ECLI:NL:RBLIM:2025:3298

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
11595892 CV EXPL 25-1372
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding met betrekking tot huurachterstand en meerpremie verzekering

In deze zaak heeft Heineken Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen Burgerlijk DYO B.V., Aftokratoria B.V. en een derde gedaagde, met als doel ontruiming van een horecabedrijf en betaling van huurachterstand en meerpremie van de verzekering. De procedure begon met een dagvaarding op 21 maart 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 31 maart 2025. Heineken vorderde ontruiming van het gehuurde pand binnen acht dagen na betekening van het vonnis, alsook betaling van een totaalbedrag van € 49.583,67, bestaande uit huurachterstand, meerpremie en contractuele rente. De huurachterstand was opgelopen tot € 43.473,78, gelijk aan zes maanden huur, en de meerpremie van de verzekering bedroeg € 4.359,59. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de ontruiming, gezien de oplopende huurachterstand en het risico van incasso. De gedaagden hebben de hoogte van de huurachterstand niet betwist, maar voerden aan dat zij betalingsproblemen ondervonden door tegenvallende omzet en dat zij actief op zoek waren naar een overnamekandidaat. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsonmacht van de gedaagden hen niet ontsloeg van hun verplichtingen. Uiteindelijk werd de ontruiming toegewezen en werden de vorderingen van Heineken grotendeels toegewezen, inclusief de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter R.H.J. Otto op 4 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11595892 \ CV EXPL 25-1372
Vonnis in kort geding van 4 april 2025
in de zaak van
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
te Leiden,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.J. Heynen,
tegen

1.BURGERLIJK DYO B.V.,

te Maastricht,
2.
AFTOKRATORIA B.V.,
te Maastricht,
3.
[gedaagde sub 3],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna Heineken, Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 21 maart 2025;
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van indeplaatsstelling van 31 juli 2024 onderverhuurt Heineken aan Burgerlijk sinds 1 juli 2024 de bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:290 BW, gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde). Burgerlijk exploiteert in het gehuurde een horecabedrijf. De huidige huurprijs bedraagt € 7.245,63 inclusief btw per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Aftokratoria en [gedaagde sub 3] hebben zich in de akte van indeplaatsstelling allebei hoofdelijk aansprakelijk verklaard voor de nakoming van alle voor Burgerlijk uit de akte van indeplaatsstelling en de daarbij horende onderhuurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
2.3.
Burgerlijk heeft een huurachterstand laten ontstaan van – per 21 maart 2025 –€ 43.473,78 , gelijk aan zes maandelijkse huurtermijnen.
2.4.
In artikel 8 van de huurovereenkomst is opgenomen dat indien de huurder achterstallig is met het betalen van de huurpenningen of andere bedragen die hij krachtens de huurovereenkomst verschuldigd is, hij aan Heineken een contractuele rente verschuldigd is van 1% per maand over het achterstallige bedrag.
2.5.
In artikel 32 van de huurovereenkomst is (onder andere) bepaald dat indien de premie van de door Heineken (dan wel de eigenaresse van het gehuurde) met betrekking tot het gehuurde, alsmede het complex waartoe het gehuurde behoort, gesloten uitgebreide opstalverzekering meer bedraagt dan fl. 0,80 per ‰ het meerdere van de premie geheel en al voor rekening van de huurder komt en dat de huurder die meer-premie op eerste verzoek aan de verhuurder moet vergoeden. Burgerlijk heeft de meer-premie van de verzekering van € 4.359,59 niet aan Heineken voldaan.
2.6.
Heineken heeft diverse sommatiebrieven gestuurd aan Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] maar deze hebben niet tot betaling van de openstaande bedragen geleid.

3.Het geschil

3.1.
Heineken vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- Burgerlijk te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen acht dagen na betekening van dit vonnis,
- Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 49.583,67, zijnde de huurachterstand tot en met datum dagvaarding, de meer-premie van de verzekering en de contractuele rente tot en met 18 maart 2025, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 19 maart 2025, subsidiair vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
- Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de maandelijkse huurprijs van € 7.245,63 inclusief btw vanaf 1 april 2025 tot de dag van ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de contractuele rente over het achterstallige bedrag indien tijdige betaling uitblijft;
- Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en de nakosten.
3.2.
Heineken legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de huurachterstand van Burgerlijk dusdanig groot is dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die ontbinding van de huurovereenkomst en daarop vooruitlopend een veroordeling tot ontruiming rechtvaardigt.
3.3.
Burgerlijk heeft de verschuldigdheid en de hoogte van de achterstallige bedragen niet betwist. Zij heeft enkel aangevoerd dat in het gehuurde niet de omzet gedraaid wordt die vooraf verwacht werd, hetgeen heeft geleid tot betalingsproblemen. Momenteel wordt actief gezocht naar een overnamekandidaat voor het horecabedrijf.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet aan de hand van door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen van Heineken in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing in deze procedure gerechtvaardigd is. Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding – welke toewijzing een bijna definitief karakter heeft – is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter, indien zijn of haar oordeel wordt gevraagd, tot hetzelfde oordeel zal komen en van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Heineken, gelet op de aard van de vordering – een nog steeds oplopende huurachterstand – en het belang van Heineken om het gehuurde zo spoedig mogelijk opnieuw te kunnen verhuren aan een betalende huurder, voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming,
4.3.
Voorts wordt voorop gesteld dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Heineken voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde veroordelingen tot betaling van de huurachterstand, de meer-premie van de verzekering en de toekomstige huurtermijnen. Daarbij weegt mee de hoogte van de huurachterstand die elke maand verder oploopt en het gestelde incassorisico aan de zijde van Burgerlijk dat na ontruiming, en dus na beëindiging van de exploitatie van het horecabedrijf in het gehuurde, voor Heineken alleen maar verder zal toenemen. Daarbij speelt ook een rol dat [gedaagde sub 3] ter zitting heeft verklaard dat Aftokratoria in feite een lege bv is, hetgeen impliceert dat na ontruiming alleen het privévermogen van [gedaagde sub 3] nog zal kunnen worden aangesproken voor het verhalen van de achterstallige (en toekomstige) bedragen.
4.5.
Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] hebben geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de achterstallige bedragen of tegen de verschuldigdheid daarvan. De gevorderde bedragen zullen daarom worden toegewezen. Gelet op de hoogte van de huurachterstand, gelijk aan zes maandelijkse huurtermijnen, acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de ontstane achterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daarop vooruitlopend zal de gevorderde ontruiming worden toegewezen. De door [gedaagde sub 3] opgeworpen stellingen dat hij de achterstand niet op korte termijn kan betalen en actief op zoek is naar een overnamekandidaat voor het horecabedrijf staan daaraan niet in de weg nu betalingsonmacht een schuldenaar niet ontslaat van zijn betalingsverplichtingen en dus in de risicosfeer van Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] ligt.
4.6.
Aangezien [gedaagde sub 3] ter zitting heeft verklaard dat hij in principe niet meer in het gehuurde hoeft te zijn, leidt de kantonrechter daaruit af dat hij het gehuurde dus kennelijk niet meer in gebruik heeft. Daarop gelet zal de gevorderde ontruimingstermijn van acht dagen na betekening van dit vonnis worden toegewezen.
4.7.
De onweersproken contractuele rente over de achterstallige bedragen zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de contractuele rente over de al verschenen contractuele rente zal worden afgewezen nu niet is gesteld noch is gebleken dat de verschuldigdheid van contractuele rente over verschenen contractuele rente tussen partijen is overeengekomen. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
4.8.
Burgerlijk zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van Heineken worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
122,35
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.532,35
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.10.
De veroordelingen in dit vonnis worden (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Burgerlijk om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en ontruimd te houden, met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Heineken zijn, en de sleutels af te geven aan Heineken,
5.2.
veroordeelt Burgerlijk, Aftokratoria en [gedaagde sub 3] , hoofdelijk, tot betaling aan Heineken van:
€ 43.473,78 aan achterstallige huur tot en met maart 2025, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 19 maart 2025 tot de dag van algehele betaling;
€ 4.359,59 aan achterstallige meer-premie van de verzekering, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 19 maart 2025 tot de dag van algehele betaling;
€ 1.750,30 aan contractuele rente berekend tot en met 18 maart 2025;
€ 7.245,63 inclusief btw per maand vanaf 1 april 2025 tot aan de dag van ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over het achterstallige bedrag indien tijdige betaling uitblijft;
€ 2.532,35 aan proces- en nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald, en te vermeerderen met de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordelingen uit dit vonnis wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.
LC