ECLI:NL:RBLIM:2025:2342

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11478621 / CV EXPL 25-308
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte wegens aangetroffen illegaal vuurwerk

In deze zaak vordert Stichting Weller Wonen ontruiming van een woning die zij verhuurt aan een gedaagde partij, omdat er illegaal vuurwerk in de woning is aangetroffen. De politie heeft op 14 november 2024 een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk in beslag genomen, dat toebehoorde aan de minderjarige zoon van de gedaagde. Weller stelt dat de gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen door overlast te veroorzaken en het gehuurde te gebruiken als opslagplaats voor gevaarlijk vuurwerk. Weller voert aan dat het risico van ontploffing van het vuurwerk een spoedeisend belang vormt voor de ontruiming, omdat dit ernstige gevolgen kan hebben voor de gedaagde, haar kinderen en de omwonenden. De gedaagde betwist echter dat er nog sprake is van een spoedeisend belang, nu het vuurwerk in beslag is genomen en zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. De kantonrechter oordeelt dat Weller onvoldoende heeft aangetoond dat er nog een spoedeisend belang is bij de ontruiming, en wijst de vorderingen van Weller af. Weller wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de gedaagde betalen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11478621 \ CV EXPL 25-308
Vonnis in kort geding van 24 februari 2025
in de zaak van
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Weller,
gemachtigde: mr. L. Pustjens,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B.H.S. Brinkman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties 1 tot en met 3 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 10 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
Weller verhuurt aan [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2.2.
In de huurovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Artikel 2.2: Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
“Artikel 2.5: Eveneens is het huurder of in het gehuurde aanwezige derden niet toegestaan in of vanuit het gehuurde strafbare feiten te plegen.”
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimte van 20 maart 2017 van toepassing verklaard. Daarin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Artikel 14.4: Huurder zal bij het gebruik van het gebouw (…) geen hinder of overlast veroorzaken. Huurder zal er voor zorgdragen dat vanwege hem aanwezige derden of dieren dit evenmin doen.”
“Artikel 14.6: Huurder zal zich gedragen en het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
2.4.
Op 14 november 2024 heeft de politie vuurwerk aangetroffen in het gehuurde, bestaande uit 37x Cobra-6, 1x Cobra-8, 2x Sharks, 80x nitrate, 3x Kreta thunder en 1x Shell 3 inch. Het vuurwerk was van de minderjarige zoon van [gedaagde] en is door de politie in beslag genomen.

3.Het geschil

3.1.
Weller vordert samengevat - ontruiming van de woning aan de [adres] te [woonplaats] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Weller legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door (middel van haar honden) stank- en geluidsoverlast te veroorzaken en door het gehuurde te laten gebruiken als opslagplaats voor een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk. Weller stelt dat [gedaagde] , door het vuurwerk in huis te hebben, heeft toegestaan dat zeer ernstige, onaanvaardbare risico’s in het leven zijn geroepen omdat het vuurwerk had kunnen ontploffen. Met een dergelijke ontploffing zouden het gehuurde en de aangrenzende woningen van de aardbodem zijn weggeveegd. Ook zou dit hebben geleid tot zwaar letsel of de dood van [gedaagde] , haar zonen en de bewoners van de aangrenzende woningen. Daarnaast stelt Weller dat omwonenden zich onveilig voelen en dat zij ook een verplichting jegens haar andere huurders heeft om hen rustig woongenot te leveren.
3.3.
Ten aanzien van het spoedeisend belang voert Weller aan dat dit erin is gelegen om [gedaagde] , haar huishouden en de omwonenden te vrijwaren van risico’s op ontploffing met ernstig gevaar voor beschadiging van het gehuurde en de naastgelegen woningen, evenals zwaar letsel of de dood van [gedaagde] , haar zonen en de bewoners van de aangrenzende woningen tot gevolg. Ook draagt een spoedige ontruiming bij aan een signaal richting andere huurders en derden dat Weller daadkrachtig optreedt tegen dergelijke risicovolle, illegale activiteiten.
3.4.
[gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde ontruiming en concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen van Weller en subsidiair, voor het geval de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen, verzoekt [gedaagde] om een ontruimingstermijn te hanteren van zes maanden.
3.5.
[gedaagde] betwist dat er nog sprake is van enige overlast omdat zij na de klacht van mei 2024 niets meer heeft vernomen van Weller over klachten van omwonenden. Met betrekking tot het vuurwerk stelt [gedaagde] dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid daarvan, dat zij daar geen toestemming voor heeft gegeven en dat haar oudste zoon dit zonder haar medeweten heeft verstopt. Verder betwist zij de door Weller aangevoerde risico’s dat bij een ontploffing het gehuurde en de aangrenzende woning van de aardbodem zouden zijn verdwenen. Tot slot voert [gedaagde] aan dat zij en haar twee minderjarige zonen hulpverlening hebben geaccepteerd, dat haar oudste zoon zich houdt aan de voorwaarden van de schorsing van de voorlopige hechtenis en dat er geen vervangende woonruimte aanwezig is.
3.6.
Met betrekking tot het spoedeisend belang betwist [gedaagde] dat Weller voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij nog een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van het gehuurde, omdat het vuurwerk door de politie in beslag is genomen, de hulpverlening door [gedaagde] en haar zonen wordt geaccepteerd en er strenge voorwaarden voor haar oudste zoon gelden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het leven van de bewoner van de betreffende woonruimte. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet dan ook de nodige terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.2.
Eerst moet de kantonrechter beoordelen of Weller ten tijde van dit vonnis bij de gevorderde ontruiming een spoedeisend belang heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening is geboden en de uitkomst van een eventuele bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.3.
Weller vordert ontruiming van het gehuurde op de grond dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door overlast te veroorzaken en een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk in het gehuurde te hebben gehouden. Het spoedeisend belang is volgens Weller gelegen in het risico dat het vuurwerk zou kunnen ontploffen. [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat dit risico op zichzelf achterhaald is, nu er geen gevaar meer is voor ontploffing omdat de politie het vuurwerk in beslag heeft genomen. Verder is onduidelijk gebleven wat de ernst en omvang is van het aangetroffen vuurwerk. Weller heeft enkel aangegeven dat de aangetroffen hoeveelheid genoeg zou zijn om het gehuurde en de aangrenzende woningen van de aardbodem te doen verdwijnen. Deze stelling is door [gedaagde] op de mondelinge behandeling betwist. Weller heeft verder niet aangegeven hoeveel kilo springstof het aangetroffen vuurwerk bevat en wat daarvan specifiek de gevolgen kunnen zijn. Evenmin heeft zij haar stellingen verder onderbouwd met bijvoorbeeld een rapport waaruit zulks blijkt. De kantonrechter is van oordeel dat Weller daarmee onvoldoende heeft uitgelegd waarom zij nu nog een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van het gehuurde en waarom de uitkomst van een eventuele bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de vorderingen van Weller afwijzen.
4.5.
Weller wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Weller af,
5.2.
veroordeelt Weller in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025.
VC