In deze zaak hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen Weller Wonen, de verhuurder van hun huurwoning in Maastricht. De eisers hebben een huurovereenkomst gesloten op 8 januari 2025, met ingang van 20 januari 2025. Na de sleuteloverdracht hebben zij gebreken geconstateerd in de woning, waaronder schimmel en beschadigd stucwerk. Op 13 januari 2025 hebben zij hun klachten over het stucwerk ingediend, waarna Weller Wonen herstelwerkzaamheden heeft laten uitvoeren. Ondanks deze werkzaamheden bleven de eisers klagen over de gebreken, waaronder wateroverlast in de kruipruimte en schimmelvorming.
Eisers hebben in het kort geding gevorderd dat Weller Wonen de gebreken binnen zeven dagen ongedaan maakt, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-nakoming. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2025 vastgesteld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van ernstige gebreken die de huurprijs zouden rechtvaardigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de woning behangklaar is opgeleverd en dat de klachten van de eisers niet voldoende onderbouwd zijn. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van Weller Wonen, die zijn begroot op € 949,00.
De uitspraak is gedaan door mr. R.H.J. Otto op 14 maart 2025. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor herstelwerkzaamheden door Weller Wonen, en dat de eisers in het ongelijk zijn gesteld.