ECLI:NL:RBLIM:2025:3288

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
03-077514-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van wapens en munitie

Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1970 en wonende in Beek, werd bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken. Tijdens de zitting op 24 maart 2025 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte het telen van 200 hennepplanten, het aanwezig hebben van 8,23 kilogram hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie. De rechtbank achtte alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangetroffen bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de maatschappelijke problematiek rondom hennepteelt en het illegaal voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte heeft eerder soortgelijke vergrijpen gepleegd, wat bijdraagt aan de ernst van de zaak. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de ouderdom van de wapens en munitie, en de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03-077514-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1970,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:opzettelijk een grote hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 3:elektriciteit heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking;
Feit 4 en 5:twee vuurwapens en munitie voor handen heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, met inachtneming van de opmerking dat ten aanzien van feit 2 een hoeveelheid van 8,23 kilogram hennep bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Omdat door of namens de verdachte geen inhoudelijke vrijspraak is bepleit of een kwalificatieverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat in de woning van de verdachte is binnengetreden en waaruit blijkt dat een in werking zijnde hennepkwekerij met 200 planten is aangetroffen [2] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 maart 2025;
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat in de woning van de verdachte is binnengetreden en waaruit blijkt dat een grote hoeveelheid hennep is aangetroffen [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 maart 2025;
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte door Enexis op 21 maart 2024 waaruit blijkt dat elektriciteit wederrechtelijk werd weggenomen [4] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 maart 2025;
Bewijsmiddelen feit 4:
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat in de woning van de verdachte is binnengetreden en waaruit blijkt dat wapens zijn aangetroffen [5] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de bij verdachte aangetroffen wapens [6] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 maart 2025;
Bewijsmiddelen feit 5:
- het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat in de woning van de verdachte is binnengetreden en waaruit blijkt dat munitie is aangetroffen [7] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de bij verdachte aangetroffen munitie [8] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 maart 2025.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 1:
op 5 maart 2024 in de gemeente Beek opzettelijk heeft geteeld 200 hennepplanten,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 2:
op 5 maart 2024 in de gemeente Beek opzettelijk aanwezig heeft gehad 8,235 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 1 december 2023 tot en met 5 maart 2024 in de gemeente Beek een hoeveelheid elektriciteit, die aan Enexis toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
t.a.v. feit 4:
op 5 maart 2024 in de gemeente Beek
twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen, van het merk Marlin, type/model 30AS, kaliber 30-30 en
- een vuurwapen, van het merk Uberti, type/model 1860, kaliber 44-40,
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer voorhanden heeft gehad;
t.a.v. feit 5:
op 5 maart 2024 in de gemeente Beek
- munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 60 + 98 kogelpatronen, van het type deelmantel in het kaliber 30-30,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 58 kogelpatronen van het type volmantel in het kaliber 44-40 en
- munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 21 kogelpatronen van het kaliber 44-40, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
t.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ouderdom van de vuurwapens en munitie – verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest aan de verdachte op te leggen. De raadsman acht een forse taakstraf, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en het voorhanden hebben van ruim acht kilo hennep. De stroom ten behoeve van de hennepkwekerij werd daarnaast illegaal afgenomen.
Een hennepkwekerij is een elementair onderdeel van de handel in hennep. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Daarnaast worden met de productie en handel in hennep enorme bedragen verdiend, wat tot ondermijning van de maatschappij kan leiden. Afgezien van het feit dat het aanwezig hebben van hennep verboden is, kan de teelt ervan brandgevaarlijke situaties opleveren voor bewoners en omwonenden. De verdachte is aan dit aspect voorbijgegaan en de rechtbank rekent dat de verdachte aan.
Naast de hennep(kwekerij) heeft de verdachte twee vuurwapens en munitie onder zijn woning aanwezig gehad. De wapens bleken te functioneren en de munitie bleek na onderzoek geschikt te zijn om met de aangetroffen wapens te verschieten. Het illegaal voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie zijn ernstige delicten waartegen streng wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen brengt een volstrekt onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving met zich mee. De rechtbank heeft oog voor de maatschappelijke problematiek die de laatste jaren op het gebied van vuurwapengebruik speelt. Tegen die achtergrond dient het onbevoegd bezit van vuurwapens en munitie krachtig te worden bestreden. De rechtbank weegt echter in strafverlagende zin mee dat de vuurwapens en de munitie kennelijk al zeer geruime tijd (ongeveer 15 jaar naar eigen zeggen van de verdachte) enigszins vergeten onder de woonwagen van de verdachte lagen en ook niet gebruiksklaar waren.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat de verdachte meerdere malen – zij het lange tijd geleden – is veroordeeld voor (het deelnemen aan een organisatie die zich bezig houdt met) het telen van hennep. De verdachte lijkt niet te hebben geleerd van deze eerdere veroordelingen en is wederom slechts uit geweest op eigen financieel gewin.
Straf
De rechtbank maakt zich zorgen om de toekomst van de verdachte. Gelet op het feit dat de verdachte reeds meermalen in de verleiding is gekomen om hennep te telen en het feit dat hij in staat is om volledig zelfstandig een kwekerij aan te leggen en daarbij zelfs op illegale wijze stroom af te nemen, maakt dat de rechtbank weinig vertrouwen heeft dat de verdachte in de toekomst andere, legale keuzes zal maken bij eventuele financiële problemen.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf is naar oordeel van de rechtbank een gepasseerd station.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de straf.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen reden om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.W. van Well, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A.J.A.P. Merk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 5 maart 2024 in de gemeente Beek
opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te
weten 200 hennepplanten,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 5 maart 2024 in de gemeente Beek
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
ongeveer 8,32 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 5 maart 2024 in de gemeente Beek
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 5 maart 2024 in de gemeente Beek
twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten
- een vuurwapen, van het merk Marlin, type/model 30AS, kaliber 30-30 en/of
- een vuurwapen, van het merk Uberti, type.model 1860, kaliber 44-40,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 5 maart 2024 in de gemeente Beek
- munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 60 + 98 kogelpatronen, van het type deelmantel in het kaliber 30-30,
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 58 kogelpatronen van het type volmantel in het kaliber 44-40 en/of
- munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 21 kogelpatronen van het kaliber 44-40, voorhanden heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024036400, gesloten d.d. 29 mei 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 368.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 23 april 2024, p. 105 – 107;
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 23 april 2024, p. 105 – 107;
4.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] namens Enexis BV van 21 maart 2024, p. 162 en 163;
5.Proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2024, p. 28;
6.Proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2024, p. 212 – 213;
7.Proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2024, p. 28;
8.Proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2024, p. 213 – 214.