ECLI:NL:RBLIM:2025:2641

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11182135 \ CV EXPL 24-3211
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M.J.F. Piette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij koolstofmonoxidevergiftiging tijdens werkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, die via een uitzendbureau bij Installatiebedrijf was gedetacheerd, een verklaring voor recht dat Installatiebedrijf aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door een vermeende koolstofmonoxidevergiftiging tijdens zijn werkzaamheden. Eiser heeft op 19 mei 2021 grondwerkzaamheden uitgevoerd en stelt dat hij daarbij in de nabijheid van graafmachines heeft gewerkt, wat heeft geleid tot zijn klachten. Na een bezoek aan de huisarts op 20 mei 2021, waar hij melding maakt van misselijkheid en duizeligheid, is hij op 1 juni 2021 naar de Spoedeisende Hulp gebracht met pijn op de borst en andere symptomen. Eiser stelt dat deze klachten het gevolg zijn van een koolstofmonoxidevergiftiging die hij tijdens zijn werk heeft opgelopen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen. De rechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij daadwerkelijk een koolstofmonoxidevergiftiging heeft opgelopen. De medische stukken die door eiser zijn overgelegd, bevatten geen duidelijke conclusie van een arts over de aanwezigheid van een koolstofmonoxidevergiftiging. De klachten die eiser heeft ervaren, zijn niet medisch geobjectiveerd en de rechter wijst erop dat de informatie over de CO-intoxicatie voornamelijk afkomstig is van eiser zelf, zonder dat dit door medische literatuur of deskundigen is onderbouwd.

De kantonrechter concludeert dat het tijdsverloop tussen de vermeende blootstelling aan koolstofmonoxide en de verschillende klachten van eiser onvoldoende onderbouwd is om de vorderingen te steunen. Eiser wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van Installatiebedrijf vergoeden, die zijn begroot op € 205,00. Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11182135 \ CV EXPL 24-3211
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. L.H.G. Pelzer,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Installatiebedrijf,
gemachtigde: mr. I. Paul-van Velzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was via een uitzendbureau gedetacheerd bij Installatiebedrijf. Op 19 mei 2021 heeft [eiser] in opdracht van Installatiebedrijf grondwerkzaamheden uitgevoerd. Hij stond daarbij in de nabijheid van graafmachines.
2.2.
Op 20 mei 2021 is [eiser] bij de huisarts geweest. In het huisartsenjournaal staat daarover:
“S Werkt in de buitenlucht, gisrend te veel van diesel uitlaatgassen ingeandemd. Misselijk en duizelig hiervan gewoorden. Gaat vandag wel beter. Heeft de klachten bij de werkgever gemeld.”
2.2.
In de nacht van 1 op 2 juni 2021 is [eiser] naar de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis gebracht. In het verslag van de SEH is opgenomen:
“(…)
Anamnese
Vannacht plotseling drukkende pijnklachten op de borst gekregen met uitstraling naar schouders, arm en rug. Hierbij ook transpireren en kortademig. Voelde hierbij hartkloppingen met overslagen. (…) Door nitrospray in ambu is de pijn afgenomen, (…).
Twee weken geleden op werk vermeende koolstofmonoxidevergiftiging opgelopen. (…) Klachten bestonde uit niet lekker voelen, misselijkheid, dubbel zien, wazig zien en verminderde intake (…).
Conclusies en beleid
Wij zagen een 51-jarige man met in de voorgeschiedenis een PCI (Maastricht) in verband met:
1.
Sinds vannacht bestaande drukkende pijnklachten op de borst met uitstraling naar rug en kaak, op het ECG geen tekenen van ischemie met troponines na 9 (9) en mild infectielab (CRP 45, leukocyten 14) zonder T en schone X-thorax en niet afwijkende echo van aorta DD, virale luchtweginfectie. (…)”
2.4.
Op 27 juni 2021 is [eiser] na een telefonisch consult nogmaals gezien op de SEH. In het verslag daarvan staat:
“(…)
(B) (…) Mw belt voor een vriend. 3 wk geleden met ambu opgehaald. Heeft CO-vergiftiging gehad recent. Afgelopen dinsdag ziek geweest na eten (meerdere personen). Nu reeds een aantal dagen ziek. Eet en drinkt slecht, is zo’n 7 kg kwijt in een maand. Veel buikpijn, is veel slomer dan normaal.
Dhr zelf. (…) Aantal weken tijdens het werk veel uitlaatgas ingeademd, daarna CO vergiftiging. Daarna voorhoofdsholte ontsteking gehad (hiermee vaker bekend). Hierna hartklachten gehad  ambu  geen cardiale origine. Sinds dinsdag weer gewerkt, hierbij weer uitlaatgas ingeademd. Toen ook wat verkeerds gegeten, aantal keer gebraakt. Geen eetlust, kan drinken moeilijk binnen houden. (…)
(P)(BE3) (…)
Verd acute buik. Ingestuurd SEH gezien plotse achteruitgang en forse pijn. (…)”
In het verslag van de Poli Chirurgie van 29 juni 2021 is opgenomen:
“(…) Bovengenoemde patient werd opgenomen met sinds 3 dagen ontstane buikpijnklachten en misselijkheid. CT toonde een beeld van gegranuleerde maaginhoud. Dit werd bevestigd middels gastroscopie welke tevens een beeld van gastritis liet zien. Anamnestisch werd dit beeld geduid bij een CO-intoxicatie in de werksfeer. (…)
Conclusie (Ontslagdiagnose)
Gastroparese met bijgaand gastritis bij WD CO-intoxicatie> (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – een verklaring voor recht dat Installatiebedrijf aansprakelijk is voor de door [eiser] te lijden schade en veroordeling tot die schade op te maken bij staat.
3.2.
Installatiebedrijf voert verweer. Installatiebedrijf concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt Installatiebedrijf als werkgever aansprakelijk op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het bepaalde in artikel 7:658 lid 1 BW is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de werknemer de arbeid moet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Uit het tweede lid van het artikel volgt dat een werkgever aansprakelijk is voor schade die de werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij de werkgever heeft voldaan aan de zorgplicht uit het eerste lid of de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Voornoemd artikel houdt een ruime zorgplicht in. Er wordt niet snel aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt daarentegen ook geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.2.
Kern van het geschil is de stelling van [eiser] dat hij een koolstofmonoxide vergiftiging heeft opgelopen bij de uitoefening van de werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat door [eiser] onvoldoende is aangevoerd dat er sprake is geweest van een koolstofmonoxidevergiftiging. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.2.1.
Uit de door [eiser] overgelegde medische stukken volgt geen medische beoordeling met de conclusie dat er sprake is van een koolstofmonoxidevergiftiging. Wat blijkt is dat [eiser] in de periode na de vermeende blootstelling met verschillende medische problemen medische hulp heeft gezocht. Na een eerste huisartsenbezoek direct na 19 mei 2021 lijken de klachten van misselijkheid en duizeligheid snel af te nemen. Ongeveer twee weken wordt [eiser] met geheel andere klachten gezien op de SEH. Bij gebrek aan een aantoonbare cardiale oorzaak wordt als differentiaal diagnose (DD) een virale luchtweginfectie aangenomen. Uit het verslag van 27 juni 2021 volgt ook dat voorafgaand aan de zogenoemde hartklachten er sprake zou zijn geweest van een voorhoofdsholteontsteking. Na de zogenoemde hartklachten is er een tweede bezoek aan de SEH in verband met buikklachten die medisch geduid worden als gastroparese (vertraagde maaglediging) en gastritis (ontsteking van het maagslijm).
De in de verslagen terugkomende CO-intoxicatie (koolstofmonoxidevergiftiging) vind telkens zijn oorsprong in anamnestische, dat wil zeggen door [eiser] verstrekte, informatie die niet medisch geobjectiveerd is. [eiser] heeft ook nagelaten om aan de hand van medische literatuur of een deskundigenbeoordeling het verband tussen de verschillende klachten een gestelde koolstofmonoxidevergiftiging te onderbouwen.
4.2.2.
Mede gezien het tijdsverloop tussen de vermeende blootstelling en de verschillende klachten is daarmee het bestaan van schade die het gevolg is van een bij de werkzaamheden opgelopen koolstofmonoxidevergiftiging onvoldoende onderbouwd. Daarbij kan in het midden blijven de gemotiveerde betwisting door het Installatiebedrijf van de omstandigheden die volgens [eiser] tot de vermeende intoxicatie hebben geleid.
4.3.
De vorderingen van [eiser] stranden hiermee.
4.4.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Installatiebedrijf worden begroot op:
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
205,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 205,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piette en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.