ECLI:NL:RBLIM:2025:2189

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
ROE 23/1953
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen woningsluiting op grond van de Opiumwet niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Engwegen, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Echt-Susteren, dat betrekking heeft op de sluiting van hun woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De rechtbank heeft het beroep behandeld, waarbij de eisers niet aanwezig waren, maar hun gemachtigde wel. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Dit houdt in dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld en dat het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten, in stand blijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen procesbelang meer hebben, aangezien de sluiting van de woning al was geëffectueerd en eisers niet meer in de woning wonen. Bovendien hebben eisers niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, hoewel eisers mogelijk schade hebben geleden door de sluiting, zij niet hebben aangetoond dat deze schade daadwerkelijk is ontstaan of dat zij nog procesbelang hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het griffierecht niet wordt teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. G. Leijten, in aanwezigheid van griffier M.M.P. van Diepen, en een afschrift is op 11 maart 2025 aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1953
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. R. Engwegen),
en

de Burgemeester van de gemeente Echt-Susteren

(gemachtigde: mr. R.M.M. Engelen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van de burgemeester om de (huur)woning van eisers in [woonplaats] (de woning) te sluiten en voor zes maanden gesloten te houden.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de burgemeester. Eisers waren niet aanwezig.
1.2.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eisers niet inhoudelijk beoordeelt en dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning in stand blijft. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgen eisers het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ook geen aanleiding.
3. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Motivering van de uitspraak

4. De sluiting van de woning is reeds geëffectueerd. Ter zitting is de rechtbank verder gebleken dat eisers niet meer in de woning wonen. De rechtbank ziet zich daardoor ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers nog procesbelang hebben.
4.1.
Eisers hebben in beginsel alleen procesbelang als zij het resultaat dat zij met het instellen van beroep nastreven, daadwerkelijk kunnen bereiken en het realiseren van dat resultaat voor eisers feitelijk betekenis kan hebben. Als dat belang is vervallen, hoeft de bestuursrechter geen uitspraak te doen alleen wegens de principiële betekenis daarvan.
5. Ter zitting is namens eisers gesteld dat zij schade hebben geleden door de woningsluiting.
5.1.
De rechtbank overweegt daarover dat het verkrijgen van een vergoeding voor door de voorliggende besluitvorming geleden schade een procesbelang kan opleveren. Dan moet de gestelde schade, en dat die schade is geleden als gevolg van het bestreden besluit, wel tot op zekere hoogte aannemelijk worden gemaakt. Daarvan is in dit geval geen sprake. Weliswaar heeft de woningcorporatie waarvan eisers de woning verhuurde een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst aangekondigd, maar niet is gebleken of de woningcorporatie daartoe ook is overgegaan en om welke reden. Ook is gesteld noch gebleken dat de woningcorporatie in dat kader kosten aan eisers in rekening heeft gebracht. Verder is naar voren gebracht dat eisers mogelijk gedurende de sluiting dubbelen huurlasten hebben gehad. Maar er is gesteld noch onderbouwd waar eisers hebben verbleven tijdens de sluiting en of zij tijdens die sluiting dubbele huur hebben betaald. Van enige schade is de rechtbank dus niet gebleken.
6. Voor zover eisers willen weten of het bestreden besluit rechtmatig of onrechtmatig is, verzoeken eisers daarmee in feite om een principiële uitspraak van de rechtbank. Dat levert geen procesbelang op.
7. De rechtbank komt tot de conclusie dat eisers geen procesbelang hebben. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025 door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier.
griffier
rechter
de rechter is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 11 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.