Uitspraak
Rechtbank Limburg
Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/338873 / FA RK 25-274
Beschikking van 17 maart 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres] ,
hierna te noemen verzoekster,
advocaat: mr. L.P. Lagerweij.
Betreffende de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [plaatsnaam] , hierna te noemen: [voornaam] .
1.Het verloop van de procedure
1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 06 februari 2025.
2.Het verzoek
2.1.
Verzoekster verzoekt de voornamen van de [minderjarige] te wijzigen in: ‘ [voornaam] [2e voornaam] [3e voornaam] ’.
3.De vaststellingen en overwegingen
3.1.
Uit een overgelegd uittreksel uit het register van geboorten van [gemeente X] blijkt, dat in die gemeente op [geboortedatum] 2020 is geboren: [minderjarige] .
3.2.
Artikel 1:4, vierde lid, BW geeft de rechter de (discretionaire) bevoegdheid op verzoek van de betrokken persoon of van zijn wettelijke vertegenwoordiger de wijziging te gelasten van de voornamen. De verzoeker dient bij zo’n verzoek een zwaarwichtig belang te hebben. Bepalend bij de vraag of sprake is van een zwaarwichtig belang, is de mate van ongemak en/of overlast die de betrokkene in het dagelijks leven van zijn voornaam ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen. Daarnaast dient het verzoek te worden getoetst aan artikel 1:4 lid 2 BW.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit het verzoekschrift voldoende blijkt dat verzoekster een zwaarwegend belang heeft bij wijziging van de voornamen van [minderjarige] .
Verzoekster heeft aangegeven het als pijnlijk te ervaren dat de tweede naam van [minderjarige] ‘ [oude 2e voornaam] ’ is en dat ze daar wakker van ligt. [minderjarige] is vernoemd naar iemand die zij niet kent, op verzoek van de biologische vader die geen enkele rol speelt en ook niet wil spelen in het leven van [minderjarige] . De biologische vader heeft namelijk al voor de bevalling van [minderjarige] aangegeven dat hij zijn handen ervan af trok. Hij is niet bij de geboorte aanwezig geweest, heeft geweigerd de geboorte aan te geven bij de gemeente en is nadien niet meer betrokken geweest bij [minderjarige] . Verzoekster wil dat de doopnaam ‘ [oude 2e voornaam] ’ vervangen zal worden door de naam [2e voornaam] . [2e voornaam] is de voornaam van de overgrootmoeder van verzoekster, de voornaam van de moeder van verzoekster, de tweede voornaam van verzoekster en de tweede voornaam van haar [oudste dochter] . Het is een traditionele familienaam. Tevens wenst de moeder de voornaam ‘ [3e voornaam] ’ toe te voegen. Dit is de naam van de peettante van verzoekster, die veel voor haar betekent. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen, nu het ook niet strijdig is met de wet.
3.4.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 BW geschiedt de wijziging van de voornamen doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte van de betrokken persoon wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a lid 1 BW. In verband daarmee dient de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van [gemeente X] .
4.De beslissing
De rechtbank:
4.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand de voornamen ‘ [minderjarige] [oude 2e voornaam] ’ van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [plaatsnaam] , te wijzigen in [minderjarige] [2e voornaam] [3e voornaam] ;
4.2.
bepaalt dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van [gemeente X] , in verband met de toevoeging aan de geboorteakte van het kind van de latere vermelding betreffende de wijziging van de voornamen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.Th.M. Raab, rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.V.M. Smeets, griffier op 17 maart 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.