In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 18 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van het dagloon en de nabetaling van de IVA-uitkering beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uwv, waarin de hoogte van de IVA-uitkering en de wettelijke rente zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser vanaf 1 juni 2009 recht heeft op een IVA-uitkering, maar dat de nabetaling over de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 december 2017 nihil is. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de nabetaling over de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 november 2023 correct is vastgesteld op € 2.784,67 bruto, en dat er geen recht op wettelijke rente bestaat omdat het Uwv niet in verzuim was. Eiser heeft ook geen recht op proceskostenvergoeding, omdat er geen sprake is van een herroeping van een besluit wegens onrechtmatigheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het griffierecht niet terugkrijgt.