te kijken of dit juist is. Omdat de betaal gegevens op de quotation waarop we de order hebben gebaseerd ook niet overeen komen met de betalingsgegevens van de factuur.
Graag ontvang ik via deze mail meer informatie hierover en bevestiging dat het factuur betaald kan worden.”
[naam bestuurder] heeft hier op geantwoord:
“Dank voor de mail. Ik kijk er morgen naar en kom bij u terug.”
Door Sabic is als productie 29 de e-mail overgelegd die zij vervolgens van [naam bestuurder] op 15 februari 2016 ontving. Hierin schrijft [naam bestuurder] :

Ik heb zojuist met mijn collega [naam 1] besproken, zij is eigenaar van [naam BV 2] en [naam BV 2] is aandeelhouder van PACE. Hier ligt het probleem. [naam 1] zal met haar accountant overleggen en direct bij u terugkomen.”
Uit de inhoud van het bericht van 15 februari 2016 mocht Sabic afleiden dat [naam bestuurder] het klaarblijkelijk aan [naam 1] overliet om op te helderen aan welke partij de factuur betaald moest worden. Zij heeft daar dus ook het vertrouwen aan mogen ontlenen dat zij de van [naam BV 2] ontvangen factuur mocht betalen conform de daarbij door [naam 1] gegeven instructie. Dat daarna door Sabic aan Pace nieuwe opdrachten gegeven werden en Pace deze opdrachten aanvaardde zonder een opmerking te maken over de (niet-)betaling van facturen ter zake van eerdere opdrachten, maakt dat Sabic terecht aanvoert dat zij daardoor in dat vertrouwen werd gesterkt.
4.6.
Daarnaast heeft Sabic in het factureringsproces (zie 2.6.) de maatregel ingebouwd dat alleen de facturen worden uitbetaald die zijn voorzien van een SES-nummer dat correspondeert met het PO-nummer. Daardoor wordt het risico op foutieve betalingen verkleind en hoefde Sabic er niet op bedacht te zijn dat degene die aldus betaling claimt dat onterecht doet. Bovendien is relevant dat Sabic een grote onderneming is waarbinnen veel betalingsverkeer plaatsvindt; van Sabic kan niet verwacht worden dat zij, naast de hiervoor genoemde door haar al getroffen maatregelen, nog meer stappen onderneemt.
4.7.
Gezien de omvang van het (totaal)bedrag waarvan betaling aan [naam BV 2] en niet aan Pace plaatsvond en het feit dat Pace daar niet op reclameerde, heeft Sabic er ook om die reden in redelijkheid op mogen vertrouwen dat het in orde was en zij bevrijdend aan [naam BV 2] had betaald. Dit zeker nadat [naam bestuurder] , die de administratie deed, op de factuur ten name van [naam BV 2] was gewezen en desondanks geen bezwaar maakte tegen deze gang van zaken.
4.8.
Onder verwijzing naar de onder 4.5. tot en met 4.7. gegeven oordelen, concludeert de rechtbank dat het beroep van Sabic op artikel 6:34 lid 1 BW slaagt. Dit betekent dat de vordering van Pace met betrekking tot categorie A dient te worden afgewezen.
Categorie B
4.9.
Categorie B heeft betrekking op de in 2.9. vermelde opdrachten.
4.10.
De primaire stelling van Pace is dat ook de opdrachten behorend bij categorie B hebben geleid tot een aanspraak van Pace op Sabic op grond van nakoming van een overeenkomst tussen partijen. Pace voert daartoe aan dat de opdrachten feitelijk opdrachten aan haar waren en zij om die reden op grond van nakoming van de Raamovereenkomst betaling kan vorderen van Sabic.
4.11.
Sabic stelt zich op het standpunt dat zij voor deze opdrachten geen overeenkomst met Pace heeft gesloten en dat Pace daardoor geen nakomingsvordering heeft (gehad). Sabic heeft voor deze opdrachten een overeenkomst gesloten met [naam BV 2] , op grond waarvan die opdrachten werden uitgevoerd, aldus Sabic. Zodra de opdracht was afgerond ontving Sabic dan ook een factuur van [naam BV 2] die vervolgens door Sabic moest worden en werd voldaan. Sabic betwist dat Pace de werkzaamheden heeft uitgevoerd, althans dat dit voor haar niet kenbaar was. Voor zover Pace wel werkzaamheden heeft uitgevoerd, is dat kennelijk als onderopdrachtnemer van [naam BV 2] geschied, aldus Sabic.
4.12.
Gezien het hiervoor weergegeven verweer van Sabic had van Pace meer onderbouwing mogen worden verwacht van haar stelling dat zij contractpartij is ten aanzien van deze categorie opdrachten en niet [naam BV 2] , ondanks dat:
- de offertes zijn uitgebracht door [naam BV 2] ,
- Sabic opdracht heeft gegeven aan [naam BV 2] (een PO-nummer heeft toegekend),
- de pro-forma facturen en definitieve facturen (met SES-nummer) afkomstig waren van [naam BV 2] .
Het uitbrengen van een projectvoorstel door Pace is, gegeven deze vaststellingen, niet voldoende om te kunnen concluderen dat desalniettemin een overeenkomst tussen Pace en Sabic tot stand is gekomen. Dat is niet anders als zou blijken dat Pace de opdrachten geheel of gedeeltelijk heeft uitgevoerd. Het uitvoeren van werkzaamheden door Pace leidt immers op zichzelf niet tot het tot stand komen van een overeenkomst met haar, zeker niet nadat via het standaardproces van opdrachtverlening de opdracht is verleend aan [naam BV 2] . De verwijzing naar de Raamovereenkomst kan niet dienen ter onderbouwing van de stellingen van Pace omdat gesteld noch gebleken is dat bepalingen in de Raamovereenkomst leiden tot het verstrekken van opdrachten en/of tot betalingsverplichtingen.
4.13.
Subsidiair stelt Pace dat Sabic onrechtmatig jegens Pace heeft gehandeld. Zij voert daartoe aan dat Sabic had moeten bedenken dat [naam 1] , als medebestuurder en indirect houder van 50% van de aandelen van Pace, niet bevoegd was om opdrachten van Sabic aan Pace af te vangen, medewerkers en resources van Pace daarvoor in te zetten en omzetten niet in Pace (maar in [naam BV 2] ) terecht te laten komen. Sabic heeft volgens Pace niettemin meegewerkt aan malversaties en het toe-eigenen van de corporate opportunity door [naam BV 2] / [naam 1] , althans heeft dat niet belet en/of Pace geïnformeerd. Daarmee heeft Sabic in strijd gehandeld met de vereiste maatschappelijk betamende zorgvuldigheid die Pace van haar mocht verwachten, aldus Pace.
4.14.
Het is echter niet primair de taak van Sabic om Pace te beschermen tegen haar eigen bestuurder. Die verantwoordelijkheid ligt bij Pace of haar medebestuurder. Het feit dat – zoals tussen partijen vaststaat – er op momenten bij werknemers van Sabic twijfels zijn geweest over de gang van zaken en vanuit Sabic vragen zijn gesteld, maakt dit - zonder verdere toelichting, die ontbreekt - niet anders. Dit zeker gezien de reactie die op de hierboven aangehaalde e-mail d.d. 11 februari 2016 is gekomen van [naam bestuurder] , waarin hij in feite aan Sabic heeft gecommuniceerd dat hij het aan [naam 1] overlaat (zie 4.5). De rechtbank komt zodoende tot het oordeel dat er geen sprake is van een door Sabic geschonden norm waaruit onrechtmatig handelen van Sabic voortvloeit.
4.15.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal ook de vordering van Pace met betrekking tot categorie B worden afgewezen.
De proceskosten
4.16.
Pace is in de onderhavige procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van deze procedure vergoeden. De component salaris advocaat wordt begroot aan de hand van twee punten liquidatietarief in de bodemprocedure en een half punt liquidatietarief voor het bijwonen van het voorlopig getuigenverhoor. De proceskosten van Sabic worden begroot op:
- griffierecht
7.852,00
- salaris advocaat
10.892,50
(2,5 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
18.922,50
4.17.
De getuigentaxe blijft voor rekening van Pace. Deze is begroot op € 15,20 en reeds door Pace voldaan. De kosten van de proceshandelingen die zijn verricht in de verzoekschriftprocedure bij de rechtbank en het gerechtshof zullen worden gecompenseerd, nu beide partijen in die procedures deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld. Er bestaat geen aanleiding voor een aanvullende proceskostenveroordeling.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.19.
Sabic vordert een verklaring voor recht dat Pace onrechtmatig heeft geëxecuteerd.
Deze verklaring ziet op de executie door Pace van het bij beschikking van de rechtbank van 14 januari 2022 toegewezen verzoek van Pace om ingevolge artikel 843a Rv inzage te krijgen in door Sabic over te leggen bescheiden.
4.20.
Pace mocht op grond van de beschikking van de rechtbank de daarbij toegewezen inzage van Sabic vorderen en dat is ook na het hoger beroep deels zo gebleven. Het feit dat Pace geen afstand heeft gedaan van hetgeen zij op grond van de beschikking van de rechtbank mocht doen, acht de rechtbank niet onrechtmatig. Bovendien heeft de gestelde executie in deze zaak slechts plaatsvonden door betekening van de beschikking van de rechtbank, conform de instructie van de rechtbank binnen 14 dagen na 14 januari 2022. Het laten betekenen van een beschikking conform de instructie van de rechtbank levert geen onrechtmatig handelen op en leidt evenmin tot schade. In het tweede deel van de vordering wordt weliswaar gevorderd Pace te veroordelen in de proceskosten zoals bepaald door het gerechtshof 's-Hertogenbosch in haar beschikking van 1 december 2022, maar deze vordering heeft geen zelfstandige betekenis. De rechtbank is immers ambtshalve gehouden om daarop te beslissen en heeft dat in conventie ook gedaan. Van andere schadelijke gevolgen van de executie van de beschikking is de rechtbank niet gebleken.
De vordering in reconventie wordt daarom afgewezen.
4.21.
Sabic is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in reconventie betalen. De proceskosten van Pace worden begroot op:
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.406,00
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Pace af,
5.2.
veroordeelt Pace in de proceskosten van € 18.922,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Pace niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Pace tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van Sabic af,
5.5.
veroordeelt Sabic in de proceskosten van € 1.406,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Sabic niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.,
5.6.
veroordeelt Sabic tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, mr. M. Driever en mr. A. van der Kruk en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
EvdS