ECLI:NL:RBLIM:2025:2645

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11416690 \ CV EXPL 24-5822
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woonruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Krijtland Wonen en een gedaagde partij, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde. De eisende partij, vertegenwoordigd door Haenen Gerechtsdeurwaarders, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woonruimte vanwege huurachterstand. De gedaagde partij is niet verschenen bij de mondelinge behandeling op 11 maart 2025, ondanks dat deze deugdelijk was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eisende partij niet wordt betwist door de gedaagde partij, wat heeft geleid tot toewijzing van de vordering.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontstane huurachterstand de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming rechtvaardigt. De gedaagde partij is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.174,72. Het vonnis bevat verder bepalingen over de ontruiming van het gehuurde, de betaling van de huurachterstand en de vergoeding voor de huurprijs vanaf 1 december 2024 tot de ontruiming. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11416690 \ CV EXPL 24-5822
Vonnis van de kantonrechter van 19 maart 2025
in de zaak van:
STICHTING KRIJTLAND WONEN, v.m.g. DE STICHTING WONINGSTICHTING VAALS,
gevestigd te Simpelveld,
eisende partij,
gemachtigde Haenen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [naam onderbewindgestelde] (geboren [geboortedatum] 1992),
wonend [adres 1] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij
- de mondelinge behandeling op 11 maart 2025 om 13:30 uur
- een zijdens eisende partij ter zitting overgelegd actueel overzicht betreffende de huurachterstand.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De bewindvoerder/ gedaagde partij is – hoewel deugdelijk opgeroepen – zonder enig bericht niet verschenen bij de mondelinge behandeling. Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen. De ontstane huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
2.2.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 136,72
  • griffierecht € 496,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.174,72

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [plaats] aan [adres 2]
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 4.159,01 (waarvan een bedrag van € 3.764,38 aan huurachterstand tot 1 december 2024 en een bedrag van € 394,63 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.764,38 vanaf 19 november 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 795,06 of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zal zijn toegelaten voor elke ingegane maand met ingang van 1 december 2024 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.174,72,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.