ECLI:NL:RBLIM:2025:2451

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/03/331494 FARK 24-1987 en C/03/331363 FARK 24-1944
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in het kader van ouderlijke verantwoordelijkheden

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 11 februari 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van een minderjarige, hierna te noemen [het kind]. De moeder en de vader, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben hun standpunten gepresenteerd. De moeder verzoekt om een co-ouderschapsregeling, terwijl de vader zich verzet tegen deze regeling vanwege de praktische bezwaren die de reisafstand met zich meebrengt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een advies uitgebracht waarin wordt gepleit voor een wijziging van de zorgregeling, maar de rechtbank heeft besloten om het advies van de Raad te passeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde regeling niet in het belang van [het kind] is, gezien de praktische bezwaren en de impact op haar sociale leven. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de vader zal zijn, met een zorgregeling die voorziet in drie lange weekenden per maand bij de moeder en een verdeling van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de ouders moeten werken aan hun communicatie en dat er geen verplichting tot hulpverlening kan worden opgelegd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummers: C/03/331494 / FA RK 24-1987 en C/03/331363 / FA RK 24-1944
Beschikking van 11 februari 2025 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoeker],
wonend in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.C.J. Berden,
en:
[verweerder],
wonend in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.C. van Heerd,
betreffende de minderjarige:
[het kind],
geboren in [plaatsnaam] op [geboortedatum] 2014,
hierna te noemen: [het kind] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit het volgende:
- de beschikking van 26 juli 2024;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad), ontvangen op 26 november 2024;
- de pleitaantekeningen van de moeder, ontvangen op 13 januari 2025;
- de nadere mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 13 januari 2025 en waarbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
1.2.
De kinderrechter heeft [het kind] naar haar mening gevraagd. Zij heeft [het kind] op 16 december 2024 gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [het kind] haar heeft verteld. Partijen hebben daarop kunnen reageren.

2.De mening van [het kind]

2.1.
[het kind] heeft de kinderrechter verteld dat het contact met haar moeder verminderd is sinds haar moeder naar [plaatsnaam] is verhuisd. [het kind] ervaart de reisafstand tussen [plaatsnaam] en [plaatsnaam] niet als belastend.
[het kind] zou het liefst zien dat zij een hele week bij haar moeder verblijft, afgewisseld met een hele week bij haar vader. Zij lijkt niemand te willen teleurstellen.
Van [het kind] mag de overdracht wel wat ‘gezelliger’; zij heeft last van de moeizame communicatie tussen haar ouders . [het kind] zou het ook fijn vinden als haar moeder minder beschermend is, zodat zij meer vrijheid krijgt. Ten slotte zou [het kind] toejuichen als haar vader meer naar haar moeder luistert. Haar vader lijkt niet open te staan voor de adviezen van haar moeder; hij doet zijn eigen ding.

3.Het rapport en nadere advies van de Raad

3.1.
De Raad adviseert het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [het kind] af te wijzen. Daarnaast adviseert de Raad de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [het kind] , voor de duur van haar basisschoolperiode, afwisselend een week bij de vader en een week bij de moeder woont, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op maandag na school. Vanaf het moment dat [het kind] naar de middelbare school gaat adviseert de Raad het wisselmoment op zondagavond om 18.00 uur te laten plaatsvinden. De ouder waar [het kind] verblijft dient haar naar de andere ouder te brengen. Door zorg te dragen voor het vervoer van [het kind] naar de andere ouder laten de ouders namelijk zien dat zij [het kind] emotionele toestemming geven voor het verblijf bij de andere ouder.
3.2.
Ten slotte adviseert de Raad de volgende verdeling van de vakantie- en feestdagen:
  • gedurende de zomervakantie verblijft [het kind] de helft bij de moeder en de helft bij de vader. [het kind] krijgt van beide ouders de ruimte om contact op te nemen met de andere ouder;
  • gedurende de overige schoolvakanties geldt de reguliere zorgregeling;
  • [het kind] verblijft op Eerste Kerstdag in de even jaar bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • [het kind] verblijft op Tweede Kerstdag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • [het kind] verblijft tijdens de jaarwisseling in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • [het kind] viert haar verjaardag bij de ouder waar ze volgens de zorgregeling verblijft;
  • [het kind] krijgt de gelegenheid om de verjaardag van haar op dat moment jarige ouder te vieren;
  • [het kind] verblijft op Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder.
3.3.
Ondanks dat het goed gaat met [het kind] , heeft zij last van de strijd tussen de ouders en de twee verschillende werelden waarin zij door deze strijd leeft. [het kind] heeft er moeite mee dat de ouders niet tot communicatie in staat zijn en elkaar over en weer verwijten maken. Het risico bestaat dat [het kind] zich door de onderlinge strijd en de gebrekkige communicatie op de lange termijn overmatig aanpast aan de situatie waarin zij zich op dat moment bevindt, waardoor zij onvoldoende in contact staat met haar eigen ervaringen, emoties en ontwikkeling. [het kind] zal hierdoor mogelijk verder af komen te staan van haar eigen zelfbeeld. Dit kan vervolgens weer invloed hebben op haar zelfvertrouwen en de manier waarop zij relaties en vriendschappen aangaat.
De Raad acht het, gelet op de levensfase waarin [het kind] zich bevindt, in haar belang dat zij meer tijd met de moeder doorbrengt. De Raad is zich ervan bewust dat het leven van een middelbare scholier anders wordt ingericht dan het leven van een basisschoolleerling. Voor [het kind] is de situatie, door de reistijd tussen de woning van haar moeder en school, bovendien meer complex. Voor de Raad is de sterke wens van [het kind] om evenveel tijd met beide ouders te willen doorbrengen, ondanks de praktische bezwaren, doorslaggevend geweest voor haar advies. Voor zover in de toekomst mocht blijken dat deze zorgregeling in de praktijk niet haalbaar is, verwacht de Raad van de ouders dat zij flexibel zijn en dat de regeling kan worden afgestemd op de belangen van [het kind] . Bij deze zorgregeling is er geen noodzaak om de hoofdverblijfplaats van [het kind] te wijzigen. De Raad vermoedt dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [het kind] bovendien veel onrust bij de moeder zal veroorzaken, wat vervolgens weer negatieve gevolgen heeft voor het contact tussen [het kind] en de moeder.
3.4.
De Raad benadrukt dat een beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats van en de zorgregeling met [het kind] de bij de ouders bestaande zorgen niet zal wegnemen. Zolang de ouders elkaar als ouder blijven diskwalificeren en ieders verwachtingen niet temperen zal de bestaande problematiek in stand blijven. Om de problemen voor [het kind] op te lossen zullen de ouders zicht moeten krijgen op hun eigen aandeel in de strijd. Zo heeft de Raad de indruk dat de draagkracht van de moeder soms ontoereikend is, waardoor [het kind] regelmatig de emoties van de moeder mee krijgt. De moeder geeft bijvoorbeeld, ook richting [het kind] , uitdrukkelijk aan dat een week-om-weekregeling voor haar de enige haalbare optie is om te voorkomen het contact tussen [het kind] en de moeder moet worden beperkt tot een weekend per veertien dagen. Dit is belastend voor [het kind] . De Raad gaat ervan uit dat een gelijke verdeling van de zorg over [het kind] zal leiden tot meer innerlijke rust bij zowel [het kind] als de moeder.
3.5.
De Raad acht het in het belang van [het kind] dat zij een hulpverleningstraject doorloopt, maar [het kind] staat hier niet voor open. In het verleden is er al veel hulpverlening ingezet om de twee verschillende werelden van de ouders te overbruggen, maar zonder het gewenste resultaat. [het kind] heeft mede hierdoor weinig vertrouwen in een positieve uitkomst van hulpverlening. [het kind] dient wel een vertrouwenspersoon toegewezen te krijgen die haar beleving en emoties centraal zet en waarbij [het kind] haar zorgen kan uiten zonder daarbij over (het gelijk van een van) haar ouders na te denken. De inzet van een nieuw hulpverleningstraject voor de ouders acht de Raad niet noodzakelijk, omdat het niet te verwachten is dat dit een positief effect heeft. De Raad ziet geen aanleiding om [het kind] onder toezicht te stellen.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
De moeder stemt in met de adviezen van de Raad. De moeder acht het niet wenselijk voor de ontwikkeling van [het kind] dat zij als meisje grotendeels opgroeit bij de vader. [het kind] moet in haar ontwikkeling van kind naar vrouw op regelmatige basis een beroep kunnen doen op de moeder. De moeder hoopt dat een co-ouderschapsregeling druk en zorg bij [het kind] zal wegnemen en dat de moeder en [het kind] (meer) de gelegenheid krijgen om samen leuke dingen te doen. De alternatieven van de vader voor het gemis van de moeder staan niet in verhouding. Het gebrek aan een co-ouderschapsregeling kan niet worden gecompenseerd door videobellen of extra contactmomenten tijdens schoolvrije- en vakantiedagen. De moeder zal [het kind] voor haar sport naar [plaatsnaam] brengen. Zij beschikt inmiddels over voldoende financiële middelen om het vervoer van [het kind] te bekostigen. De moeder wil verder dat de verjaardag van [het kind] het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder wordt gevierd. [het kind] heeft de afgelopen twee jaar haar verjaardag, op de dag zelf, bij de vader gevierd, waardoor de moeder de verjaardag van [het kind] dit jaar graag bij haar wil vieren.
De moeder acht het in het belang van [het kind] dat zij een hulpverleningstraject zal doorlopen. De moeder is ook met de Raad van mening dat het in het belang van [het kind] is dat er in ieder geval een tussenpersoon voor [het kind] beschikbaar komt. De moeder vindt het verder zorgelijk dat de communicatie tussen de ouders ongewijzigd slecht is. Hun gebrekkige communicatie was mede reden om de procedure te starten. De vader werkt niet mee aan een hulpverleningstraject in het gedwongen kader en het verzoek tot ondertoezichtstelling van [het kind] is afgewezen. De moeder verzoekt de rechtbank om die reden partijen alsnog te verplichten tot het doorlopen van een hulpverleningstraject gericht op de onderlinge communicatie.
4.2.
De vader stemt niet in met de adviezen van de Raad. Hoewel hij begrijpt dat [het kind] de moeder mist als ze bij de vader verblijft en omgekeerd, heeft de Raad onvoldoende aandacht gehad voor de feitelijke consequenties van de geadviseerde regeling. De vader acht een co-ouderschapsregeling praktisch niet uitvoerbaar en niet in het belang van [het kind] zolang de moeder in [plaatsnaam] woont. De reisafstand tussen [plaatsnaam] en [plaatsnaam] bedraagt namelijk 41 kilometer enkele reis. De door de Raad geadviseerde regeling leidt ertoe dat [het kind] één keer per twee weken, gedurende een volledige week, minimaal 30 minuten reistijd van en naar school heeft. Als [het kind] de reis van de woning van de moeder tot school via het openbaar vervoer aflegt is de reistijd nog langer, namelijk anderhalf uur. De impact van de reistijd zal op het moment dat [het kind] naar de middelbare school gaat alleen maar groter zijn. De reistijd gaat dan ten koste van de tijd om huiswerk te maken of met vrienden af te spreken. De afstand tussen de middelbare school en de woning van de vader is voor [het kind] met de fiets af te leggen.
De vader wil het contact tussen [het kind] en de moeder niet in de weg staan. De vader zou een co-ouderschapsregeling wel ondersteunen als de moeder in (de directe omgeving van) [plaatsnaam] woont. Als [het kind] tijdens de huidige zorgregeling meer behoefte heeft aan contact met de moeder dan kan dit worden vormgegeven door videobellen en extra contact tijdens schoolvrije dagen en vakanties.
De vader vindt het zorgelijk dat het advies van de Raad mede ingegeven lijkt te zijn door het standpunt van de moeder om afstand van [het kind] te nemen als er geen co-ouderschapsregeling tot stand komt. De vader vreest dat een co-ouderschapsregeling niet zal leiden tot innerlijke rust, maar in de (nabije) toekomst enkel meer discussies en problemen zal veroorzaken. De vader heeft bovendien de indruk dat de behoefte van [het kind] om meer tijd met de moeder door te brengen (mede) is ingegeven door de behoefte van [het kind] om haar moeder te beschermen. Het lijkt erop dat [het kind] het graag goed wil doen voor de moeder.
De vader maakt zich daarnaast zorgen over de financiële impact van deze regeling op de moeder. De moeder kan de kosten van het vervoer van de huidige zorgregeling, waarbij de moeder [het kind] veel minder van en naar school brengt, al niet dragen.
De vader vreest dat als de hoofdverblijfplaats van [het kind] ongewijzigd blijft partijen geen overeenstemming over de schoolkeuze van [het kind] . De moeder zal willen dat [het kind] in [plaatsnaam] naar school gaat en dat wil de vader niet. De vader is, gelet op zijn werk, niet in staat om [het kind] een hele week in [plaatsnaam] naar school te brengen en weer op te halen. Als [het kind] uiteindelijk in [plaatsnaam] naar de middelbare school zal gaan, zal het contact tussen [het kind] en de vader ernstig beperkt worden. Het sociale leven van [het kind] speelt zich bovendien in [plaatsnaam] af. [het kind] heeft bij de Raad ook aangegeven geen vriendenkring in [plaatsnaam] te hebben. Als [het kind] bij de moeder verblijft wil zij alleen maar bij haar moeder zijn om geen tijd samen te missen. De vader vindt het dan ook in het belang van [het kind] als de haar hoofdverblijfplaats bij hem wordt bepaald. Met een beroep op een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch stelt de vader dat de feitelijke en de juridische situatie met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht om op dit punt duidelijkheid te creëren voor de ouders, maar bovenal voor [het kind] [1] .

5.Het nadere oordeel van de rechtbank

De zorgregeling
5.1.
De rechtbank ziet aanleiding om het advies van de Raad over de zorgregeling te passeren. Hoewel te waarderen is dat de Raad haar advies heeft afgestemd op de wens van [het kind] , acht de rechtbank de geadviseerde zorgregeling niet in haar belang. Met name praktische bezwaren en beperkingen staan, wat de rechtbank betreft, aan de uitvoering van de geadviseerde co-ouderschapsregeling in de weg. Om te beginnen is het belastend voor [het kind] als zij om de week een reisafstand van en naar school heeft van minimaal een half uur. Daarbij komt dat het sociale leven van [het kind] zich grotendeels rondom haar school en de woning van de vader afspeelt. Als zij eenmaal op de middelbare school zit, zal het centrum van haar activiteiten alleen nog maar meer verband houden met school. Als [het kind] in de tijd die zij bij de moeder verblijft, aan sociale activiteiten (hobby’s, sporten, (kinder)feestjes) wil blijven deelnemen zal dit nog meer reistijd voor [het kind] veroorzaken. Zelfs doordeweeks afspreken met vriendjes en vriendinnetjes kan een hele uitdaging worden. Bovendien zal dit ten koste gaan van de uitdrukkelijke wens van [het kind] om meer tijd met haar moeder door te brengen.
De rechtbank vindt net als de moeder dat compensatie tijdens vakantie- en feestdagen niet de uitbreiding van het contact met de moeder is dat [het kind] voor ogen heeft. Tegelijkertijd acht de rechtbank het in het belang van [het kind] dat zij de gelegenheid krijgt om vrije tijd met de vader door te brengen. De rechtbank komt daarom op een andere manier tegemoet aan de wens van [het kind] om meer tijd met de moeder door te brengen. De rechtbank zal bepalen dat [het kind] drie weekenden per maand bij de moeder zal verblijven. Dit weekend duurt van donderdagmiddag na school tot maandagochtend voor school. In de week dat [het kind] niet in het weekend bij de moeder is, zal [het kind] van donderdagmiddag na school tot vrijdagochtend voor school bij de moeder verblijven.
Deze regeling leidt er voor het jaar 2025 toevalligerwijs toe dat [het kind] , die op [geboortedatum] jarig is, op haar verjaardag zowel bij de vader als bij de moeder verblijft. In het jaar 2025 valt [geboortedatum] namelijk op een donderdag. [het kind] is dan voor school bij de vader en na school bij de moeder.
5.2.
De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat zij het zorgelijk vindt dat [het kind] in het laatste gesprek met de Raad gezegd heeft “zaken gekleurd te hebben aangegeven”. Anders dan de Raad interpreteert de rechtbank deze uitspraak niet als het verduidelijken van haar wens, maar als een uiting van de kennelijk zo sterk door haar gevoelde behoefte om het voor haar beide ouders goed te willen doen. De ouders dienen ervan doordrongen te zijn dat deze behoefte van [het kind] mogelijk voortvloeit uit de voortdurende strijd tussen de ouders. De rechtbank gunt [het kind] dat zij vrij tussen haar ouders kan bewegen. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de ouders te verplichten om een hulpverleningstraject te doorlopen. De rechtbank doet wel een beroep op de ouders om in het belang van [het kind] , al dan niet met behulp van hulpverlening, verbetering aan te brengen in de situatie. De rechtbank heeft de indruk dat het verschil van mening over de hoeveelheid communicatie voor veel onrust zorgt. Waar de moeder de behoefte heeft om uitvoerig te communiceren, wil de vader alleen over het hoogst noodzakelijke overleggen. Wellicht helpt het de ouders als zijn concrete afspraken maken over de frequentie en omvang van de communicatie. De rechtbank gunt ouders dat zij samen werken aan hoe zij met elkaar moeten communiceren, wat zij over en weer van elkaar kunnen verwachten als ouder en welke zaken zij met elkaar dienen te bespreken of dienen los te laten. Mocht een gezamenlijk traject niet mogelijk zijn, dan kunnen zij wellicht via een eigen hulpverleningstraject leren om de situatie draaglijk(er) te maken.
De rechtbank merkt op dat als de vast te stellen zorgregeling, door een wijziging van omstandigheden (zoals de concrete gevolgen van de overgang naar middelbaar onderwijs), niet passend blijkt, de rechtbank van de ouders verwacht dat zij in overleg met [het kind] een passende zorgregeling overeen zullen komen. De rechtbank vertrouwt er ook op dat de moeder er alles aan zal doen om te zorgen dat [het kind] in de tijd bij de moeder deel kan nemen aan sociale activiteiten – in de breedste zin van het woord – in de omgeving van school.
5.3.
De vader heeft ten slotte verzocht om te bepalen dat de ouders de vakantie- en feestdagen in onderling overleg bij helfte zullen verdelen. De rechtbank heeft bij de huidige stand van zaken, waarin het ouders onvoldoende lukt om met elkaar te communiceren, weinig vertrouwen dat de ouders dit kunnen. De rechtbank gunt [het kind] duidelijkheid over waar zij verblijft tijdens de vakantie- en feestdagen. De rechtbank is niet gebleken van enige bezwaren tegen de door de Raad voorgestelde zorgregeling over de vakantie- en feestdagen en zal deze dan ook vaststellen.
De hoofdverblijfplaats
5.4.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [het kind] te wijzigen toewijzen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat de ouders al sinds de verhuizing van de moeder naar [plaatsnaam] in 2022 uitvoering geven aan de zorgregeling waarbij [het kind] doordeweeks bij de vader en in het weekend bij de moeder verblijft. Hiermee staat ook vast dat [het kind] feitelijk meer tijd bij de vader dan bij de moeder doorbrengt. Ook de door de rechtbank onder 5.1. beschreven zorgregeling leidt er niet toe dat er sprake is van een regeling waarbij [het kind] evenveel tijd bij beide ouders doorbrengt. De rechtbank betrekt verder in haar oordeel dat het sociale leven van [het kind] zich grotendeels in de omgeving van haar school en de woning van de vader afspeelt. Zo heeft [het kind] bij de Raad aangegeven geen vriendinnen te hebben bij haar moeder in de buurt. De moeder erkent dit. De moeder voegt hier wel aan toe dat [het kind] geen vriendinnen heeft in de omgeving van de moeder omdat [het kind] geen tijd met de moeder wil missen. De rechtbank acht het om voornoemde redenen passend om de hoofdverblijfplaats van [het kind] te wijzigen en te bepalen dat deze voortaan bij de vader is. De rechtbank zal dit verzoek van de vader toewijzen.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om te bepalen dat [het kind] op zijn adres in de gemeentelijke basisregistratie zal staan ingeschreven afwijzen. De wijziging van de hoofdverblijfplaats leidt ertoe dat [het kind] in de gemeentelijke basisregistratie op het adres van de vader dient te worden ingeschreven.
Brief aan [het kind]
5.6.
Tot slot vindt de rechtbank het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [het kind] tegelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. De inhoud van deze brief luidt als volgt:
Beste [het kind] ,
Op 16 december 2024 heb ik met jou gesproken. Ik had je uitgenodigd om met mij te praten over de verzoeken van je ouders over jouw hoofdverblijfplaats en wanneer je bij wie bent .
Tijdens ons gesprek heb jij aangegeven dat jij het liefst een week bij je vader, afgewisseld met een week bij je moeder wil zijn. Je wil niemand teleurstellen. Het is heel begrijpelijk dat jij geen keuze wil en kan maken tussen jouw ouders en dat een week-om-weekregeling daarom in jouw ogen “het meest eerlijk” is.
Ik heb goed geluisterd naar wat je mij hebt verteld en wat voor jou belangrijk is. Als kinderrechter is het mijn taak om jouw belang voorop te zetten. Ik vind het in jouw belang dat het contact tussen jou en je moeder wordt uitgebreid. Ik zal alleen geen week-om-weekregeling vastleggen en ik zal je uitleggen waarom. Het overgrote deel van jouw sociale leven speelt zich in en rondom [plaatsnaam] af. Als je naar de middelbare school gaat, zal jouw sociale leven steeds meer gekoppeld zijn aan de vriendschappen die je op school sluit. Ik vind het daarom belangrijk dat je zoveel mogelijk in die omgeving bent. In de tijd dat jij bij je moeder verblijft kost het deelnemen aan hobby’s, sport en (kinder)feestjes – wat heel belangrijk is voor jouw ontwikkeling – veel reistijd. Ik heb beslist dat jij drie (lange) weekenden van donderdag na school tot maandagochtend voor school bij je moeder bent. Daarnaast ben jij voorafgaand aan het vierde weekend van donderdag na school tot vrijdagochtend voor school bij je moeder. Tijdens de vakanties en de feestdagen zal jij de helft van de tijd bij je vader en de helft van de tijd bij je moeder verblijven. Omdat jij de meeste tijd bij je vader bent, zal ik jouw hoofdverblijfplaats wijzigen naar je vader. Dit betekent dat jij op het adres van je vader ingeschreven zal worden.
Ik heb jouw ouders meegegeven dat jij het prettig zou vinden als de overdrachten wat ‘gezelliger zijn’ en hen tips gegeven over hoe zij beter met elkaar om kunnen gaan. Ik hoop, vooral voor jou, dat jouw ouders dit lukt.
Ik wens je veel succes met school.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechter

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 24 oktober 2016 onder zaaknummer C/08/192106 / ES RJ 16-39378, althans het aan deze beschikking gehechte co-ouderschapsplan en bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] per de datum van de beschikking bij de vader zal zijn;
6.2.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 24 oktober 2016 onder zaaknummer C/08/192106 / ES RJ 16-39378, althans het aan deze beschikking gehechte co-ouderschapsplan en bepaalt dat:
  • [het kind] gedurende de zomervakantie de helft bij de moeder en de helft bij de vader verblijft. [het kind] krijgt van beide ouders de ruimte om contact op te nemen met de andere ouder;
  • gedurende de overige schoolvakanties de reguliere zorgregeling geldt;
- [het kind] op Eerste Kerstdag in de even jaar bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader verblijft;
- [het kind] op Tweede Kerstdag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder verblijft;
- [het kind] tijdens de jaarwisseling in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader verblijft;
- [het kind] haar verjaardag viert bij de ouder waar ze volgens de zorgregeling verblijft;
- [het kind] de gelegenheid krijgt om de verjaardag van haar op dat moment jarige ouder te vieren;
- [het kind] op Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder verblijft.
6.3.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 24 oktober 2016 onder zaaknummer C/08/192106 / ES RJ 16-39378, althans het aan deze beschikking gehechte co-ouderschapsplan en bepaalt dat [het kind] in een cyclus van vier weken:
  • drie (lange) weekenden van donderdag na school tot maandagochtend voor school bij de moeder verblijft;
  • voorafgaand aan het vierde weekend van donderdag na school tot vrijdagochtend voor school bij de moeder verblijft,
waarbij de ouder waar [het kind] verblijft zorg draagt voor het vervoer van en naar school;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C.M. van der Meijden, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S. Mestrini, griffier, op 11 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.