ECLI:NL:RBLIM:2025:3427

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11601821 \ CV EXPL 25-1465
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en mediationverplichtingen

In deze zaak vordert [eiseres], die sinds 15 mei 2006 in dienst is van Adidas Benelux B.V., doorbetaling van haar salaris na een loonstop die door de werkgever is aangekondigd. [eiseres] is sinds 25 januari 2023 arbeidsongeschikt en heeft in februari 2024 haar re-integratie hervat. In oktober 2024 heeft Adidas mediation voorgesteld, maar [eiseres] heeft hier niet op ingegaan. De werkgever heeft vervolgens de loonbetaling stopgezet per 17 december 2024, wat leidde tot een loonsanctie van het UWV. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] geen deskundigenverklaring heeft hoeven overleggen in het kort geding en dat Adidas in redelijkheid medewerking aan mediation kon vragen. De rechter concludeert dat de loonstop terecht is, omdat [eiseres] niet heeft meegewerkt aan de mediation. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 11601821 \ CV EXPL 25-1465
Vonnis in kort geding van 11 april 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam] , [naam gemeente] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H.G.M. Hilkens,
tegen
de besloten vennootschap ADIDAS BENELUX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Adidas,
gemachtigde: mr. S. Bergwerff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de producties van Adidas;
- de mondelinge behandeling van 3 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnotitie van Adidas.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is vanaf 15 mei 2006 in dienst van Adidas, laatstelijk in de functie van [naam functie] met een arbeidsomvang van 39 uur per week tegen een salaris van € 7.299,31 bruto per maand, exclusief eindejaarsuitkering.
2.2.
[eiseres] is vanaf 25 januari 2023 arbeidsongeschikt.
2.3.
Vanaf februari 2024 is gestart met re-integratie.
2.4.
Op 29 augustus 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] , [HR-medewerker 1] en [HR-medewerker 2] . Aan [eiseres] werd een tweetal voorstellen gedaan; deelnemen aan een performanceplan of het aangaan van de vaststellingsovereenkomst. Voor [eiseres] waren deze voorstellen geen oplossing.
2.5.
In september 2024 had [eiseres] haar uren opgebouwd tot 32 uur per week.
2.6.
Naar aanleiding van het gesprek met de arbo-arts op 28 oktober 2024, adviseert deze – onder andere – tot continuering van de 32 uur per week en het maken van concrete plannen voor de laatste re-integratie-stappen, dit laatste indien nodig met een derde onafhankelijke partij, zoals een mediator.
2.7.
In oktober 2024 heeft Adidas mediation voorgesteld. Dit aanbod is een aantal malen herhaald. Bij e-mail van 19 november 2024 heeft [eiseres] [HR-medewerker 1] bericht dat het mediationbureau contact met [eiseres] kan opnemen. Op 25 november 2024 heeft de [mediator] telefonisch contact opgenomen met [eiseres] . [eiseres] heeft een week bedenktijd gevraagd en gekregen (2 december 2024 9:00 uur).
2.8.
Bij e-mail van 29 november 2024 kondigt [HR-medewerker 1] een loonstop aan indien [eiseres] niet voor 4 december 2024 17:00 uur onvoorwaardelijk heeft ingestemd om deel te nemen aan het mediationproces.
2.9.
Op 2 december 2024 oordeelt de bedrijfsarts [eiseres] volledig arbeidsongeschikt en adviseert om in gesprek te blijven en concrete plannen te maken over ‘hoe nu verder’. Op een vraag van [HR-medewerker 2] antwoordt de bedrijfsarts, in aanvulling op het advies, dat [eiseres] belastbaar is voor gesprekken met de werkgever, ook als dit met een onafhankelijke derde plaatsvindt.
2.10.
Adidas heeft bij e-mail van 17 december 2024 medegedeeld dat de salarisuitkering wordt opgeschort per 17 december 2024. Het salaris over december 2024 is (nog) volledig betaald (nu dit al was verwerkt). Vanaf 1 januari 2025 is geen salaris meer aan [eiseres] uitgekeerd.
2.11.
Op 17 januari 2025 heeft UWV Adidas een loonsanctie opgelegd. Adidas dient het loon van [eiseres] door te betalen tot 21 januari 2026, tenzij Adidas alsnog aan haar re-integratieverplichtingen voldoet en UWV vraagt om de betalingsverplichting stop te zetten. De arbeidsdeskundige oordeelt – onder andere – dat mediation daadkrachtiger had moeten worden ingezet.
2.12.
[eiseres] heeft geen deskundigenverklaring aangevraagd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van Adidas tot (door)betaling van het salaris van [eiseres] met ingang van 1 december 2024, althans vanaf de datum dat het aan [eiseres] toekomende salaris niet (volledig) werd betaald, tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, althans de salarisverplichting voor Adidas rechtsgeldig is geëindigd, met veroordeling van Adidas in de kosten van deze procedure.
3.2.
Adidas voert verweer. Adidas concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
Spoedeisend belang
4.2.
Voldoende is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening. Daarbij heeft te gelden dat een loonvordering naar haar aard een spoedeisend karakter draagt. Dat [eiseres] onnodig lang zou hebben gewacht met het starten van deze procedure ziet de kantonrechter niet. Bij e-mail van 17 december 2024 is de loonstop medegedeeld, het salaris over december 2024 is nog gewoon volledig uitgekeerd en eerst eind januari 2025 bleek dat Adidas daadwerkelijk tot de aangekondigde loonstop is overgegaan. De kortgedingdagvaarding is vervolgens op 26 maart 2025 aan Adidas betekend. [eiseres] heeft daarmee genoegzaam voortvarend gehandeld.
Niet ontvankelijk in verband met het ontbreken van een deskundigenverklaring
4.3.
Ingevolge artikel 7:629a BW wijst de rechter een vordering tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 BW (loon bij ziekte) af, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige. Met de verplichte overlegging van de verklaring is beoogd de rechtsbescherming van de werknemer te versterken en efficiënte geschilbeslechting door de rechter te bevorderen. De verplichting tot het overleggen van een deskundigenverklaring (op straffe van niet-ontvankelijkheid) geldt niet in kort geding (Hoge Raad 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1673). Het is in een kort geding aan de rechter overgelaten om te bepalen of het overleggen door de werknemer van een deskundigenverklaring als bedoeld in art. 7:629a lid 1 BW wenselijk is.
4.4.
[eiseres] verwijst naar alle reeds opgemaakte (arbeids)deskundigenrapporten en adviezen van de bedrijfsarts. Zij heeft daarom geen noodzaak gevoeld om in het kader van deze procedure een deskundigenverklaring aan te vragen. Nu het overleggen van een deskundigenverklaring in kort geding geen vereiste is én [eiseres] zelf de eerdere oordelen, adviezen en rapporten voldoende vindt, acht de kantonrechter een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a lid 1 BW vooralsnog niet nodig. De in de eerdere opgemaakte rapporten opgenomen oordelen en adviezen zullen als uitgangspunt hebben te gelden voor de verdere beoordeling.
Loonsanctie
4.5.
[eiseres] vordert in dit kort geding doorbetaling van loon op grond van art. 7:629 BW. Adidas heeft zich tegen die vordering verweerd met een beroep op het niet meewerken door [eiseres] aan door Adidas gegeven redelijke voorschriften die gericht zijn op het herstel van [eiseres] (art. 7:629 lid 3, aanhef en onder b, BW).
4.6.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of van [eiseres] in redelijkheid deelname aan mediation kon worden gevraagd.
4.7.
Overwogen wordt dat in dit kader de rapportages van de bedrijfsarts van 28 oktober 2024 en 2 december 2024 van belang zijn. Op 28 oktober 2024 adviseert de bedrijfsarts – onder andere – om concrete plannen voor het laatste stukje van de re-integratie en de toekomst te maken, zo nodig met behulp van een derde onafhankelijke partij zoals een mediator. Op 2 december 2024 concludeert de bedrijfsarts dat de beperkingen zijn toegenomen door werkgerelateerde ontwikkelingen. Zij adviseert om in gesprek te blijven en om concrete plannen te maken over hoe verder te gaan. Ook verwachtte de bedrijfsarts dat de beperkingen zullen afnemen wanneer er duidelijkheid is over de toekomst en achtte zij [eiseres] in staat voor gesprekken met Adidas, ook als deze met een onafhankelijke derde zouden plaatsvinden.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter mocht Adidas dan ook in alle redelijkheid medewerking door [eiseres] aan mediation vragen.
4.9.
Twee kernelementen zijn wezenlijk voor mediation: (1) de vrijwilligheid daaraan deel te nemen en (2) de vertrouwelijkheid van het proces dat partijen doorlopen. De vrijwilligheid ziet niet alleen op de bereidheid te onderzoeken of een geschil door mediation kan worden opgelost, maar ook op het recht de mediation te mogen beëindigen. De vertrouwelijkheid bevordert vervolgens dat partijen vrijelijk kunnen zoeken naar oplossingen, in de wetenschap dat standpunten die zij innemen en creatieve oplossingen die zij aandragen niet tegen hen gebruikt kunnen worden als de mediation mislukt (bijvoorbeeld in een procedure bij de rechter).
4.10.
[eiseres] heeft de mediation bij voorbaat al geen kans gegeven. Bij de intake had mogelijk over de door [eiseres] gewenste voorwaarden gesproken en/of onderhandeld kunnen worden. Ook had [eiseres] zich tijdens de (intake van de) mediation kunnen laten bijstaan door haar gemachtigde of een andere vertrouwenspersoon. Uit de stukken lijkt het alsof [eiseres] niet zou hebben kunnen instemmen met de geheimhoudingsverplichting vanwege een door haar gevreesde exit-mediation, terwijl ter mondelinge behandeling bleek dat het [eiseres] met name te doen was om de geheimhouding naar haar naasten en haar psycholoog, die momenteel haar steun en toeverlaat zijn. Hoewel mediation dus op vrijwillige basis is, mag Adidas in de gegeven omstandigheden (patstelling/advies arbo-arts) van [eiseres] verwachten dat zij in ieder geval bereid was te onderzoeken of mediation een mogelijkheid tot oplossing van het gerezen geschil was. Nu [eiseres] die bereidheid niet heeft getoond, is Adidas naar het oordeel van de kantonrechter terecht overgegaan tot de loonstop.
Loonstop/opschorting van loon
4.11.
Partijen zijn verder nog verdeeld over de vraag of sprake is van een loonstop of een opschorting van het loon.
4.12.
Artikel 7:629 lid 3 onder b BW schept hierover duidelijkheid; de werknemer heeft geen recht op loon bij ziekte voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd. Het op enig moment stoppen met belemmeren of vertragen maakt niet dat de periode waarin niet werd meegewerkt vervalt. De in de volksmond gebezigde term ‘loonopschorting’ staat in dit kader niet gelijk aan opschorting in juridische zin.
Conclusie
4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
Proceskosten
4.14.
Ingevolge artikel 7:629a lid 6 BW wordt de werknemer ter zake van een vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte slechts in de kosten van de werkgever veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Hiervan is niet gebleken. De proceskosten zullen dan ook worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op
11 april 2025.
ksf