ECLI:NL:RBLIM:2025:2463

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11419237 \ CV EXPL 24-5913
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar andere kamer wegens onduidelijkheid over waarde vorderingen in civiele zaak

Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een civiele zaak tussen een eiser en meerdere gedaagden, waaronder de vennootschap onder firma Groene Loper en Ballast Nedam Groene Loper B.V. De eiser, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., vorderde schadevergoeding en herstel van gebreken aan een nieuwbouwwoning. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. R. van Cooten, stelden dat de zaak niet door de kantonrechter behandeld kon worden omdat de vorderingen mogelijk een hogere waarde vertegenwoordigden dan € 25.000,00. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende duidelijkheid was over de totale waarde van de vorderingen en verwees de zaak naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van het incident. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en partijen werden erop gewezen dat zij na verwijzing alleen bij advocaat konden procederen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11419237 \ CV EXPL 24-5913
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen

1.de vennootschap onder firma[gedaagde sub1] , alsmede haar vennoten,

gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VASTGOEDMAATSCHAPPIJ GROENE LOPER B.V., vennoot van gedaagde sub 1,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BALLAST NEDAM GROENE LOPER B.V., vennoot van gedaagde sub 1,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Rotterdam,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Groene Loper c.s.,
gemachtigde: mr. R. van Cooten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 19
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid met één productie
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in de hoofdzaak2.1. [eiser] heeft met [gedaagde sub1] een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten inzake de realisatie van zijn nieuwbouwwoning aan de [adres] te [woonplaats] (productie 2 bij dagvaarding). [eiser] stelt dat er enkele gebreken aan het werk kleven. [eiser] vordert uit dien hoofde dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de gedaagden hoofdelijk zal veroordelen:
1. Om de gebreken als in de dagvaarding onder I, II, IV en V omschreven binnen drie
maanden na heden deugdelijk en definitief te (doen) herstellen naar de eisen van goed
en deugdelijk werk en conform de gesloten overeenkomst van aanneming van werk op
straffe van een dwangsom ad. €500,-- per dag met een maximum van €25.000,--;
2. aan eiser te betalen een bedrag van € 500,-- aan vervangende schadevergoeding voor het herstel van gebrek III dat reeds is uitgevoerd;
3. aan eiser te betalen een bedrag van € 2.268,75 aan vergoeding voor de door eiser gemaakte kosten voor het deskundigenonderzoek;
4. aan eiser te betalen een bedrag van € 401,88 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5. vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum dagvaarding, tot
aan de dag der algehele voldoening;
6. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van eiser, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
in het incident
2.2.
Groene Loper c.s. vorderen dat de kantonrechter de zaak verwijst naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, nu er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen van [eiser] een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. Naast een schadevergoeding van in totaal € 3.170,63, vordert [eiser] herstel van een viertal vermeende gebreken, zijnde onjuiste beglazing, niet geplaatste terugslagklep in kogelkranen, hemelwaterafvoer van het balkon en te korte strip kozijn slaapkamer, verkeerde strip woonkamer en deuk in glaslat slaapkamer. Alleen het herstel van de onjuiste beglazing is, gelet op het door [eiser] overgelegde deskundigenrapport van 6 mei 2024 (productie 13 bij dagvaarding), begroot op € 21.829,37. [eiser] vordert ook nog herstel van de overige gebreken, de kosten hiervan zijn niet geraamd. Groene Loper c.s. stellen derhalve dat de vorderingen van [eiser] een bedrag van € 25.000,00 te boven gaan.
2.3.
[eiser] verwijst naar zijn stellingen in de dagvaarding.

3.De beoordeling

3.1.
In artikel 93 onder a Rv is bepaald dat zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00 door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Zaken van onbepaalde waarde worden gelet op artikel 93 onder b Rv behandeld en beslist door de kantonrechter, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. In deze zaak is meer dan één vordering ingesteld. Uit artikel 94 lid 1 Rv volgt dat indien een zaak meer dan één vordering betreft als bedoeld in artikel 93 onder a en b Rv, voor de toepassing van dat artikel beslissend is het totale beloop of de totale waarde van deze vorderingen.
3.2.
Om te kunnen beoordelen of de kantonrechter bevoegd is, is dus van belang of er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen van [eiser] gezamenlijk geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is en overweegt hiertoe als volgt.
3.3.
Uit de dagvaarding en de overgelegde producties kan worden afgeleid dat het herstel van de onjuiste beglazing wordt begroot op € 21.829,37. De vorderingen zoals genoemd onder punt 2 t/m 4 in de dagvaarding bedragen samen € 3.170,63. In totaal is dit een bedrag van € 24.970,63. De gebreken als genoemd onder punt II, IV en V dienen nog te worden begroot. Uit het voorgaande volgt dat onvoldoende duidelijk is dat de vorderingen van [eiser] geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. De kantonrechter is dus niet bevoegd van de vorderingen kennis te nemen.
3.4.
De kantonrechter zal dan ook de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
3.5.
Wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.
3.6.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van Groene Loper c.s. tot op heden begroot op € 135,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de civiele rolzitting voor de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht van
woensdag 26 maart 2025voor stellen advocaat,
4.5.
wijst partijen erop dat zij na verwijzing dienen te procederen bij advocaat,
4.6.
wijst [eiser] c.s. erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
4.7.
wijst Groene Loper c.s. erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
4.8.
wijst Groene Loper c.s.. erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, dan wel
- een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging),
4.9.
wijst Groene Loper c.s. erop dat van hen slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven, indien zij bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen of gelijkluidend verweer voeren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
AH