ECLI:NL:RBLIM:2025:2646

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11497959 \ CV EXPL 25-491
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woonruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Weller Wonen en een gedaagde partij, die optreedt als bewindvoerder in het beschermingsbewind van een onderbewindgestelde. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een antwoord van de gedaagde en een mondelinge behandeling op 13 maart 2025. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de huurachterstand was opgelopen, ondanks dat er recent een uitkering was ontvangen die deels was gebruikt voor huurbetaling. Weller Wonen heeft de vorderingen gehandhaafd en verzocht om vonnis, met de bereidheid om de ontruiming niet door te zetten zolang de huur werd betaald en er een redelijke aflossing werd bereikt voor de achterstand.

De gedaagde partij heeft de vorderingen niet betwist, wat leidde tot toewijzing van de vorderingen door de kantonrechter. De rechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De gedaagde partij is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. De kosten van de procedure zijn begroot op € 1.135,45, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11497959 \ CV EXPL 25-491
Vonnis van de kantonrechter van 19 maart 2025
in de zaak van:
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te Heerlen ,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam] in zijn/haar hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [naam onderbewindgestelde] , geboortedatum [geboortedatum] 1999,
wonend [postadres] ,
[plaats 1] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij
- de mondelinge behandeling op 13 maart 2025 om 13:30 uur
- bij brieven van respectievelijk 14 februari en 6 maart zijdens eisende partij overgelegde actuele overzichten betreffende de huurachterstand.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde overzichten volgt dat de huurachterstand na dagvaarden verder is opgelopen. Tijdens de mondelinge behandeling geeft de bewindvoerder aan dat een dag eerder, op 12 maart 2025, voor het eerst weer uitkering ten behoeve van [naam onderbewindgestelde] werd ontvangen. Daarvan zou direct ook een maand huur zijn betaald.
2.2.
Weller Wonen kon die betaling nog niet verifiëren. Zij persisteert bij haar vorderingen en vraagt vonnis. Dit overigens met de opmerking dat zij bereid is de ontruiming niet door te zetten, zolang de lopende huur wordt betaald én een redelijke aflossing met betrekking tot de ontstane achterstand en kosten van deze procedure wordt bereikt.
2.3.
Gedaagde partij betwist de vorderingen verder niet, zodat deze worden toegewezen. De ontstane huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
2.4.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 145,45
  • griffierecht € 514,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € ‭1.135,45‬‬‬‬

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [plaats 2] aan de [adres]
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 3.089,72 (waarvan een bedrag van € 2.621,29 aan huurachterstand tot 1 februari 2025 en een bedrag van € 468,43 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 januari 2025 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 615,61 behoudens huurverhogingen voor elke ingegane maand met ingang van 1 februari 2025 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € ‭1.135,45‬, ‬‬‬
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.