“B. OVEREENKOMST
Partijen hebben een overeenkomst gesloten tot het vestigen van een erfdienstbaarheid ten behoeve en laste van erf 1 [rb: [adres Y] , thans het perceel van [nieuwe eigenaar] ] en ten behoeve en ten laste van erf 2 [rb: [adres X] , thans het perceel van [eisers] ]. Deze overeenkomst wordt hierna genoemd: "de overeenkomst". De vestiging, de inhoud en de wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid worden bij deze akte geregeld.
C. VESTIGING ERFDIENSTBAARHEID VAN WEG
Ter uitvoering van de overeenkomst vestigen partij 1 en partij 2 over en weer, ten behoeve en ten laste van respectievelijk erf 1 en erf 2, de hierna te omschrijven erfdienstbaarheid. Partij 1 en partij 2 aanvaarden de vestiging van deze erfdienstbaarheid ten behoeve van respectievelijk erf 1 en erf 2.
De rechtsverhouding tussen de eigenaren van de respectievelijke erven wordt hierbij vastgelegd als volgt:
Artikel 1
Omschrijving erfdienstbaarheid
De erfdienstbaarheid van weg om - uitsluitend voor particulier gebruik - ten behoeve van de respectievelijke heersende erven te komen van en te gaan naar de openbare weg, genaamd-
[straatnaam] , over de bestaande in- en uitrit, hierna te noemen: "de weg”, zoals met schuine arcering is aangegeven op de aan deze akte te hechten, niet voor inschrijving bestemde, situatietekening.
Artikel 2
Bepalingen
Met betrekking tot de erfdienstbaarheid gelden de volgende bepalingen.
a.
De weg mag niet zonder schriftelijke toestemming van de eigenaren van erf 1 en erf 2 worden verlegd.
b.
De eigenaren en bevoegde gebruikers van erf 1 en erf 2 mogen de weg uitsluitend gebruiken:
als voetpad voor mens en dier;
als rijweg voor personenauto's, (motor-)(brom-)(snor-)fietsen en alle andere niet-motorische vervoermiddelen.
c.
Het is zowel de eigenaar van erf 1 als die van erf 2 en alle andere personen die van de weg gebruik maken verboden om vervoermiddelen van welke aard ook of andere zaken op de weg te plaatsen anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig vereist zal zijn, zodat dit gebruik ongehinderd en onverminderd zal kunnen plaats hebben.
Voer- en rijtuigen dienen derhalve steeds op het eigen perceel (niet belast met de erfdienstbaarheid) te worden geparkeerd respectievelijk geplaatst, en wel op zodanige wijze dat daardoor voor de gerechtigde(n) tot het dienend erf geen hinder of (kans op) schade ontstaat. Indien in strijd met deze bepaling mocht zijn gehandeld, zullen belde partijen of hun gemachtigden bevoegd zijn datgene wat zich op de weg bevindt, zonder enige aanmaning te verwijderen en elders te plaatsen.
(…)
Artikel 4
Niet-nakoming
Bij overtreding of toerekenbare tekortkoming in de nakoming, hierna te noemen: niet nakoming, ten aanzien van het bepaalde in artikel 2 onder c, wordt door de overtreder respectievelijk de nalatige ten behoeve van zijn tegenpartij een terstond opvorderbare boete verbeurd van eenhonderd euro (€ 100,00) voor iedere overtreding of niet-nakoming en voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding of niet-nakoming voortduurt. Deze boete zal verschuldigd zijn door het enkele feit van de overtreding of niet-nakoming of door het enkel verloop van de bepaalde termijn, zonder dat enige ingebrekestelling zal zijn vereist, onverminderd het recht van de bedoelde tegenpartij op vergoeding van de eventueel meer geleden schade en onverminderd het recht van de bedoelde tegenpartij om tegelijk nakoming van de boete én van de betreffende verbintenis te verlangen. Iedere partij is verplicht van zijn rechtsopvolger te bedingen dat deze ook aan bedoelde verplichting(en) gebonden is en dat deze zijn rechtsopvolger ten behoeve van de andere partij of diens rechtsopvolger gelijke verplichting(en) oplegt op straffe van de hiervoor vermelde boete wegens niet-nakoming van deze verplichting(en) en ander gelijke boete-bepalingen als hiervoor vermeld.”