ECLI:NL:RBLIM:2025:3217

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
11271693 \ CV EXPL 24-4202
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van overeenkomst en terugbetaling aanbetaling na tekortkoming in nakoming

In deze zaak vordert eiser, [eiser], een verklaring voor recht dat de overeenkomst met [gedaagde] gedeeltelijk buitengerechtelijk is ontbonden en dat [gedaagde] een bedrag van € 2.651,91 aan hem moet terugbetalen, vermeerderd met rente en kosten. De zaak betreft een geschil over de levering en montage van een open haard. Eiser heeft op 11 juli 2022 een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor de levering en montage van een open haard, waarvoor hij een aanbetaling van 50% heeft gedaan. Na de montage ontstonden er problemen met de afwerking en de esthetiek van de haard, wat leidde tot onvrede bij eiser. Eiser heeft geprobeerd om met [gedaagde] tot een oplossing te komen, maar na meerdere pogingen en correspondentie heeft hij op 6 juni 2024 de overeenkomst ontbonden. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet heeft geleverd wat was afgesproken. De rechter oordeelt dat eiser recht heeft op terugbetaling van de aanbetaling minus de materiaalkosten, en dat [gedaagde] ook de proceskosten moet vergoeden. De rechter verklaart de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11271693 \ CV EXPL 24-4202
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: D.B. Huijgen,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 11 juli 2022 een overeenkomst (kenmerk 220119) gesloten met [gedaagde] voor het leveren en monteren van een ‘Inzet haard met 3 kanten vuurzicht Barbas Unilex 6-265 incl kader’ voor een bedrag van € 7.344,11. In de offerte, die aan de overeenkomst ten grondslag ligt, is - onder meer - het volgende opgenomen:
‘We zullen het hardstenen bordes moeten slopen om plaats te maken voor de nieuwe haard. Het kan zijn dat daardoor de openingen onder het bordes vervallen.’
2.2.
Op 12 juli 2022 heeft [eiser] 50% - € 3.672,06 - aanbetaald.
2.3.
Op 23 januari 2023 heeft de montage van de open haard plaatsgevonden.
2.4.
In een e-mail van 15 februari 2023 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiser] geschreven:
‘Ik hoorde dat je toch de haard met het andere kader wenst.
Dat kan natuurlijk (…). Jammer dat we dat niet meteen wisten want we hebben nog al wat extra kosten gemaakt. (…)
Verloop werkzaamheden:
We hebben na de eerste plaatsing overlegd dat we een smaller kader zouden bestellen. Daar zijn jullie netjes mee akkoord gegaan en dat is besteld. De smalle kader kost meer als
€ 500,- excl. btw en hebben we voor onze rekening genomen.
Toen is [naam] op afspraak gekomen om het in nog af te werken en verneemt hij dat jullie het toch graag anders wensen. (…)
Uiteraard wil ik graag dat jullie uiteindelijk hebben wat je wenst maar we kunnen dat niet kosteloos of in het al overeengekomen bedrag realiseren.
(…)
Voorstel;
(…)
Vandaag verstuur ik de restfactuur voor de uitgevoerd werken overeenkomstig de offerte.
(Het kader wordt niet doorberekend) Jullie betalen deze factuur voor we verder iets uitvoeren op lokatie.
Dan;
Wij bouwen de kachel uit en jij regelt dat er genoeg plaats is onder de kachel.
(Iemand bij jouw zou hebben gezegd dat het makkelijk te doen was en zo klaar.)
Dan bouwen wij de kachel weer in en sluiten hem aan op het kanaal. De uren daarvoor en voor afwerken wil ik in rekening brengen. Ook het extra materiaalkosten om een nieuwe kader en kas/bank te maken.
(…)
Totaal zal het aanpassen van de haard volgens de laatste wensen dan € 825,- excl btw extra gaan kosten.’
2.5.
Op 19 februari 2023 heeft [eiser] als volgt gereageerd:
‘Helaas zien wij het verloop van de werkzaamheden net iets anders.
We hebben bij jou de kachel besteld met het klassieke kader. Zoals je vanaf het begin had aangegeven zou hiervoor het onderdeel onder de schouw weggebroken moeten worden. Hierover hebben we afgesproken dat jullie dit zouden doen om de haard passend te maken. In je mail van 30 juni schrijf je hierover dan ook het volgende:
?? We zullen de hardsteen moeten weghalen en mogelijk een deel van de rest daaronder. (…)
Op het moment dat jullie de haard kwamen plaatsen, bleek dat er verkeerd was gemeten (of de haard niet de grote had zoals benoemd stond in de omschrijving). Er zou om het plaatsen van de haard dus een stuk van het bordes weggehaald moeten worden. (…)
Je bent toen ook langsgekomen en heb aangegeven dat er ook nog een inzetlist mogelijk is voor de haard. Over de kosten hiervoor hebben het niet gehad. Met de inzetombouw zou de lijst precies moeten passen. Niet wat we hadden afgesproken maar we zijn er vanuit gegaan dat deze lijst wel zou aansluiten en we dan ook een mooi eindresultaat zouden krijgen.
Toen de inzetombouw is ge?nstalleerd hebben we gelijk aangegeven dat deze veel te klein is, en eigenlijk niet uitziet. (…)nadat we telefonisch contact met je hebben opgenomen heb je zelf ook aangegeven dat het, kort door de bocht, niet uitziet. Hierop heb je aangegeven dat jullie anders voor de afwerking zouden zorgen.
2.6.
[eiser] heeft vervolgens medegedeeld dat gebleken was dat het resultaat, ook na de nieuwe afwerking, niet mooi was en ook niet praktisch werkbaar. [eiser] heeft aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met het voorstel van [gedaagde] . [eiser] heeft medegedeeld dat hij plaatsing van de haard met het klassieke kader wenste en dat hij niet bereid was de kosten te dragen van de werkuren voor het de plaatsen van de inzethaard. [gedaagde] heeft daarna op 19 februari 2023 nog gereageerd.
2.7.
[eiser] heeft vervolgens tevergeefs geprobeerd om met [gedaagde] een afspraak te maken om er in onderling overleg uit te komen. Op 12 december 2023 hebben partijen elkaar gesproken.
2.8.
Op 18 december 2023 heeft [eiser] het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
‘Afgelopen dinsdag ben je bij ons geweest om het probleem met de haard te bespreken. Vanuit onze kant hadden graag een oplossing gevonden. Helaas hebben we niet tot een goed gesprek kunnen komen.
Gezien het vertrouwen vanuit beide kanten weg is maken wij van jouw aanbod gebruik. Jullie komen de haard ophalen en wij ontvangen het aanbetaalde bedrag retour.
Totaalbedrag aan betaald is ? 3.672,06.
Jullie komen de haard ophalen en wij ontvangen een bedrag ad. ? 2.651,91 op dezelfde dag terug. We hebben van de aan betaalde factuur een bedrag ad. ? 1.020,15 afgehaald ivm materiaalkosten voor in de schoorsteen.
Indien bovenstaande akkoord is kan er een afspraak worden ingepland om de open haard op te halen.
Graag de afspraak op een donderdag inplannen ivm werk.’
2.9.
[gedaagde] heeft vervolgens gereageerd met de mededeling dat hij de daaropvolgende vrijdagochtend de kachel zou laten uitbouwen en ophalen en dat het voor de jaarwisseling nog afgerond zou zijn. Op 3 januari 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] gevraagd om een bevestiging dat het bedrag van € 2.651,91 op de dag dat de open haard zou worden uitgebouwd en teruggenomen zou worden terugbetaald. [gedaagde] heeft daarop als volgt gereageerd:
‘Ik verreken de kosten dezelfde. (…).’Daarna heeft [gedaagde] op 9 januari 2024 het volgende gemaild:
‘Ik verreken uiteraard alles dezelfde dag. Zal ook alles op papier zetten en de facturatie aanpassen. Dat hoort natuurlijk bij het netjes afronden van het verhaal.’
2.10.
Op 26 januari 2024 is de open haard door [gedaagde] opgehaald. [gedaagde] heeft het bedrag van € 2.651,91 niet terugbetaald. Op diezelfde dag heeft [gedaagde] [eiser] een brief gestuurd waarin is aangegeven dat [gedaagde] de open haard alsnog kan plaatsen tegen betaling van € 800, waarbij [eiser] het bordes verder zelf dient af te breken, ofwel dat [gedaagde] de open haard uitbouwt en de kosten van open haard zal verrekenen. [gedaagde] heeft in deze brief medegedeeld dat [eiser] voor de laatste optie heeft gekozen en dat nog een bedrag van € 662,74 openstaat.
2.11.
Bij brief van 4 maart 2024 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd om € 2.651,91 terug te betalen. Partijen hebben daarna wederom geprobeerd om er onderling uit te komen.
2.12.
Bij brief van 16 mei 2024 heeft [eiser] [gedaagde] een laatste gelegenheid gegeven om de overeenkomst binnen twee weken na ontvangst van de brief na te komen, wat volgens [eiser] inhoudt: de levering en montage van de open haard met het klassieke kader. [eiser] heeft aangekondigd in dat geval het restantbedrag van € 3.672,06 aan [gedaagde] te voldoen.
2.13.
Omdat [gedaagde] de overeenkomst volgens [eiser] niet is nagekomen, heeft [eiser] de overeenkomst op 6 juni 2024 ontbonden en [gedaagde] verzocht de aanbetaling van
€ 3.672,06 terug te betalen. [gedaagde] heeft dit bedrag niet terugbetaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat de overeenkomst gedeeltelijk buitengerechtelijk is ontbonden, betaling van € 2.651,91 met rente, buitengerechtelijke kosten en proces- en nakosten.
3.2.
Met [gedaagde] is [eiser] overeengekomen de installatie van een open haard met een klassiek kader. Dat [eiser] nog voorbereidende werkzaamheden moest uitvoeren is nooit overeengekomen. Uit een e-mail van 30 juni 2022 volgt dat [gedaagde] wist dat de inzethaard zonder aanvullende werkzaamheden niet paste. [gedaagde] heeft volgens [eiser] een meetfout gemaakt. De extra kosten die het gevolg daarvan zijn kan [gedaagde] niet bij [eiser] neerleggen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] heeft ingestemd met gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 2.651,91 (de aanbetaling minus de materiaalkosten). [gedaagde] heeft de open haard ook opgehaald.
3.3.
[gedaagde] betwist dat de levering en montage van een klassiek kader onderdeel was van de overeenkomst. [gedaagde] stelt dat zij ten onrechte in gebreke is gesteld. Na verstrekking van de opdracht en de aanbetaling blijkt het (verkeerd) geleverde (bredere) klassieke kader niet te passen in de door [eiser] gemaakte uitsparing. [eiser] is vervolgens akkoord gegaan met een smaller kader. [gedaagde] heeft dit kader besteld. [eiser] heeft dit in gebruik genomen en daarmee de volledige betalingsverplichting geaccepteerd. Na installatie van het smaller kader heeft [eiser] kenbaar gemaakt dat hij dit niet mooi vindt. [gedaagde] is van mening dat [eiser] zelf heeft gekozen voor het smaller kader en het feit dat hij daar achteraf niet gelukkig mee is komt niet voor rekening van [gedaagde] . [gedaagde] wenst vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om [eiser] tegemoet te komen in zijn esthetische wensen, dat wil zeggen het smaller kader en de installatie daarvan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen ten eerste van mening over de vraag of overeengekomen is de installatie van een open haard met een klassiek (breed) kader of een open haard met een smal kader.
4.2.
In de offerte is opgenomen een ‘Inzet haard met 3 kanten vuurzicht Barbas Unilex 6-265 incl kader voor € 3.096,69 excl. btw’. Inclusief btw is dit een bedrag van € 3.747,-. Op 6 juli 2022 heeft [gedaagde] een prijslijst aan [eiser] gezonden met de prijs voor een Unilux 265 Three sided voor € 3.604,- en klassiek kader € 143,-, beide bedragen incl. btw. Het totaalbedrag is € 3.747,- en komt overeen met het geoffreerde bedrag incl. kader. Onder de geoffreerde totaalprijs is het slopen van het harstenen bordes begrepen; dat staat immers in de offerte en volgt uit de e-mail van [gedaagde] van 30 juni 2022.
4.3.
Het staat, gelet op de overweging hiervoor, dan ook vast dat partijen installatie van het klassieke kader overeen zijn gekomen en dat [gedaagde] het benodigde sloopwerk zou verrichten. Voor zover er al sprake zou zijn geweest van een wijziging van de overeenkomst is dit een voortvloeisel geweest van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde] en heeft [eiser] [gedaagde] tegemoet willen komen. Dit volgt ook uit de e-mail van [gedaagde] van 15 februari 2023 waarin staat:
‘We hebben na de eerste plaatsing overlegd dat we een smaller kader zouden bestellen. Daar zijn jullie netjes mee akkoord gegaan en dat is besteld’.Als aanvankelijk een smaller kader overeengekomen zou zijn, was het immers niet nodig om daarover overleg te voeren en daarover een akkoord te bereiken. Dit komt ook overeen met de reactie van [eiser] van 19 februari 2023 waarin [eiser] meedeelt dat het klassieke kader was besteld en dat op instigatie van [gedaagde] een kleinere inzetombouw is besteld. Wat dus ook zij van het standpunt van [gedaagde] dat [eiser] akkoord is gegaan met een wijziging van de overeenkomst, dit doet er niet aan af dat een resultaat moest worden bereikt, vergelijkbaar met hetgeen oorspronkelijk overeengekomen was, zowel functioneel als esthetisch, en dat eventuele extra kosten voor rekening van [gedaagde] komen. Aangezien [eiser] zich op het standpunt heeft gesteld dat het resultaat niet voldeed en dit ook heeft gemotiveerd, was [gedaagde] gehouden om alsnog tot installatie van het klassieke kader over te gaan (zonder extra kosten daarvoor te rekenen). Vast staat dat zij dat niet heeft gedaan. [gedaagde] is dan ook toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.4.
Vanaf februari 2023 heeft [eiser] gepoogd om [gedaagde] te bereiken om te overleggen over een oplossing. Pas op 12 december 2023 is het partijen gelukt om hierover met elkaar in overleg te gaan.
4.5.
In een e-mail van [eiser] van 18 december 2023 doet [eiser] , al dan niet naar aanleiding van een aanbod van [gedaagde] , een duidelijk voorstel om uit de ontstane impasse te komen: [gedaagde] demonteert de open haard en neemt deze terug; [gedaagde] betaalt diezelfde dag de kosten van de aanbetaling minus de materiaalkosten voor de schoorsteen (over dit laatste is geen geschil tussen partijen), zijnde € 2.651,91 aan [eiser] terug. [eiser] besluit zijn e-mail met de woorden:
‘Indien bovenstaande akkoord is kan er een afspraak worden ingepland om de open haard op te halen.’[gedaagde] beantwoordt deze e-mail op 19 december 2023 als volgt:
‘ [eiser] , Graag laat ik dan de mannen vrijdag ochtend de kachel uitbouwen en ophalen. Ronden we het nog voor de jaarwissel allemaal af. Past dat?’[eiser] beantwoordt deze e-mail dat het die dag niet kan, maar wel op 27 december 2023, waarop [gedaagde] antwoordt dat de zaak dan gesloten is en zij 8 januari 2024 voorstelt.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] op 19 december 2023 onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met het voorstel van [eiser] van 18 december 2023. [gedaagde] stelt een dag voor om de open haard op te halen en stelt daaraan immers geen nadere voorwaarden, meer specifiek benoemt [gedaagde] op dat moment niet dat zij nog kosten wenst te verrekenen. Dat [gedaagde] het in haar e-mail van 4 januari 2024 wel heeft over het verrekenen van ‘dezelfde’ kosten doet daar niet aan af. [eiser] is in de veronderstelling dat [gedaagde] akkoord is met haar voorstel van 18 december 2023 (zij heeft de open haard immers laten meenemen) en [gedaagde] is in haar reactie onduidelijk is (wat bedoelt [gedaagde] met ‘verrekenen’ en welk bedrag wenst zij te verrekenen?). Pas nadat [gedaagde] de open haard heeft opgehaald heeft zij wel duidelijk kenbaar gemaakt dat en welke kosten zij nog wenst te verrekenen. Het had echter op de weg van [gedaagde] gelegen om meteen in reactie op het voorstel van [eiser] kenbaar te maken het helemaal niet eens te zijn met dit voorstel. Door haar handelwijze heeft zij [eiser] op het verkeerde been gezet.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter van oordeel is dat [eiser] op
18 december 2023 gerechtigd was om over te gaan tot ontbinding van de overeenkomst op grond van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde] en dat [gedaagde] , voor zover rechtens nog vereist, ook heeft ingestemd met het over en weer ongedaan maken van de verbintenissen (het ophalen van de open haard en betaling van het aanbetaalde bedrag minus de materiaalkosten).
4.8.
De gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst met kenmerk 220119 buitengerechtelijk gedeeltelijk is ontbonden kan worden toegewezen. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.651,91 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 januari 2024 tot aan de dag van betaling.
4.9.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten voldoet aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eiser] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 472,13 zal dan ook worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,16
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
983,16

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst met kenmerk 220119 buitengerechtelijk gedeeltelijk is ontbonden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.124,04, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.651,91, met ingang van 26 januari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 983,16, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op
2 april 2025.
BM