ECLI:NL:RBLIM:2025:2379

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
ROE 23 / 2301
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake uitwonendenbeurs en terugvordering studiefinanciering

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, waarin zijn recht op een uitwonendenbeurs werd herzien en een boete werd opgelegd. De minister had op 5 juli 2022 besloten om € 1.783,58 aan te veel ontvangen studiefinanciering terug te vorderen en op 3 augustus 2022 een boete van € 891,79 opgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Echter, op 17 december 2024 heeft de minister het bestreden besluit herzien en alsnog een uitwonendenbeurs toegekend, waardoor de boete verviel en het griffierecht werd vergoed.

De rechtbank heeft eiser gevraagd om te bevestigen of hij zijn beroep wilde handhaven, maar er kwam geen reactie. Eiser heeft meerdere keren de kans gekregen om aanvullende gronden in te dienen, maar ook hierop werd niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien zijn verzoek is ingewilligd. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, maar draagt de minister wel op het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Inleiding

1. De minister heeft met twee besluiten van 5 juli 2022 eisers recht op een uitwonendenbeurs over de periode november 2021 tot en met juni 2022 herzien en
€ 1.783,58 aan te veel ontvangen studiefinanciering teruggevorderd. Met een besluit van
3 augustus 2022 heeft de minister aan eiser een boete opgelegd van € 891,79.
1.1.
Met het besluit van 9 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft de minister eisers bezwaar tegen de besluiten van 5 juli 2022 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2022 niet-ontvankelijk.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Met een besluit van 17 december 2024 heeft de minister het bestreden besluit herzien en eiser alsnog een uitwonendenbeurs toegekend over de periode november 2021 tot en met juni 2022 en de boete van € 891,79 laten vervallen. Daarnaast vergoedt de minister ook het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-.
1.5.
Met een brief van 13 januari 2025 heeft de rechtbank eiser gevraagd om binnen twee weken te laten weten of hij zijn beroep wil handhaven. Hierop is geen reactie gekomen.
1.6.
Met een brief van 30 januari 2025 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om tegen het nieuwe besluit van 17 december 2024 aanvullende gronden in te dienen. Hierop is geen reactie ontvangen.
1.7.
Met een brief van 13 februari 2025 heeft de rechtbank eiser (nogmaals) gevraagd om binnen twee weken te laten weten of hij zijn beroep wil handhaven of tegen het nieuwe besluit van 17 december 2024 aanvullende gronden wil indienen. Hierop is wederom geen reactie ontvangen. De aangetekende brief is retour ontvangen, omdat deze niet is afgehaald.
1.8.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Reden daarvoor is dat met het besluit van 17 december 2024 alsnog aan eiser een uitwonendenbeurs is toegekend over de periode november 2021 tot en met juni 2022 en de boete van € 891,79 is komen te vervallen. Ook vergoedt de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank volledig tegemoetgekomen aan het beroep van eiser. De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een (proces)belang heeft met dit beroep. Eiser heeft ook niet gereageerd op de brieven (die zijn verzonden naar het adres dat eiser heeft opgegeven in zijn beroepschrift) van
13 en 30 januari 2025 en 13 februari 2025 (waarin ook nog is gerefereerd aan een telefoongesprek dat hierover met eiser is gevoerd op 4 februari 2025). Hij heeft dus niet te kennen gegeven dat hij wel nog een (proces)belang heeft met zijn beroep, terwijl hij daartoe meerdere malen in de gelegenheid is gesteld. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
3. De rechtbank ziet in het feit dat eiser beroep heeft moeten instellen aanleiding om te bepalen dat de minister het griffierecht aan eiser dient te vergoeden. Dat heeft de minister ook toegezegd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 14 maart 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.