ECLI:NL:RBLIM:2025:3425

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11398320 \ CV EXPL 24-5679
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Trifunović
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling bij de aankoop van een tweedehandsauto

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, [eiser], en een eenmanszaak, [gedaagde], over de aankoop van een tweedehandsauto, een Renault Mégane. [Eiser] heeft de auto op 21 augustus 2024 gekocht voor € 6.750,00, maar na de aankoop bleek er een probleem te zijn met het olieverbruik. [Eiser] heeft de auto op 29 augustus 2024 aan [gedaagde] gemeld, maar het probleem bleef aanhouden. Na een onderzoek door een technisch servicecentrum op 8 oktober 2024, waaruit bleek dat de auto ernstige technische gebreken vertoonde, heeft [eiser] de koopovereenkomst vernietigd op grond van dwaling.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van wederzijdse dwaling, omdat beide partijen niet op de hoogte waren van de technische staat van de auto ten tijde van de verkoop. De rechter heeft de vordering van [eiser] tot vernietiging van de koopovereenkomst toegewezen, omdat de dwaling van invloed was op de besluitvorming van beide partijen. [Eiser] heeft ook gevorderd dat [gedaagde] de auto terugneemt en het aankoopbedrag terugbetaalt, wat de kantonrechter heeft toegewezen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten en is de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat de vernietiging van de koopovereenkomst terugwerkende kracht heeft en er geen grondslag was voor schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de vordering tot wettelijke rente over het aankoopbedrag toegewezen en een dwangsom vastgesteld voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordeling tot terugname van de auto voldoet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat [eiser] snel zijn recht kan halen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11398320 \ CV EXPL 24-5679
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 15
- de schriftelijke weergave van antwoord, met ter zitting overgelegde stukken
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de e-mail van 28 januari 2025 van [eiser] , met producties 16 en 17
- de mondelinge behandeling van 11 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de ter zitting overhandigde en voorgedragen spreekaantekeningen van [eiser] , tevens akte vermeerdering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is consument. [gedaagde] drijft een eenmanszaak onder de naam [handelsnaam] .
2.2.
[eiser] heeft op 21 augustus 2024 een tweedehandsauto Renault Mégane, kenteken [kenteken] , uit het bouwjaar 2013 en met een kilometerstand van 114.000 (hierna: de Renault), gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 6.750,00. [eiser] heeft daarvóór op 14 augustus 2024 de Renault bekeken en er een proefrit mee gemaakt.
2.3.
Partijen zijn de koopprijs overeengekomen inclusief afleverpakket, bestaande onder meer uit een nieuwe APK en servicebeurt (waaronder olieverversing). De Renault is zonder garantie verkocht, hetgeen mede is neergelegd in de verkoopfactuur van 21 augustus 2024, waarin staat: [1]
“Auto is zoals gezien en bereden gekocht zonder garantie.”
2.4.
Op zijn weg naar huis van de koop op 21 augustus 2024 merkte [eiser] dat op het dashboard van de Renault een lampje ging branden, dat na korte tijd weer uitdoofde. Op 29 augustus 2024 nam [eiser] per e-mail contact op met [gedaagde] , omdat dezelfde melding op het dashboard was verschenen. De melding bleek gerelateerd te zijn aan het olieverbruik van de Renault.
2.5.
In de periode 29 augustus 2024 tot en met 16 oktober 2024 hebben partijen contact met elkaar gehad omtrent het aanhoudend brandende lampje en het olieverbruik van de Renault. [2]
2.6.
Op 8 oktober 2024 heeft Technisch Service Center de Betuwe b.v. (hierna: TSC) op verzoek van [eiser] de Renault onderzocht. De bevindingen van TSC zijn terug te lezen in de factuur van het verrichtte onderzoek, waarin staat: [3]
“Diagnose stellen aan motorstoring en olieverbruik.
(…)
Proefrit gemaakt met de auto, tijdens het accelereren van de motor houd deze in en rookt deze blauw.
(…)
Bougies en bobines gedemonteerd, olie resten zichtbaar op bougies. Met de endoscoop in de cilinders gekeken. Hier zijn duidelijke sporen van een kantelende zuiger te zien die de cilinderwand heeft beschadigd en het hoge olieverbruik zal veroorzaken.
Samenvattend: Opgerekte distributieketting en kantelende zuigers veroorzaken de problemen.
Advies om niet meer te rijden met deze auto.”
2.7.
[eiser] heeft het kenteken van de Renault op 11 oktober 2024 voor de duur van een jaar laten schorsen. [4]

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de kantonrechter de koopovereenkomst vernietigt vanwege dwaling of ontbindt vanwege non-conformiteit. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 6.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente, onder terugneming van de Renault, onder verbeurte van een gemaximeerde dwangsom. [eiser] vordert voorts dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling, vermeerderd met de wettelijke rente, van:
  • € 348,00 aan schadevergoeding,
  • de buitengerechtelijke incassokosten,
  • de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt primair aan zijn vorderingen ten grondslag dat de koopovereenkomst die tussen hem en [gedaagde] tot stand is gekomen geheel vernietigbaar is wegens dwaling ten aanzien van het hoge olieverbruik van de Renault. Subsidiair beroept [eiser] zich op dat de koopovereenkomst geheel ontbonden dient te worden, omdat de Renault gelet op de geconstateerde gebreken niet beantwoordt aan de overeenkomst. Aan beide vorderingen is een (gelijkluidende) schadevergoeding verbonden.
3.3.
[gedaagde] verzet zich tegen toewijzing van de vorderingen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de Renault ten tijde van de verkoop voldeed aan de overeenkomst en daarnaast (zo begrijpt de kantonrechter het verweer) voetstoots is verkocht. De door [eiser] gemaakte onkosten komen dan ook niet voor rekening van [gedaagde] en hadden bovendien voorkomen kunnen worden als [eiser] [gedaagde] de gelegenheid had geboden om zelf, indien nodig, de Renault te repareren.

4.De beoordeling

Vermeerdering van eis
4.1.
De vermeerdering van eis wordt toegelaten, aangezien [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. [5]
Toetsing dwingend consumentenrecht
4.2.
[eiser] heeft in deze zaak gehandeld als consument. Tussen partijen staat niet ter discussie of [gedaagde] bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van dwingend consumentenrecht. Desalniettemin moet volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie ambtshalve worden getoetst of sprake is van enige schending van het Europees consumentenrecht. De kantonrechter is van oordeel dat dit hier niet het geval is.
Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling
4.3.
[eiser] heeft primair een beroep gedaan op dwaling, meer specifiek op de mondelinge behandeling op wederzijdse dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Bij de beoordeling hiervan staat niet de vraag centraal of de Renault geschikt is voor veilig gebruik en evenmin of [gedaagde] de gelegenheid heeft gehad om de Renault, indien nodig, zelf te repareren. Van belang is of de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten.
4.4.
Er zijn geen althans onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [gedaagde] enige informatie omtrent de technische staat van de Renault bewust zou hebben achtergehouden. Uit de door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken en hetgeen hij heeft verklaard tijdens de mondelinge behandeling begrijpt de kantonrechter voorts dat [gedaagde] erkent dat ook hij tijdens de verkoop niet op de hoogte was van het buitensporige olieverbruik van de Renault. Evenmin was [gedaagde] destijds op de hoogte van de opgerekte distributieketting en de kantelende zuigers, problemen die door [eiser] zijn gesteld onder verwijzing naar het TSC onderzoek van 8 oktober 2024 en die onvoldoende gemotiveerd zijn betwist door [gedaagde] . Vast staat dus dat beide partijen ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst onbekend waren met de (juiste) technische staat van de Renault.
4.5.
Voor een geslaagd beroep op wederzijdse dwaling is vereist dat de dwaling bij de besluitvorming van beide partijen een rol heeft gespeeld. De technische staat van een tweedehands auto is op zijn minst relevant, als niet doorslaggevend, bij verkooponderhandelingen. Dat is des te meer zo, wanneer hierdoor het (optimaal) functioneren van de auto wordt belemmerd, zoals in het geval van de Renault. Verwezen wordt in dit opzicht naar de bevindingen en het advies voortvloeiende uit het TSC onderzoek van 8 oktober 2024, als ook de ingeschatte reparatiekosten (tussen de € 5.500,00 en € 8.000,00). Gelet op deze omstandigheden is het aannemelijk dat enige wetenschap van het olieverbruik, de opgerekte distributieketting en de kantelende zuigers van de Renault ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst de besluitvorming van beide partijen zou hebben beïnvloed.
4.6.
Het beroep van [eiser] op wederzijdse dwaling is in beginsel gegrond, hetgeen vernietiging van de koopovereenkomst mogelijk maakt op grond van artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Vernietiging is niettemin uitgesloten wanneer de dwaling in kwestie in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van [eiser] dient te blijven. [6] [gedaagde] dient daartoe feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen.
4.7.
[gedaagde] heeft enkel gesteld dat de Renault ten tijde van de verkoop in orde was en dat hij sindsdien de Renault niet meer heeft gezien, omdat [eiser] niet bereid was om naar [gedaagde] af te reizen. Het was dan ook onmogelijk voor [gedaagde] om de door [eiser] gestelde problemen te beoordelen en deze, zo nodig, op te lossen. Daarnaast heeft [eiser] de Renault zonder garantie gekocht, waardoor het onredelijk is om [gedaagde] op te zadelen met de door [eiser] (onnodig) gemaakte onkosten.
4.8.
Het standpunt van [gedaagde] biedt geen grondslag om aan te nemen dat de dwaling van [eiser] voor zijn eigen risico zou moeten blijven. De door [gedaagde] genoemde punten spelen binnen het leerstuk van de dwaling immers geen rol. Wat een rol zou kunnen spelen, is bijvoorbeeld een verschil in deskundigheid tussen de betrokken partijen, maar ook dat kan [gedaagde] geen soelaas bieden. [gedaagde] is hier namelijk de professionele en deskundige partij, van wie mag worden verwacht dat hij beter dan [eiser] in staat was geweest om enige technische mankementen aan de Renault te signaleren voordat tot de verkoop over werd gegaan.
4.9.
Het beroep op wederzijdse dwaling slaagt. De primair gevorderde gehele vernietiging van de koopovereenkomst op grond van artikel 6:228 lid 1 sub c BW wordt toegewezen (de kantonrechter gaat er daarbij van uit dat de koopovereenkomst door [eiser] nog niet buitengerechtelijk is vernietigd). Het is daarom niet mogelijk om ook de subsidiaire vordering van [eiser] , betreffende ontbinding wegens non-conformiteit, te behandelen.
Ophalen Renault
4.10.
De vordering die de kantonrechter begrijpt als een vordering om [gedaagde] te veroordelen de Renault op te halen c.a. is reeds toewijsbaar, nu [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd.
Geen rechtsgrond voor schadevergoeding en incassokosten
4.11.
In deze zaak is sprake van een samenloop van de rechtsgronden dwaling en tekortkoming. In zulke gevallen moet de gerechtigde (in dit geval, [eiser] ) kiezen op welke grond hij zich wil beroepen, omdat de rechtsgevolgen van dwaling en tekortkoming niet gelijktijdig kunnen bestaan. Een geslaagd beroep op een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst als bedoeld in artikel 7:17 BW (non-conformiteit), maakt het mogelijk om schadevergoeding te vorderen op basis van artikel 6:74 BW. Daarentegen betekent het slagen van een beroep op dwaling niet dat de wederpartij van de dwalende (in dit geval, [gedaagde] ) jegens haar (in dit geval, [eiser] ) schadeplichtig is; daarvoor dient een specifieke rechtsgrond aanwezig te zijn. [7]
4.12.
De kantonrechter begrijpt de vorderingen van [eiser] zo, dat hij de vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling wenst te combineren met een beroep op schadevergoeding wegens tekortkoming. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is dat uitgesloten. [8] De gehele vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling, waar [eiser] met succes een beroep op heeft gedaan, heeft immers terugwerkende kracht. [9] Dat betekent dat de koopovereenkomst achteraf bezien nooit heeft bestaan. [eiser] kan daarom geen beroep doen op schadevergoeding die voort zou vloeien uit het tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van de vernietigde koopovereenkomst.
4.13.
Omdat de schadeplichtigheid bij dwaling zelfstandig moet worden beoordeeld en [eiser] een specifieke grondslag voor het toekennen van schadevergoeding niet heeft gesteld, wordt de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
4.14.
Datzelfde geldt voor de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Een beroep op vergoeding van deze kosten berust immers eveneens op artikel 6:74 BW, dat gelet op het geslaagde beroep op dwaling in deze zaak niet zonder meer van toepassing is. De vordering van [eiser] tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten betreft daarom geen van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten voorziet. Op grond van de landelijke richtlijn heeft [eiser] daarnaast zijn vordering betreffende de buitengerechtelijke incassokosten onvoldoende met stukken onderbouwd, waardoor niet is komen vast te staan dat de door [eiser] gestelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan die waarin de artikelen 237 en 240 Rv voorzien. [10] Aangezien de redelijke noodzaak en de redelijke omvang van de gestelde buitengerechtelijke incassokosten niet zijn aangetoond, mist artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW toepassing.
Wettelijke rente
4.15.
De vordering tot veroordeling in de wettelijke rente over de koopsom is toewijsbaar, met dien verstande dat de datum van de dagvaarding wordt aangehouden als ingangsdatum voor de rente. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim is. [11] In deze zaak is de veroordeling tot (terug)betaling van de koopsom niet een veroordeling tot betaling van schadevergoeding, maar een zelfstandige verbintenis tot betaling van een geldsom als gevolg van de vernietiging van de koopovereenkomst.
Vaststelling dwangsom
4.16.
[eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde] , vanaf drie dagen na betekening vonnis, weigert om aan een of beide vorderingen te voldoen, met een maximum van € 10.000,00. Het stellen van een dwangsom op een geldvordering is niet mogelijk en moet in zoverre worden afgewezen. [12] De kantonrechter maakt gebruik van haar discretionaire bevoegdheid en stelt de dwangsom vast op € 150,00 per dag dat [gedaagde] , met ingang van de vierde dag na betekening van dit vonnis, weigert om aan de veroordeling tot terugneming van de Renault te voldoen, met een maximum van in totaal € 5.000,00. [13] Dit vormt een adequate prikkel tot nakoming en zorgt er daarnaast voor dat executiegeschillen zo veel mogelijk worden vermeden. Uiteraard zal de dwangsom niet verschuldigd zijn indien [eiser] niet heeft meegewerkt aan de afgifte van de Renault.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.17.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat heeft gevorderd en hij er belang bij heeft dat de koopovereenkomst spoedig wordt vernietigd (met terugwerkende kracht als effect). [14] Dit betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als een van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
Proceskosten
4.18.
[gedaagde] wordt merendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten betalen van [eiser] . Deze worden vastgesteld op:
Kosten dagvaarding: € 139,25
Griffierecht
€ 87,00Totaal € 226,25
4.19.
De vordering tot veroordeling in de wettelijke rente over de proceskosten is, nu daartegen geen verweer is gevoerd, toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt de koopovereenkomst en veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.750,00 binnen twee weken na dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 november 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de Renault Mégane met kenteken [kenteken] terug te nemen nadat het bedrag van € 6.750,00 is betaald en binnen de drie daaropvolgende werkdagen [eiser] te voorzien van een vrijwaringsbewijs, onder verbeurte van een dwangsom van € 150,00 per dag dat hij weigert om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van in totaal € 5.000,00 en met ingang van de vierde dag na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 226,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Trifunović en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Voetnoten

1.Productie 1 bij dagvaarding.
2.Productie 4 bij dagvaarding.
3.Productie 11 bij dagvaarding.
4.Productie 13 bij dagvaarding.
5.Artikel 130 Rv.
6.Artikel 6:228 lid 2 BW
7.Vgl. Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765, en Hoge Raad 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1500.
8.Vgl. Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765.
9.Artikel 3:53 BW.
10.Rapport Voorwerk II – rapport van de werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak inzake de buitengerechtelijke kosten (2000).
11.Artikel 6:119 BW.
12.Artikel 611a lid 1 BW, tweede volzin.
13.Artikel 116b Rv.
14.Artikel 233 Rv.