ECLI:NL:RBLIM:2025:234

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
ROE 24/2364
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake studiefinanciering en terugbetaling ov-boete

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 17 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 beoordeeld. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op 4 december 2023 de aanvraag van eiseres voor studiefinanciering voor september 2023 afgewezen. Na bezwaar bleef deze afwijzing in stand, maar op 1 mei 2024 werd eiseres alsnog studiefinanciering toegekend. Eiseres had eerder aangegeven bereid te zijn haar beroep in te trekken als de minister de aan haar opgelegde ov-boete van € 81,40 terugbetaalde. De rechtbank ontving op 23 september 2024 bericht dat deze nabetaling had plaatsgevonden, inclusief de terugbetaling van de ov-boete.

De rechtbank heeft eiseres gevraagd om te bevestigen of zij haar beroep wilde handhaven, maar hierop kwam geen reactie. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft, aangezien haar verzoek is ingewilligd en zij geen verdere actie heeft ondernomen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op basis van het ontbreken van procesbelang. Tevens wordt de minister opgedragen het griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden, wat de minister in een eerdere brief ook had toegezegd. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2364

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
1.1.
Met een besluit van 4 december 2023 heeft de minister de aanvraag van eiseres voor studiefinanciering voor de maand september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van
20 februari 2024 heeft de minister in bezwaar het besluit van 4 december 2023 gehandhaafd.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Met een besluit van 1 mei 2024 heeft de minister eiseres (alsnog) studiefinanciering toegekend voor de maand september 2023.
1.4.
Met een brief van 21 augustus 2024 heeft de rechtbank eiseres gevraagd om binnen twee weken te laten weten of zij het wel of niet eens is met dit besluit.
1.5.
Met een brief van 5 september 2024 heeft eiseres de rechtbank geïnformeerd dat de minister haar met een besluit van 10 januari 2024 een ov-boete (€ 81,40) heeft opgelegd, omdat zij in september 2023 had gereisd met haar studentenreisproduct terwijl zij daar in die periode geen recht op had. Eiseres heeft in de brief verklaard bereid te zijn het beroep in te trekken als de minister de (reeds betaalde) ov-boete terugbetaald.
1.6.
Met een brief van 23 september 2024 heeft de minister de rechtbank geïnformeerd
dat in mei 2024 aan eiseres een nabetaling heeft plaatsgevonden van de toekenning van de studiefinanciering over september 2023, inclusief het bedrag van de (reeds betaalde) ov-boete (€ 81,40).
1.7.
Met een brief van 31 oktober 2024 heeft de rechtbank eiseres gevraagd om binnen twee weken te laten weten of zij haar beroep wil handhaven. Hierop is geen reactie gekomen.
1.8.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordeling
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve allereerst voor de vraag gesteld of eiseres nog voldoende (proces)belang heeft met haar beroep.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Reden daarvoor is dat met het besluit van 1 mei 2024 alsnog aan eiseres studiefinanciering is toegekend voor de maand september 2023, en daarmee is zij het eens. Bovendien is – zoals eiseres verder nog wenste – bij de nabetaling daarvan (in mei 2024) de reeds door eiseres betaalde ov-boete van € 81,40 terugbetaald. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank volledig tegemoetgekomen aan het beroep en de wensen van eiseres. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog een (proces)belang heeft met dit beroep. Eiseres heeft ook niet meer gereageerd op de brief van 31 oktober 2024 en dus niet te kennen gegeven dat zij nog wel een (proces)belang heeft met haar beroep. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
4. De rechtbank ziet in het feit dat eiseres beroep heeft moeten instellen aanleiding om te bepalen dat de minister het griffierecht aan eiseres dient te vergoeden. [1] Dat heeft de minister in feite ook toegezegd in de brief van 22 april 2024

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 januari 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:74, tweede lid, van de Awb verleent de rechtbank de bevoegdheid dit te doen.