3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7]relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 1 september 2024, omstreeks 19:05 uur zagen wij, [naam 5] en [naam 1] , een voertuig rijden op de A16, een Opel Meriva, met het kenteken [kentekennummer 1] . Wij herkenden dit kenteken van enige tijd geleden waarbij tijdens een controle een lege professionele verborgen ruimte werd aangetroffen.
Wij zagen dat het voornoemde voertuig over de A16, A58 en A2 richting Weert reed en daar een woonwijk in reed. Op de Middelstestraat in Weert zagen wij een tweede voertuig, een witte Volkswagen Polo, met kenteken [kentekennummer 2] rijden en wij zagen dat dit voertuig achter het eerdergenoemde voertuig met kenteken [kentekennummer 1] aanreed. Wij zagen dat de twee voertuigen enkele straten verder reden. Wij zagen dat de twee voertuigen op een afgelegen weg stopten, de Onze-Lieve-Vrouwe-Hofweg te Weert. De Volkswagen Polo stond voor, de Opel Meriva stond daar kort achter.
Later bleken er drie personen betrokken te zijn, die wij gemakshalve nu al benoemen:
- [verdachte] (bestuurder van Volkswagen Polo [kentekennummer 2] );
- [naam medeverdachte 2] (bijrijder Volkswagen Polo [kentekennummer 2] );
- [naam medeverdachte 1] (bestuurder Opel Mireva [kentekennummer 1] ).
Wij, [naam 5] , [naam 2] en [naam 1] , zagen dat de achterportieren van de Opel Meriva open stonden. Wij, [naam 5] en [naam 2] , zagen dat [naam medeverdachte 2] bij het geopende rechterachterportier stond van de Opel Meriva en naar binnen gebukt stond richting de achterbank van de Opel. Ik, [naam 5] , zag dat [naam medeverdachte 2] , vervolgens een zwarte sporttas op de grond zette naast de Opel Meriva. Tevens zagen wij, [naam 5] en [naam 2] , dat [naam medeverdachte 2] blauwe latex handschoenen droeg en zijn beide handen in de zwarte sporttas deed. Hierop besloten wij in te grijpen: wij liepen richting de mannen toe, legitimeerden ons als politieambtenaar en hielden alle drie de personen aan.
Wij zagen dat sporttas, die eerst op de grond stond bij [naam medeverdachte 2] naast de Opel Meriva, nu op de achterbank stond van de Opel Meriva. Kennelijk is in de tussentijd dat wij richting de voertuigen liepen de tas op de achterbank gezet. Wij, [naam 2] en [naam 5] , herkenden deze sporttas als exact dezelfde tas die eerder naast [naam medeverdachte 2] op de grond stond en waarin hij met de latex handschoenen bezig was. Verder was er geen zwarte sporttas aanwezig. Wij, verbalisanten, zagen dat de rits van de zwarte sporttas volledig geopend was. Er waren duidelijk meerdere rechthoekige blokken te zien die wij ambtshalve herkennen als zijnde de bekende kiloblokken, vermoedelijk cocaïne. De blokken waren voorzien van een stempel met de tekst "TRUMP". Het bleken in totaal 10 (tien) blokken te zijn. Deze blokken zijn inbeslaggenomen.
Voorts zagen wij dat de achterbank van de Opel Meriva omhoog stond, de verborgen ruimte was dus ontgrendeld en deze stond open. In de verborgen ruimte bevonden zich nog vijf blokken. Deze zijn eveneens inbeslaggenomen.
Ik hoorde [naam medeverdachte 2] uit eigen beweging zeggen: “Hoe lang moet ik nu
zitten, dit is de eerste keer dat ik dit doe en ik word meteen gepakt.”
De
kennisgevingen van inbeslagnemingvermelden de volgende in beslag genomen stoffen:
- 5.565,68 gram bruto poeders (goednummer 1735036);
- 11.125,92 gram bruto poeders (10 blokken, goednummer 1735035).
De indicatieve testen wezen uit dat de stoffen, voorzien van goednummers 1735036 en 1735035 positief reageerden op de aanwezigheid van
cocaïne.Uit de hoeveelheden harddrugs werden monsters genomen (AQX0387NL: nettogewicht 5001,61 gram en AAQX0386NL: nettogewicht 9987,62 gram) en naar het NFI verzonden.De rapportages van het NFI vermelden dat de monsters met kenmerken AQX0387NL en AAQX0386NL allen
cocaïnebevatten.
De medeverdachte [naam medeverdachte 1]verklaarde ter terechtzitting van 7 maart 2025 – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik moest cocaïne ophalen en daar zou ik voor betaald krijgen. Ik heb daarvoor een auto, een Opel Meriva met verborgen ruimte, en een mobiele telefoon gekregen. Op 1 september 2024 ben ik naar Weert gereden met de Opel Meriva. Ik moest naar een adres rijden in Weert. Er was tegen mij gezegd dat iemand mij daar tegemoet gereden zou komen. Als ik in Weert aan zou komen moest ik een berichtje sturen met de mobiele telefoon die ik had gekregen. Dat heb ik ook gedaan. Ik heb in Weert de auto naast de weg gezet en toen kwam de Volkswagen Polo aangereden. Er werd naar mij geseind door de bijrijder van de Volkswagen Polo. De bijrijder was [naam medeverdachte 2] . Hij maakte een handgebaar. De auto reed vervolgens langzaam naast mij. Ik ging toen weer rijden en reed voor de Volkswagen Polo. De Volkswagen Polo is vervolgens vóór mij gaan rijden en toen ben ik deze auto gevolgd. We zijn vervolgens gestopt en toen zag ik dat [naam medeverdachte 2] met een sporttas naar mijn auto toe liep. Hij maakte het achterportier van de auto open en ik had ondertussen de verborgen ruimte geopend. Ik zag gelijk de sporttas en heb vervolgens de blokken cocaïne aangepakt en in de verborgen ruimte gelegd.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, op 1 september 2024, op enig moment samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] , in de auto (Volkswagen Polo) is gaan rijden, terwijl zich ook een tas met ongeveer 15 kilogram cocaïne in die auto bevond, en dat zij samen, die cocaïne aldus vervoerend, naar de plek zijn gereden waar medeverdachte [naam medeverdachte 1] zich bevond nadat die medeverdachte [naam medeverdachte 1] met de aan hem gegeven telefoon had doorgegeven dat hij zich op de afgesproken plek bevond, waarna verdachte door enige straten heen eerst achter [naam medeverdachte 1] aan en vervolgens voor [naam medeverdachte 1] uit is gereden en voor hem is gestopt. Op de plek waar verdachten zijn gestopt werd de tas met cocaïne door medeverdachte [naam medeverdachte 2] naar de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 1] gebracht. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] had daarbij blauwe latex handschoenen aan. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] had ondertussen de verborgen ruimte geopend en heeft de blokken cocaïne van medeverdachte [naam medeverdachte 2] aangenomen en in de verborgen ruimte van de Opel Meriva- de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 1] - gelegd. Dit bleek ongeveer 15 kilogram cocaïne te betreffen.
De rechtbank is van oordeel dat de voorgaande vaststellingen redengevende feiten en omstandigheden opleveren die wijzen op medeplegen tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] van het vervoeren van de aangetroffen cocaïne. Het is aan de verdachte om met een, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te komen.
Wat heeft de verdachte hiertegenover gesteld? Niet veel. De verdachte heeft verklaard dat hij niets weet vancocaïne en dat hij enkel op verzoek van zijn zoon [naam medeverdachte 2] een willekeurig ritje is gaan maken door Weert en daarbij per toeval eerst achter [naam medeverdachte 1] is gaan rijden en hem vervolgens is ingehaald. Verdachte wilde langs huis om zijn portemonnee op te halen om te gaan tanken. Hij stopte alleen op verzoek van zijn zoon, aldus medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Hij heeft niet gezien dat zijn zoon naar de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 1] liep en hij heeft ook geen tas gezien.
De rechtbank heeft de verdachte in dit verband tijdens de terechtzitting vele vragen gesteld, maar stuitte steeds op een geïrriteerde verdachte die de betreffende -cruciale- vragen niet wenste te beantwoorden. Op vragen als hoe de verdachte een in de auto aanwezige, zwarte tas vol met cocaïne niet gezien heeft of hoe het kan dat de verdachte niet gezien heeft dat zijn zoon, medeverdachte [naam medeverdachte 2] , blauwe handschoenen aan had en de tas met cocaïne naar de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bracht, kwam geen bevredigend antwoord. Ondanks aldus vele kansen om meer reliëf in zijn verklaringen aan te brengen en op die manier meer openheid van zaken te geven, bleef het bij een min of meer blote ontkenning van wetenschap van hetgeen is voorgevallen. Verdachte heeft bovendien ook niet duidelijk kunnen maken hoe het kan dat hij [naam medeverdachte 1] treft op de door [naam medeverdachte 1] met derden afgesproken plek en dat hij door verschillende straten achter [naam medeverdachte 1] aanrijdt, anders dan dat dit alles op toeval berust.
De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht, op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, aldus het primair ten laste gelegde medeplegen van vervoeren van ongeveer 15 kilogram cocaïne wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onderdelen verkopen, afleveren en verstrekken.