Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres 1] , [eiseres 2] en [eiseres 3] , uit [woonplaats] , eiseressen
de korpschef van politie, de korpschef
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- In uw email verwijst u naar de dagvaarding zoals uitgereikt op 17 november 2020. Op basis van die dagvaarding concludeert ik dat uw verzoek zich richt op de politiegegevens zoals deze zijn verstrekt aan bureau jeugdzorg per brief van 16 augustus 2020. Dit betreft gegevens over [eiseres 3] , [eiseres 1] , en [eiseres 2] .
- Daarnaast richt uw verzoek zich op een telefonische verstrekking aan bureau jeugdzorg op8 oktober 2020. Daarbij zou aan Bureau Jeugdzorg zijn meegedeeld dat [eiseres 3] een klacht had ingediend. U stelt echter dat de klacht niet door [eiseres 3] maar door [eiseres 1] en [eiseres 2] was ingediend.
16 augustus 2020 voor de beoordeling is opgedeeld in drie onderdelen, te weten:
18 februari 2021 aan BJZ, waarin door de korpschef is aangegeven dat hij nog steeds achter de verstrekkingen van 16 augustus 2020 en 11 december 2020 staat, valt volgens eiseressen binnen het verzoek. Volgens eiseressen gaat het in feite om dezelfde gegevens, of de bevestiging van de korpschef dat de eerder verstrekte gegevens nog steeds actueel zijn. Nu de korpschef bekend verondersteld moet worden met alle verstrekkingen, had het in de rede gelegen dat de korpschef ten aanzien van al die verstrekkingen zou beoordelen of zij voor rectificatie in aanmerking komen.
zijn gedaan”. Nog los van de vraag of dat mogelijk zou zijn, ziet het verzoek daarmee niet op verstrekkingen die de korpschef na de indiening van het rectificatieverzoek nog zou doen. Dat betekent dat het rectificatieverzoek in elk geval niet ziet op de telefonische verstrekking van 18 februari 2021 en dat de korpschef ten aanzien van die verstrekking niet heeft hoeven beoordelen of die voor rectificatie in aanmerking komt.
16 augustus 2020 en 8 oktober 2020. Ten aanzien van de telefonische verstrekking van
8 oktober 2020 wordt in de dagvaarding enkel vermeld dat ten onrechte zou zijn aangegeven dat [eiseres 3] een klacht tegen de politie had ingediend. Dat er in dat telefoongesprek ook zou zijn gezegd dat ondanks de sepotbeslissing toch aangenomen wordt dat zij de intentie had om met haar kinderen naar het buitenland te vertrekken, wordt niet in de dagvaarding vermeld. De verstrekking van 11 december 2020 is van latere datum dan de dagvaarding en wordt niet in de dagvaarding genoemd. De gedeeltelijke telefonische verstrekking van
8 oktober 2020 en de schriftelijke verstrekking van 11 december 2020 vallen daarom buiten de reikwijdte van het rectificatieverzoek van eiseressen.
16 augustus 2020 en 8 oktober 2020 aan BJZ heeft laten weten dat de verstrekte informatie niet meer actueel was.
16 augustus 2020 terecht afgewezen.
16 augustus 2020 te corrigeren.
Conclusie en gevolgen
16 augustus 2020 en 8 oktober 2020. Omdat het beroep ongegrond is krijgen eiseressen het door hen betaalde griffierecht niet terug. Ook is er geen aanleiding voor een veroordeling van de korpschef in de proceskosten ten aanzien van de behandeling van het beroep.
Beslissing
- verklaart beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een schadevergoeding van € 2.100,- aan eiseressen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de Staat aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 453,50, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van eiseressen de Staat aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.