ECLI:NL:RBLIM:2025:2642

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11260244 \ CV EXPL 24-4078
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding koopovereenkomst en terugbetaling bij consumentenkoop

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een koopovereenkomst. [eiser] had een box gekocht voor € 7.000,00, maar stelde dat hij een andere box had besteld. Bij het ophalen van de box weigerde hij deze in ontvangst te nemen en vorderde hij terugbetaling van het betaalde bedrag. De gemachtigde van [eiser] heeft de overeenkomst bij brief van 6 juli 2021 ontbonden. [gedaagde] heeft in mei 2023 de box verkocht aan een derde en heeft [eiser] een bedrag van € 5.000,00 terugbetaald, maar hield € 2.000,00 in verband met stallingskosten. De kantonrechter oordeelde dat er geen consumentenkoop was, omdat [gedaagde] niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen reeds was ontbonden en dat [gedaagde] het resterende bedrag van € 2.000,00 aan [eiser] moest terugbetalen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11260244 \ CV EXPL 24-4078
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S.F.G. Ishak,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I.P. Sigmond.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek met producties 1 tot en met 5.
1.2.
Bij brief van 15 januari 2025 is [eiser] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de eerst bij conclusie van dupliek in het geding gebrachte producties. Bij
e-mailbericht van 28 januari 2025 heeft [eiser] bericht geen akte te zullen nemen, omdat de zaak naar zijn mening voldoende duidelijk is.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft voor [eiser] een zgn. box gekocht voor € 7.000,00. Bij het ophalen van de box heeft [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat dit niet de juiste box is. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij een zgn. Bimbo Baby Box wilde en geen Monkeytime Box. 2.2. [eiser] heeft de box niet in ontvangst genomen en bij [gedaagde] laten staan en aanspraak gemaakt op terugbetaling van het reeds door hem aan [gedaagde] betaalde bedrag van
€ 7.000,00.
2.3.
Bij brief van 6 juli 2021 deelt de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] mee:
(…) widerrufe ich den Vertrag über die
Baby Bimbo Boxmit schwarzen Figuren und fechte den Vertrag aus allen in Betracht kommenden Gründen an.
Begründung:
Unter Bezugnahme auf die Korrespondenz mit Ihnen bestellte mein Mandant bei Ihnen eine
Bimbo Box(…)
mit schwarzen Figuren.
Dieser Vertrag wird gemäß dem Fernabsatzgesetz für den Onlinehandel hiermit ausdrücklich
widerrufen.
(…) Zwischen Ihnen und meinem Mandanten kam ausschließlich ein Vertrag über eine
Bimbo Box mits schwarzen Figurenzustande.
Der Kaufpreis wurde am 02.07.2021 auf Ihre Konto überwiesen. Geliefert werden sollte jedoch eine andere Box.
Über diese Box ist ein Vertrag nicht zustande gekommen.
Ich habe Sie hiermit aufzufordern, den Betrag in Höhe von
7.000,00 €auf eines der unten aufgeführten Konten zurückzuzahlen.
2.4.
[gedaagde] heeft in mei 2023 de Monkeytime box verkocht aan een zekere [naam 1] , een verzamelaar. Op 16 juni 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 5.000,00 terugbetaald. [gedaagde] is van mening dat hij op de koopprijs van € 7.000.00, een bedrag van
€ 2.000,00 aan stallingskosten in mindering mag brengen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair te verklaren voor recht dat geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen,
subsidiair te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] reeds is ontbonden dan wel de overeenkomst te ontbinden,
meer subsidiair te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] is vernietigd dan wel de overeenkomst te vernietigen,
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.397,48 inclusief btw, bestaande uit € 7.000,00 aan koopsom, € 1.061,47 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw en € 336,01 aan vervallen wettelijke rente waarop € 5.000,00 in mindering strekt ingevolge artikel 6:44 BW, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat nodig is, nog nader ingegaan.

4.De beoordeling

Geen consumentenkoop
4.1.
Niet gebleken is dat [gedaagde] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zodat er geen sprake is van een consumentenkoop.
Rechtsmacht en Nederlands recht
4.2.
Het betreft hier een geschil met een internationaal karakter, nu [eiser] woonachtig is in Duitsland en [gedaagde] in Nederland. Dat doet de vraag rijzen of de kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen en, zo ja, welk recht op het geschil van toepassing is.
4.3.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht, omdat [gedaagde] in Nederland woont (artikel 2 Rv). Meer specifiek is de rechtbank Limburg, locatie Maastricht bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat [gedaagde] in Heerlen woont.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat het Nederlands recht op de vordering van toepassing is, omdat de kenmerkende prestatie door de verkoper (de verkoop en levering) in Nederland is verricht en niet is gebleken dat de overeenkomst nauwer verbonden is met Duitsland (artikel 4 Rome I).
Wel / geen overeenkomst
4.5.
Nu beide partijen de overeenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden, kan het standpunt dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, geen standhouden. De primair gevorderde verklaring voor recht dient reeds om die reden dan ook afgewezen te worden. De subsidiair gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
4.6.
De tussen partijen gesloten overeenkomst dient gekwalificeerd worden als een koopovereenkomst (op afstand). In geschil is of er een koopovereenkomst is gesloten ter zake een Bimbo Baby Box of een Monkeytime box. De kantonrechter laat dit verder in het midden, zodat het vraagstuk over de non-conformiteit (of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming) onbesproken zal blijven. Partijen zijn het namelijk erover eens dat de koopovereenkomst is ontbonden. [eiser] heeft de overeenkomst bij brief van zijn gemachtigde van 6 juli 2021 ontbonden (randnummer 2.2.) en [gedaagde] in 2023 (randnummer 8.1.4. conclusie van dupliek).
Gevolgen ontbinding: ongedaanmakingsverbintenissen
4.7.
Als gevolg van de ontbinding ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen voor de reeds ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Dit betekent dat [gedaagde] het ontvangen bedrag van € 7.000,00 moet terugbetalen. [gedaagde] heeft € 5.000,00 terugbetaald. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 2.000,00 voert [gedaagde] aan dat hij stallingskosten / kosten van bewaring heeft gemaakt, welke kosten hij middels verrekening in mindering heeft gebracht op de koopprijs. [gedaagde] stelt daartoe dat [eiser] op 4 juli 2021 ex artikel 6:58 BW in schuldeisersverzuim is geraakt omdat [eiser] geweigerd heeft de box van [gedaagde] in ontvangst te nemen. [gedaagde] stelt vanwege het verzuim van [eiser] ex artikel 6:66 BW bevoegd te zijn om de box in bewaring te geven en de kosten daarvan ex artikel 6:53 BW (de kantonrechter leest artikel 6:70) in rekening te brengen bij [eiser] .
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat niet gebleken is dat aan de wettelijke vereisten voor het in rekening brengen van de kosten van bewaring is voldaan. Ingevolge artikel 6:67 BW geschiedt die inbewaringstelling door de zaak in bewaring te geven aan iemand die zijn bedrijf maakt van het bewaren van zaken. Gesteld noch anderszins is gebleken dat hiervan sprake is geweest. [gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat hij de box in een “droge, beveiligde en verwarmde opslag” heeft geplaatst á raison de € 100,00 per dag, en legt als productie 8 bij conclusie van antwoord facturen over waarop een stempel staat van “ [naam 2] schadeauto’s import/export”. Door de box bij voormeld bedrijf in bewaring te geven, is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6:67 BW. Het verrekeningsverweer kan dan ook geen standhouden en zal worden gepasseerd. Het vorenstaande brengt reeds mee dat [gedaagde] het restantbedrag van € 2.000,00 dient terug te betalen aan [eiser] . Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.9.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het tarief dat is
vermeld in de aanmaning (productie 11 dagvaarding). De buitengerechtelijke incassokosten worden daarom slechts toegewezen tot het tarief dat in de aanmaning ex artikel 6:96 lid 6 BW is aangezegd. Dat betreft een bedrag van € 725,00.
Wettelijke rente
4.10.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt eveneens voor toewijzing gereed.
Conclusie
4.11.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] tot een bedrag van
€ 3.061,01 (€ 7.000,00 + € 725,00 + € 336,01 - € 5.000,00) voor toewijzing gereed ligt.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
980,38‬
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals hierna vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] reeds is ontbonden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen
€ 3.061,01, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 980,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.
CJ