ECLI:NL:RBLIM:2025:291
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake consumentenkoop en bewijslevering van contante betaling
In deze zaak, die voor de Kantonrechter van de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over een consumentenkoop. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Sangers, heeft de gedaagde, die in persoon procedeert, aangeklaagd voor een bedrag van € 1.000,00 dat hij contant zou hebben betaald bij de aankoop van een auto. De procedure is gestart met een tussenvonnis van 7 augustus 2024, waarin de eiser de opdracht kreeg om bewijs te leveren van de betaling. Tijdens het getuigenverhoor op 14 november 2024 zijn drie getuigen gehoord, waaronder de eiser zelf en een getuige die aanwezig was bij de transactie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser voldoende bewijs heeft geleverd dat hij de contante betaling heeft gedaan, ondanks de ontkenning van de gedaagde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde, naast een eerdere veroordeling, ook het bedrag van € 1.000,00 aan de eiser moet terugbetalen. De kantonrechter heeft verder bepaald dat de wettelijke rente over dit bedrag toewijsbaar is, met ingang van veertien dagen na het vonnis. De eiser heeft ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze zijn afgewezen omdat de kantonrechter onvoldoende bewijs heeft gezien van de verrichte werkzaamheden. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 1.866,85. Het vonnis is uitgesproken op 15 januari 2025.