ECLI:NL:RBLIM:2025:2640

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11054595 \ CV EXPL 24-1923
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake jaarlijkse periodieke salarisverhoging tijdens functioneel leeftijdsontslag

In deze zaak vordert [eiser], werkzaam als ambulanceverpleegkundige, een verklaring voor recht dat hij recht heeft op een jaarlijkse periodieke salarisverhoging gedurende zijn functioneel leeftijdsontslag (FLO). De gedaagden, Stichting Regionale Ambulancevoorziening Limburg (SRAL) en Geneeskundige Gezondheidsdienst Zuid-Limburg (GGD), betwisten dit en stellen dat er geen recht bestaat op periodieke salarisverhogingen onder het FLO-overgangsrecht. De procedure omvat verschillende stukken, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] in dienst trad bij GGD op 17 juni 2002 en dat zijn aanstelling per 1 januari 2020 is omgezet in een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst. De rechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat het overgangsrecht geen recht op periodieke salarisverhogingen biedt. De kantonrechter heeft [eiser] ook veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn vastgesteld op € 205,00. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11054595 \ CV EXPL 24-1923
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R. Meijers,
tegen
1. de stichting
STICHTING REGIONALE AMBULANCEVOORZIENING LIMBURG,
gevestigd te Ittervoort,
hierna te noemen: SRAL,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GENEESKUNDIGE GEZONDHEIDSDIENST ZUID-LIMBURG (AFDELING ACUTE ZORG),
gevestigd te Heerlen,
hierna te noemen: GGD,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. M.L.M. van de Laar.
SRAL en GGD zullen gezamenlijk worden aangeduid als ‘gedaagden’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 5 april 2024 met productie 1 tot en met 18,
- de conclusie van antwoord met productie 1 tot en met 36,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek met productie 37 tot en met 40,
- de akte uitlating producties van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over
2.1.
[eiser] was werkzaam als ambulanceverpleegkundige en vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat hij gedurende zijn functioneel leeftijdsontslag (hierna: FLO) tot het maximum van zijn loonschaal recht heeft op een jaarlijkse periodiek. Ook vordert hij om gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten. GGD stelt zich primair op het standpunt dat zij vanwege een overgang van onderneming naar SRAL niet meer aansprakelijk kan zijn, omdat de overgang langer dan een jaar geleden plaatsvond. Gedaagden stellen zich gezamenlijk op het standpunt dat er geen recht is op periodieke salarisverhogingen voor [eiser] . De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen en hierna wordt toegelicht waarom.
Wat is er feitelijk aan de hand?
2.2.
[eiser] trad op 17 juni 2002 in dienst van GGD in de functie van ambulanceverpleegkundige.
2.3.
Op de bestuursrechtelijke aanstelling van [eiser] waren de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO van toepassing en vanaf 1 januari 2011 de cao Ambulancezorg.
2.4.
[eiser] gaf in 2017 aan dat hij gebruik wilde maken van FLO. GGD stemde per brief van 30 oktober 2017 in met het verzoek van [eiser] . In de brief verwees GGD naar artikel 9b:4 lid 1 CAR-UWO. In de brief staat – voor zover relevant – ook het volgende:
“Feitelijk betekent dit dat u:

Van 1 februari 2018 tot en met 31 januari 2022 minder gaat werken en
60% van een voltijds dienstverband werkt, i.c. 21,6 uren per week. Hiervoor worden u naar rato verlofrechten toegekend;
95% van uw bezoldiging ontvangt over het zgn. refertejaar

Vanaf 1 februari 2022 met onbezoldigd verlof gaat.”
2.5.
[eiser] is op 1 februari 2018 gestart met fase 1 van FLO. Dit is per 1 juni 2019 opgeschort tot 1 februari 2021 vanwege het risico van onzuivere pensioenopbouw. In de periode 1 juni 2019 tot 1 februari 2021 heeft [eiser] daarom weer 100% gewerkt. Om de onzuiverheid van pensioen op te lossen is het salaris van [eiser] in de periode van 1 februari 2018 tot 1 juni 2019 aangevuld tot 100%. Op 1 februari 2021 is fase 1 van het FLO van [eiser] hervat. Op 1 oktober 2023 is fase 1 geëindigd en is [eiser] gestopt met werken en met onbezoldigd volledig verlof gegaan.
2.6.
Met invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is de aanstelling van [eiser] per 1 januari 2020 omgezet in een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst.
2.7.
[eiser] e-mailde op 11 augustus en 28 november 2021 naar GGD dat zijn jaarlijkse periodieke salarisverhoging niet had plaatsgevonden. In zijn laatste e-mail schreef hij dat hij conform artikel 4.3 cao Ambulancezorg (oud) recht heeft op periodieke verhogingen. In lid 1 van dat artikel stond het volgende:

De werkgever kent aan de werknemer bij een normale uitvoering van zijn werkzaamheden eenmaal per jaar een periodieke verhoging toe, die gelijk is aan een periodiek van de salarisschaal waarin hij is ingedeeld, tot de werknemer het maximum van de salarisschaal heeft bereikt.
Voor de werknemer die als gevolg van de cao 2019 in een inpassingsnummer is ingeschaald en nog niet het maximum van de salarisschaal zoals voor 1 januari 2019 van kracht heeft bereikt, wordt de periodieke verhoging met terugwerkende kracht doorgevoerd na definitieve inschaling door de invoering van functiewaardering.”
2.8.
Per brief van 21 december 2021 liet GGD aan [eiser] weten dat hij tijdens fase 1 van FLO geen recht heeft op periodieke salarisverhogingen. GGD verwees in de brief naar bijlage X bij de cao Ambulancezorg (oud) en de definitie van bezoldiging in het ‘Handboek FLO-overgangsrecht’ (hierna: Handboek). Deze definitie luidt als volgt:
"Bezoldiging in het FLO-overgangsrecht is de optelsom van:
  • het salaris,
  • de vakantietoelage,
  • de eindejaarsuitkering,
  • de functioneringstoelage,
  • de waarnemingstoelage en
  • de in de lokale bezoldigingsverordening genoemde andere toelagen en emolumenten,
voor zover die aan de medewerker zijn toegekend. De werkgeversbijdrage levensloop die de medewerker als onderdeel van het FLO-overgangsrecht krijgt is geen onderdeel van de bezoldiging.
Deze bezoldiging wordt berekend over een periode van 12 maanden die onmiddellijk
voorafgaat aan de maand volgend op die waarin de medewerker de oude FLO-leeftijd
bereikt."
2.9.
In bijlage X van de cao (oud) is – voor zover relevant – het volgende bepaald:
"Bij ingang van de sector-cao per 1 januari 2011 zijn de rechten op overgangsregelingen ouderenbeleid uit de voormalige particuliere cao ambulancezorg, de CAR UWO of de cao B4 behouden voor de werknemers die op dat moment recht hierop hadden. Dit recht blijft ongewijzigd met het afspreken van deze cao. In deze bijlage zijn de relevante bepalingen opgenomen.”
[…]
“Voor de overgangsbepalingen uit de CAR UWO wordt verwezen naar hoofdstuk 9b en hoofdstuk 9e CAR UWO. De afspraken zoals die van kracht waren op 1 januari 2011 blijven van toepassing.”
2.10.
In een brief van 8 maart 2022 lichtte GGD nogmaals haar standpunt toe aan [eiser] . Ook haalde GGD daarin passages aan uit de ‘Instructie salarisadministratie t.b.v. uitvoering FLO-overgangsregeling loonafspraken vanwege nieuwe cao ziekenhuizen 2021-2022’ (hierna: instructie salarisadministratie). In de brief staat daarover – voor zover relevant – het volgende:
“Om verdere discussie te voorkomen over dit onderwerp meld ik alvast hoe er, voor jou
als FLO-er, met de aangekondigde cao verhogingen zal worden omgegaan, conform
onderstaande instructie van AZN:

Per 1 december 2021 ontvangen alle werknemers een eenmalige uitkering van € 250 bruto naar rato van het deeltijdpercentage. FLO'ers die op 1 december 2021 in Fase 1 van de FLO-overgangsregeling zaten ontvangen deze uitkering ook. Dit is geen automatisme, maar dezelfde werkwijze als bij voorgaande cao’s wordt weer gehanteerd. De uitkering gaat naar rato van de oorspronkelijke aanstellingsomvang. Bijvoorbeeld: de medewerker werkte 36 uur per week (fulltime aanstelling) en zit nu in Fase 1 FLO en werkt 60% tegen 95% van zijn peilinkomen. Hij ontvangt dan de volle 250 euro bruto vanwege zijn oorspronkelijke voltijds dienstverband.

Tijdens Fase 1 van de FLO-overgangsregeling moet het peilinkomen per 1 januari 2022 worden geïndexeerd met 2%. Dit vloeit voort uit de definitie van peilinkomen (bezoldiging) over de periode van 12 maanden voorafgaande aan Fase 1. De FLO-overgangsregeling geeft aan dat deze bezoldiging na deze datum wordt geïndexeerd met de generieke salarisverhoging zoals in de sector wordt overeengekomen.

Let op: voor de Ambulanceverpleegkundigen met FLO heeft dit onderdeel geen gevolgen. Schaal 60 wordt verlengd met een trede, deze tredes worden doorlopen op de reguliere periodiekdatum. De FLO'er heeft geen recht meer op reguliere periodieken, omdat de FLO-uitkering gebaseerd is op het peilinkomen voorafgaand aan FLO Fase 1. Er is alleen recht op de generieke salarisverhoging.
Zoals je kunt zien is bovenstaande instructie van AZN geheel in lijn met hoe wij tijdens
het FLO traject omgaan met generieke salarisverhogingen. In bovenstaande tekst wordt
wederom benadrukt dat er geen recht meer is op reguliere periodieken tijdens het FLO,
maar wel op generieke salarisverhogingen.”
2.11.
Op verzoek van [eiser] stuurde GGD op 13 mei 2022 de volledige instructie salarisadministratie toe. Daarin staat – voor zover relevant – het volgende:
“Cao-afspraak: extra verhoging per 1 maart 2022
Door een wijziging (verschuiving) van de inpassingsnummers/tredes in schaal 45, 50 en 55 gaat het maximum van schaal 45, waar de ambulancechauffeurs in zitten, van € 3.389 naar € 3.468 euro. Dit is omgerekend een salarisverhoging van 2,34% per 1 maart 2022.
Tijdens Fase 1 van de FLO-overgangsregeling moet het peilinkomen vanAmbulancechauffeursper 1 maart 2022 daarom worden geïndexeerd met 2,34% (bovenop de 2% van januari 2022).
Let op: voor de Ambulanceverpleegkundigen met FLO heeft dit onderdeel geen gevolgen. Schaal 60 wordt verlengd met een trede, deze tredes worden doorlopen op de reguliere periodiekdatum. De FLO'er heeft geen recht meer op reguliere periodieken, omdat de FLO-uitkering gebaseerd is op het peilinkomen voorafgaand aan FLO Fase 1. Er is alleen recht op de generieke salarisverhoging.”
2.12.
Bij brief van 12 januari 2023 schreef SRAL aan [eiser] – voor zover relevant – het volgende:

De werkzaamheden van de ambulancezorg in Zuid-Limburg en Noord-Limburg
worden samengebracht in de stichting Ambulancezorg Limburg. De fusie brengt met
zich mee dat je met ingang van 1 januari 2023 mee over gaat naar de stichting
Ambulancezorg Limburg op grond van de Wet Overgang van Onderneming.”
2.13.
Tussen partijen vond van juni 2022 tot en met 15 november 2023 nader overleg plaats over het recht op periodieke salarisverhogingen tijdens FLO.
Geen recht op periodieke salarisverhoging op grond van het FLO-overgangsrecht
2.14.
[eiser] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat hij gedurende het FLO tot het maximum van zijn loonschaal recht heeft op een jaarlijkse periodiek.
Gedaagden zijn het hier niet mee eens en voeren aan dat [eiser] onder het FLO-overgangsrecht (hierna: overgangsrecht) valt en dat daarin geen recht bestaat op periodieke salarisverhogingen.
2.15.
Niet in geschil is dat [eiser] tijdens fase 1 van FLO recht heeft op
generiekesalarisverhogingen. Onder een generieke salarisverhoging verstaan partijen een structurele indexatie van het salaris, die wordt overeengekomen voor de (gehele) sector. Ook niet in geschil is dat het overgangsrecht op [eiser] van toepassing is tijdens FLO fase 1.
2.16.
Wel twisten partijen over welke documenten onderdeel uitmaken van het overgangsrecht (waarover hierna meer) en of het overgangsrecht recht geeft op
periodiekesalarisverhogingen tijdens fase 1 van FLO. Onder periodieke salarisverhoging wordt volgens artikel 4.3 cao Ambulancezorg (oud) een verhoging verstaan die de werkgever in principe eenmaal per jaar aan de werknemer toekent bij een normale uitvoering van zijn werkzaamheden en die gelijk is aan een periodiek van de salarisschaal waar hij is ingedeeld.
2.17.
Allereerst is van belang vast te stellen wat onder het overgangsrecht wordt verstaan. Het overgangsrecht wordt gevormd door hoofdstuk 9b CAR-UWO en eventuele wijzigingen en/of aanvullingen daarop in cao’s. Hoofdstuk 9b CAR-UWO draagt het opschrift ‘
Overgangsrecht ambtenaren in een functie die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leeftijdsontslag’. Al in de brief van 30 oktober 2017 (zie punt 2.4.) waarin GGD de aanvraag van [eiser] goedkeurde, staat dat [eiser] tijdens fase 1 van FLO 95% ontvangt van zijn bezoldiging over ‘
het zgn. refertejaar’. Ook verwees GGD in die brief naar artikel 9b:4 lid 1 CAR-UWO.
2.18.
In artikel 9b:4 lid 1 CAR-UWO staat het begrip ‘bezoldiging’. In artikel 9b:2 CAR- UWO wordt onder a. uitgelegd wat onder dat begrip wordt verstaan, te weten:

bezoldiging: de optelsom van
I. het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, sub b,
II. de vakantieuitkering;
III. de eindejaarsuitkering;
IV. de functioneringstoelage;
V. de waarnemingstoelage en
VI. de in de lokale bezoldigingsverordening genoemde andere toelagen en emolumenten, voor zover die aan de ambtenaar zijn toegekend, met uitzondering van de levensloopbijdrage (…)”. De bezoldiging wordt, met uitzondering van de bezoldiging bedoeld in artikel 9b:20 en 9b:25, na deze datum geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen. (…).”
2.19.
Uitgangspunt van het FLO is dat wordt gewerkt met een percentage (in het geval van [eiser] 95%) van de oude bezoldiging in het refertejaar. Zoals uit artikel 9b:4 lid 1 CAR-UWO blijkt, vindt na de vaststelling van de oude bezoldiging in het refertejaar alleen nog indexatie met generieke salarisverhogingen plaats. De definitie van het begrip bezoldiging in artikel 9b:4 lid 1 CAR-UWO komt grotendeels overeen met de uitwerking daarvan in het Handboek (zie punt 2.8.), waaraan gedaagden refereren. Ook bijlage X bij de cao Ambulancezorg verwijst naar hoofdstuk 9b CAR-UWO. In de definitie van bezoldiging worden periodieke salarisverhogingen niet tot het begrip “bezoldiging” gerekend. Uitgangspunt is dan ook dat op grond van het overgangsrecht geen recht bestaat op een periodieke salarisverhoging.
Ook geen recht op periodieke salarisverhoging op grond van artikel 4.3 cao Ambulancezorg (oud) en de instructie salarisadministratie
2.20.
[eiser] meent dat hij onder meer op grond van artikel 4.3 cao Ambulancezorg (oud) recht heeft op een periodieke salarisverhoging (zie punt 2.7.), waaruit volgt dat de werkgever aan de werknemer bij een normale uitvoering van zijn werkzaamheden eenmaal per jaar een periodieke verhoging toekent, die gelijk is aan een periodiek van de salarisschaal waarin hij is ingedeeld, tot de werknemer het maximum van die salarisschaal heeft bereikt.
2.21.
Gedaagden bestrijden deze stelling. De uitleg die [eiser] geeft past volgens hen niet bij de systematiek van periodieke verhogingen. Aan de toekenning van een periodieke salarisverhoging gaat namelijk een beoordeling vooraf, waarbij onder meer wordt gekeken naar het functioneren van de medewerker. Deze systematiek past niet bij het toepassen van een refertejaar, zoals op grond van het overgangsrecht wel geldt tijdens het FLO, aldus gedaagden.
2.22.
Daarnaast meent [eiser] dat de instructie salarisadministratie onderdeel uitmaakt van het overgangsrecht en dat deze instructie recht geeft op periodieke salarisverhogingen. Hierin is immers bepaald dat “
schaal 60 wordt verlengd met een trede, deze tredes worden doorlopen op de reguliere periodiekdatum”, zodat [eiser] meent aanspraak te kunnen maken op de verlengde loonschaal. Volgens [eiser] staat er enerzijds dat er voor de ambulanceverpleegkundigen recht bestaat op periodieke salarisverhogingen en anderzijds dat voor werknemers met FLO geen recht bestaat op periodieke salarisverhogingen. Deze onduidelijkheid moet volgens [eiser] in zijn voordeel worden uitgelegd.
2.23.
Gedaagden betwisten deze lezing door [eiser] en voeren aan dat de instructie salarisadministratie geen onderdeel uitmaakt van het overgangsrecht, maar ook los daarvan geen recht geeft op een periodieke salarisverhoging. Gedaagden hebben namelijk in hun brief naar [eiser] van 8 december 2022 naar de instructie verwezen om aan te geven dat zij daarmee in lijn handelden. Bovendien volgen in de zinnen direct ná de zin waar [eiser] zich op beroept de zinnen: “d
e FLO'er heeft geen recht meer op reguliere periodieken, omdat de FLO-uitkering gebaseerd is op het peilinkomen voorafgaand aan FLO Fase 1. Er is alleen recht op de generieke salarisverhoging.”.Duidelijk is dus dat het recht op verlenging van de loonschaal niet van toepassing is op [eiser] , aldus gedaagden.
2.24.
Zoals hiervoor al overwogen geeft het overgangsrecht geen recht op periodieke salarisverhogingen, zodat de vraag of de instructie salarisadministratie daaronder valt, niet relevant meer is voor de beoordeling van de vordering van [eiser] . Of de instructie salarisadministratie, al dan niet in combinatie met artikel 4.3. cao (oud) een zelfstandig recht geeft op periodieke salarisverhogingen, is door [eiser] onvoldoende onderbouwd. Op de gemotiveerde betwisting van gedaagden heeft [eiser] namelijk niet inhoudelijk gereageerd, anders dan de enkele herhaling van zijn eerdere standpunt dat hij vindt dat onduidelijkheid in de bepaling voor rekening van gedaagden moet komen. Deze betwisting is, in het licht van hetgeen gedaagden hierover hebben aangevoerd, te summier. Zo had het op de weg van [eiser] gelegen om ook in te gaan op de door gedaagden genoemde achtergrond van de betwiste bepaling en de systematiek van de periodieke verhogingen waaraan eerst een beoordeling vooraf gaat. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen. Dit betekent dat ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en ook worden afgewezen.
2.25.
Met de afwijzing van de vorderingen, kan de discussie over de overgang van onderneming onbesproken blijven.
[eiser] zal de proceskosten van gedaagden moeten betalen
2.26.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten van gedaagden worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van gedaagden als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
164,00
(2,00 punten x € 82,00)
- nakosten
41,00
Totaal
205,00.
2.27.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 205,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen,
3.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025