ECLI:NL:RBLIM:2025:3426

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11438551 \ CV EXPL 24-6125
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Wonen Zuid en een gedaagde partij over huurachterstand. De gedaagde huurt een woning van Wonen Zuid en heeft een huurachterstand laten ontstaan. Eerder, op 30 januari 2019, was er al een ontruimingsvonnis gewezen tegen de gedaagde. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2025 erkende de gedaagde de huurachterstand, die inmiddels was opgelopen tot € 3.135,52, maar voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden in financiële problemen was geraakt. De kantonrechter constateerde echter dat de gedaagde haar stellingen niet had onderbouwd met bewijsstukken, waardoor de financiële situatie onduidelijk bleef. Wonen Zuid had de gedaagde een 'Housing plus traject' aangeboden, maar de gedaagde stond daar niet voor open. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op twee maanden, mede vanwege de aanwezigheid van een minderjarig kind. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de huurprijs voor de periode tot ontruiming, en de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11438551 \ CV EXPL 24-6125
Vonnis van de kantonrechter van 9 april 2025
in de zaak van:
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Adactio Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. H.P. Schouten, advocaat.
Partijen worden hierna (ook) respectievelijk Wonen Zuid en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij
- de mondelinge behandeling op 25 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- een actueel overzicht van de huurachterstand, zoals tijdens de mondelinge behandeling namens Wonen Zuid overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Wonen Zuid een woning aan de [adres] tegen een maandelijkse huurprijs van € 607,66.
2.2.
Tussen partijen is reeds eerder op 30 januari 2019 een ontruimingsvonnis gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Zuid stelt dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Op deze grond vordert Wonen Zuid bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
te ontbinden, althans ontbonden te verklaren de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, met veroordeling van [gedaagde] om binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn het gehuurde te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne, onder overgave van de sleutels en deze ter vrije beschikking van Wonen Zuid te stellen,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de navolgende bedragen:
a. achterstallige huur € 1.921,50
b. de buitengerechtelijke incassokosten incl. BTW € 232,72
c. de wettelijke rente over sub a. van datum dagvaarding
d. een bedrag ad € 607,66 per maand vanaf 01-01-2025 als vergoeding tot aan het tijdstip van ontruiming, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele (onverminderd de eventuele wettelijke rente)
e. de kosten van het geding, daaronder inbegrepen een bedrag als salaris/nasalaris voor gemachtigde van Wonen Zuid.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling erkent [gedaagde] de huurachterstand, zoals opgenomen in het door Wonen Zuid overgelegde actuele overzicht. Deze achterstand is inmiddels verder opgelopen tot € 3.135,52. [gedaagde] voert aan dat zij door persoonlijke omstandigheden in financiële problemen is geraakt. Inmiddels ontvangt zij wel een ziektewet uitkering, waardoor zij in staat is de lopende huur te betalen.
Zij stelt onder meer een erkend slachtoffer te zijn van de Toeslagenaffaire en in dat verband eerder al een uitkering van € 30.000,00 te hebben ontvangen. Zij heeft dit bedrag gebruikt om haar (andere) schulden af te lossen. Ook verwacht zij binnen afzienbare tijd nog andere bedragen te ontvangen.
4.2.
De kantonrechter constateert echter dat de stellingen van [gedaagde] op geen enkele wijze worden onderbouwd met (bijvoorbeeld) brieven, verklaringen en/ of andere documenten. Onduidelijk blijft dan ook of en zo ja welk inkomen zij momenteel ontvangt, alsook of, en zo ja, wanneer zij welke bedragen nog denkt te gaan ontvangen.
4.3.
Daar staat tegenover dat Wonen Zuid - onbetwist door [gedaagde] - juist gezien de moeilijke financiële situatie van [gedaagde] , die al jaren bestaat (gezien ook het eerdere ontruimingsvonnis van 2019), en de zorg voor haar minderjarige kind een zogenaamd ‘Housing plus traject’ aangeboden. Een vorm van beschermd wonen. [gedaagde] staat daar echter niet voor open.
4.4.
Nu [gedaagde] de huurachterstand erkent zal deze worden toegewezen. Deze achterstand rechtvaardigt eveneens de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter acht een ouder op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de verzorging van een minderjarige kind. [gedaagde] stelt daar zelf verder weinig over. Nu ter zitting naar voren kwam dat Wonen Zuid dit bij de door haar ingezette vorderingen wel degelijk heeft laten meewegen en zelfs alternatieven heeft voorgesteld (mede in het belang van het minderjarige kind), blijft de beslissing van [gedaagde] om geen hulp te aanvaarden voor haar rekening. Vanwege de aanwezigheid van een minderjarig kind, zal de kantonrechter evenwel de ontruimingstermijn bepalen op twee maanden.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [gedaagde] nog verzocht om een terme de grâce te overwegen (in de zin van art. 7:280 BW). Nu [gedaagde] de huurachterstand na dagvaarden verder heeft laten oplopen en de door haar gestelde (toekomstige) inkomsten op geen enkele wijze onderbouwt, bestaat er geen redelijke verwachting dat [gedaagde] in staat zal zijn om binnen vier weken de volledige achterstand alsnog te voldoen. De kantonrechter gaat daar dan ook aan voorbij.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 136,72
  • griffierecht € 372,00
  • salaris gemachtigde € 408,00
  • nakosten
totaal € ‭1.036,72‬‬‬‬

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 1.921,50 aan huurachterstand tot en met december 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 607,66 voor elke ingegane maand met ingang van 1 januari 2025 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
5.5.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 232,72 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief BTW.
5.6.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.036,72‬,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.