ECLI:NL:RBLIM:2025:299

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
11179503 \ CV EXPL 24-3194
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten in verband met energielevering

In deze zaak heeft Enexis Netbeheer B.V. (hierna: Enexis) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die eigenaar is van een pand zonder energiecontract voor de periode van 13 november 2023 tot 24 juni 2024. Enexis heeft de gedaagde bij brief van 14 mei 2024 gewezen op het ontbreken van een energiecontract en verzocht om dit alsnog te regelen om afsluiting van de energietoevoer te voorkomen. Na betekening van de dagvaarding op 19 juni 2024 heeft de gedaagde uiteindelijk op 24 juni 2024 een energiecontract afgesloten met Nieuwe Stroom. Enexis vordert nu vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 75,00, omdat de gedaagde pas na de betekening van de dagvaarding heeft gezorgd voor een energiecontract.

De gedaagde voert verweer en stelt dat het energiecontract voor de eerste rolzitting is afgesloten, waardoor Enexis geen belang meer heeft bij de procedure. Tevens betwist de gedaagde de ontvangst van eerdere brieven van Enexis en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Enexis of afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Enexis in de proceskosten.

De kantonrechter oordeelt dat Enexis terecht de procedure heeft gestart, aangezien er gedurende de genoemde periode geen energiecontract was. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt getoetst aan de eisen van de dubbele redelijkheidstoets. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten toe tot een bedrag van € 40,00, omdat de gedaagde Enexis had kunnen verzoeken om de energie af te sluiten of om een contract af te sluiten. De gedaagde wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 342,99.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11179503 \ CV EXPL 24-3194
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
ENEXIS NETBEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Enexis,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.J.M. Golstein.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens houdende een vermindering van eis
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaats] (hierna: het pand). Voor dit pand ontbrak een overeenkomst met een energieleverancier over de periode 13 november 2023 tot 24 juni 2024.
2.2.
Enexis heeft [gedaagde] bij brief van 14 mei 2024 gewezen op het ontbreken van een energiecontract en heeft verzocht hier alsnog toe over te gaan om afsluiting van de aansluitingen van de elektriciteit en het gas te voorkomen.
2.3.
Bij dagvaarding is - kort gezegd - toestemming verzocht om over te gaan tot afsluiting van de energietoevoer naar het pand. Deze dagvaarding is op 19 juni 2024 aan [gedaagde] betekend.
2.4.
Per 24 juni 2024 heeft de huurder van het pand een energiecontract gesloten bij Nieuwe Stroom.

3.Het geschil

3.1.
Enexis vordert - samengevat - na vermindering van eis, vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 75,00, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Enexis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] pas na betekening van de dagvaarding ervoor heeft gezorgd dat er voor het pand een overeenkomst met een energieleverancier is gesloten, zodat Enexis de procedure terecht is gestart en [gedaagde] de betreffende kosten verschuldigd is. Voorafgaand aan de procedure stelt Enexis kosten te hebben gemaakt om [gedaagde] te bewegen een energiecontract met een leverancier af te sluiten, waaronder het versturen van brieven en het afleggen van een huisbezoek. Enexis vordert een vergoeding voor deze buitengerechtelijke kosten van € 75,00.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat het energiecontract is afgesloten voor de eerste rolzitting, zodat Enexis geen belang meer heeft bij deze procedure. Ook geeft [gedaagde] te kennen dat hij pas in de tweede helft van mei 2024 een eerste brief van Enexis heeft ontvangen. Eerdere brieven hebben hem nooit bereikt. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Enexis, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Enexis, met veroordeling van Enexis in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals overwogen is voor het pand gedurende de periode 13 november 2023 tot 24 juni 2024 geen energiecontract met een energieleverancier gesloten. Eveneens staat vast dat er op 21 juni 2024 een energiecontract met Nieuwe Stroom is gesloten en dat dit na het uitbrengen van de dagvaarding is gebeurd. Onweersproken is verder dat Enexis dient op te treden tegen afnemers die geen energiecontract met een leverancier hebben gesloten en dat Enexis daartoe afsluiting kan vorderen. Daarmee is Enexis terecht de procedure gestart.
4.2.
De volgende vraag is of de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar is. [gedaagde] betwist de ontvangst van door Enexis verstuurde brieven in de periode vóór medio mei 2024. [gedaagde] geeft aan dat de eerste brief van Enexis hem bereikte in de tweede helft van mei 2024. Bij het ontbreken van een specifieke vermelding van de dagtekening van die brief, gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] doelt op de brief van 14 mei 2024 (productie 3 bij de dagvaarding). Nadien heeft Enexis [gedaagde] nogmaals op 24 mei 2024 aangeschreven voorgaand aan het opstarten van de procedure. In beide brieven wordt reeds aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten van € 75,00.
4.3.
De hoofdvordering (afsluiting van de energietoevoer) had geen betrekking op een van de situaties waarin het Besluit buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Buitengerechtelijke kosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder c BW toewijsbaar, indien voldaan wordt aan de zgn. dubbele redelijkheidtoets. Het moet redelijk zijn geweest dat er kosten zijn gemaakt en de kosten zelf moeten redelijk zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten kan worden toegewezen tot een bedrag van € 40,00. [gedaagde] had Enexis na ontvangst van de brief van 14 mei 2024 in de gelegenheid kunnen stellen om de energie af te sluiten of om direct (haar huurder te bewegen) een energiecontract met een energieleverancier af te sluiten. Door dit na te laten heeft Enexis kosten moeten maken. De kantonrechter heeft voor de hoogte van het bedrag aansluiting gezocht bij het minimumbedrag dat zou gelden conform het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
4.5.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Enexis worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
342,99

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Enexis van € 40,00 voor buitengerechtelijke kosten,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 342,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
VC