ECLI:NL:RBLIM:2025:3497

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
ROE 21/70
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van de verhoging van zijn Wajong-uitkering behandeld. Eiser, geboren in 1985, had een aanvraag ingediend op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong 2015). Het Uwv had de ingangsdatum van de verhoging van de uitkering naar 75% van het minimumloon vastgesteld op 30 januari 2019. Eiser was van mening dat deze datum eerder had moeten zijn vastgesteld en dat hij ten onrechte niet was gehoord tijdens de procedure. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat eiser heeft afgezien van een hoorzitting en dat de ingangsdatum van de verhoging op 30 januari 2019 correct was. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid van het Uwv in de procedure en de rechtskracht van eerdere besluiten met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/70

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Heerlen), het Uwv
(gemachtigden: mr. E.C.H. Coenen en mr. R. Boonstra).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het Uwv terecht de ingangsdatum van de verhoging van de uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong 2015) naar 75% van het minimumloon heeft vastgesteld op 30 januari 2019. Volgens eiser had de ingangsdatum van deze verhoging op een eerdere datum moeten worden vastgesteld en heeft het Uwv eiser ten onrechte niet gehoord. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de ingangsdatum van de Wajong-uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Uwv ervan uit mocht gaan dat eiser heeft afgezien van een hoorzitting en dat het Uwv op goede gronden de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering heeft bepaald op 30 januari 2019. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen. Heeft het Uwv eiser ten onrechte niet gehoord en had het Uwv de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering op een eerdere datum dan 30 januari 2019 moeten vaststellen? Aan het eind (onder 6) staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Het Uwv heeft bij besluit van 24 juli 2020 de Wajong-uitkering van eiser vanaf
14 juli 2020 verhoogd naar 75% van het minimumloon omdat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Met het bestreden besluit van 30 november 2020 op het bezwaar van eiser heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering gewijzigd naar 30 januari 2019.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van het Uwv deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1985, heeft op 18 september 2013 een aanvraag op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten 2010 (Wajong 2010) ingediend om in aanmerking te komen voor hulp bij het vinden en behouden van werk en een uitkering. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van
18 december 2013 bepaald dat eiser in aanmerking komt voor hulp bij het vinden en behouden van werk (arbeidsondersteuning) en voor een uitkering (inkomensondersteuning) met ingang van 10 januari 2014. De uitkering bedraagt 75% van het minimumloon. Eiser heeft tegen het besluit van 18 december 2013 geen rechtsmiddelen aangewend.
3.1.
Met ingang van 1 januari 2015 is de Wajong 2015 in werking getreden. Het Uwv heeft na een herindelingsoperatie [1] vastgesteld dat eiser arbeidsvermogen heeft en heeft de Wajong-uitkering vanaf 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon. Eiser heeft, voor zover bekend, geen rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit over de verlaging van de Wajong-uitkering.
3.2.
Het Uwv WERKbedrijf-SMZ (verder het WERKbedrijf) heeft op 14 juli 2020 om een herbeoordeling verzocht omdat het WERKbedrijf op basis van het gedrag van eiser van mening is dat eiser geen afspraken kan nakomen, niet op een sociaal geaccepteerde manier een gesprek kan voeren, geen kritiek kan aanvaarden en geen verplichtingen kan nakomen. De verzekeringsarts heeft in het medisch onderzoeksverslag van 20 juli 2020 geconcludeerd dat eiser duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft, omdat eiser op medische gronden niet beschikt over basale werknemersvaardigheden en het ontbreken daarvan duurzaam is.
3.3.
Het Uwv heeft vervolgens met het besluit van 24 juli 2020 de Wajong-uitkering met ingang van 14 juli 2020 verhoogd naar 75% van het minimumloon omdat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, omdat hij vindt dat de ingangsdatum van de verhoging van zijn Wajong-uitkering moet worden bepaald op een eerdere datum.
3.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de medische rapportage van
28 november 2020 geconcludeerd dat eiser, rekening houdende met het beloop, al langer, dus vóór 14 juli 2020, duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet de ingangsdatum van de Wajong-uitkering worden bepaald op
30 januari 2019 dan wel 14 juli 2019 omdat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op die data ook al door het Uwv zou zijn gesteld dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
3.5.
Het Uwv heeft vervolgens met het bestreden besluit van 30 november 2020 het bezwaar gegrond verklaard en de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering naar 75% van het minimumloon vastgesteld op 30 januari 2019.
Heeft het Uwv eiser ten onrechte niet gehoord?
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord.
4.1.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid zijn bezwaren tijdens een hoorzitting toe te lichten omdat hij niet bereikbaar was op het moment van de vooraf ingeplande telefonische hoorzitting en eiser zich ook niet heeft afgemeld voor deze hoorzitting.
4.2.
Artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan de belanghebbende in de gelegenheid stelt te worden gehoord.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat het Uwv de (toenmalig) gemachtigde van eiser met de brief van 20 oktober 2020 heeft geïnformeerd over het feit dat op 24 september 2020 met de secretaresse van de gemachtigde is gesproken over het inplannen van een hoorzitting en waarbij is gevraagd of verhinderdata kunnen worden doorgegeven. Verder staat in de brief van 20 oktober 2020 dat tijdens het gesprek op 24 september 2020 is gevraagd of de hoorzitting telefonisch kan worden gehouden en dat is verzocht om in het geval de gemachtigde liever een hoorzitting in persoon wenst door te geven of eiser meekomt. In de brief van 20 oktober 2020 staat voorts dat nog geen reactie van de gemachtigde is ontvangen, dat op 20 oktober 2020 opnieuw is geprobeerd om de gemachtigde telefonisch te bereiken en dat niet werd opgenomen. Het Uwv heeft in de brief verzocht om binnen een week te reageren op de vragen en door te geven als men geen hoorzitting wenst. Verder is vermeld dat als het Uwv geen reactie ontvangt, de gemachtigde zonder nader overleg wordt uitgenodigd voor een hoorzitting. Het Uwv heeft vervolgens bij brief van 3 november 2020 medegedeeld dat de telefonische hoorzitting zal plaatsvinden op dinsdag 10 november 2020 om 12:00 uur, dat het Uwv ervan uitgaat dat de gemachtigde eiser daarvan op de hoogte stelt en dat het Uwv ervan uitgaat dat de gemachtigde geen gebruik wil maken van de gelegenheid om het bezwaar toe te lichten als hij niet bereikbaar is. Uit het verslag van de telefonische hoorzitting van 10 november 2020 blijkt dat het Uwv om 12:00 uur heeft gebeld naar de gemachtigde, maar de gemachtigde heeft de telefoon niet opgenomen. Hij heeft zich ook niet afgemeld voor de hoorzitting. Verder is niet gebleken dat eiser danwel zijn gemachtigde nadien nog hebben verzocht om een hoorzitting.
4.4.
De rechtbank is, gelet op deze gang van zaken, van oordeel dat het Uwv met de nodige zorgvuldigheid heeft gehandeld, (de gemachtigde van) eiser voldoende gelegenheid heeft geboden om te kunnen worden gehoord en er van uit mocht gaan dat (de gemachtigde van) eiser geen prijs stelde op een (telefonische) hoorzitting. De beroepsgrond dat het Uwv eiser ten onrechte niet heeft gehoord slaagt daarom niet.
Had het Uwv de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering op een eerdere datum dan 30 januari 2019 moeten vaststellen?
5. Eiser heeft vanaf 10 januari 2014 arbeidsondersteuning en een uitkering (inkomensondersteuning) op grond van de Wajong 2010. Op eiser is daarom hoofdstuk 2 van de Wajong 2015 “arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten ingestroomd tussen 2010 en 2015” van toepassing.
5.1.
In artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. In het tweede lid is bepaald dat onder duurzaam de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is.
5.2.
Op grond van de artikelen 2:45 en 2:46 van de Wajong bedraagt de uitkering voor een jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (kort gezegd en voor zover hier van belang) 75% van het voor hem geldende minimumloon. De ingangsdatum van de uitkering op grond van artikel 2:45 van de Wajong staat niet in de wet. In dat geval moet ervan uitgegaan worden dat de uitkering ingaat op het moment dat aan de voorwaarden voor het recht op de uitkering is voldaan. In geval van eiser is dat het moment waarop hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Het gaat dus om de vraag of het Uwv terecht 30 januari 2019 als ingangsdatum heeft genomen voor de verhoging van de uitkering naar 75% of dat het Uwv zou moeten aannemen dat eiser op een eerder moment volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was.
5.3.
Volgens eiser ligt de ingangsdatum eerder dan 30 januari 2019 omdat de aanvraag eerder heeft plaatsgevonden en zijn problemen niet recent zijn maar al vanaf 2013 bestaan. Ook toen was hij al niet in staat om te werken en dat blijkt ook uit het feit dat werk nooit lang werd volgehouden.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de ingangsdatum van de verhoging van Wajong-uitkering niet verder terugwerken dan tot 1 januari 2018 omdat eiser tot die datum een Wajong-uitkering heeft ontvangen naar 75% van het minimumloon. Wat betreft eisers grond over de duurzaamheid staat vast dat eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van 18 december 2013 waarin het Uwv aan eiser met ingang van 10 januari 2014 arbeidsondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Wajong 2010 heeft toegekend. Dit besluit heeft dus rechtskracht gekregen. Uit de aan dat besluit ten grondslag liggende rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige blijkt dat eiser vanaf zijn zeventiende levensjaar beperkingen heeft, dat hij toen niet in staat is geacht om 75% van het minimumloon te verdienen en dat hij toen niet als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is beschouwd. Als eiser meent dat hij al vanaf 10 januari 2014 dan wel eerder volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, dan zal hij het Uwv moeten verzoeken om terug te komen op het besluit van 18 december 2013 of een nieuwe/herhaalde aanvraag moeten indienen.
5.5.
Verder heeft het Uwv bij een herindelingsoperatie vastgesteld dat eiser arbeidsvermogen heeft en heeft de Wajong-uitkering vanaf 1 januari 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon. Voor zover bekend heeft eiser tegen deze verlaging evenmin rechtsmiddelen aangewend. Uit het feit dat het Uwv heeft vastgesteld dat eiser arbeidsvermogen heeft, leidt de rechtbank af dat er voor het Uwv op 1 januari 2018 geen aanleiding heeft bestaan om eiser toen als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te beschouwen.
5.6.
In juli 2020 heeft naar aanleiding van het verzoek van het WERKbedrijf om een herbeoordeling een medisch onderzoek door de verzekeringsarts plaatsgevonden waarbij de conclusie is dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het Uwv is in het primaire besluit uitgegaan van de datum van de aanvraag (“overdracht”) om een herbeoordeling,
14 juli 2020. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep had eiser al eerder duurzaam geen arbeidsvermogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat eiser al op
30 januari 2020 een gesprek met een arbeidsdeskundige heeft gehad en eiser op die dag een machtiging uitwisselen medische gegevens heeft ondertekend. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat een verzekeringsarts al op 4 februari 2020 informatie heeft opgevraagd bij de huisarts van eiser, waarin de betreffende verzekeringsarts al naar het gedrag van eiser bij het WERKbedrijf, waaronder het gedrag bij de arbeidsdeskundige, verwijst. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is mogelijk het gesprek met de arbeidsdeskundige op 30 januari 2020 de aanleiding geweest voor de herbeoordeling. De rechtbank kan deze redenering volgen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zou met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, als eiser een jaar vóór het gesprek op 30 januari 2020, dus 30 januari 2019, danwel een jaar vóór de aanvraag op 14 juli 2020, dus 14 juli 2019, zou zijn gezien door het Uwv, ook al zijn gesteld dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Hoewel dit een arbitraire vaststelling is, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om eiser te volgen in zijn beroepsgrond dat hij al eerder dan 30 januari 2019 duurzaam geen arbeidsvermogen heeft gehad. Zo heeft eiser zijn stelling dat de ingangsdatum eerder moet liggen niet met medische gegevens onderbouwd. Ook is niet gebleken dat eiser vóór 30 januari 2019 het Uwv heeft verzocht om een (her)beoordeling wegens duurzame arbeidsongeschiktheid. Verder ziet de rechtbank in het huisartsenjournaal, betreffend de periode vanaf 27 februari 2012 tot en met 6 februari 2020, geen aanwijzingen dat eiser vóór 30 januari 2019 duurzaam geen arbeidsvermogen had omdat de periode tussen 14 oktober 2016 tot 3 oktober 2019 niet wordt beschreven (er zijn geen medische gegevens in deze periode vermeld).
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv voldoende toegelicht waarom
30 januari 2019 als ingangsdatum voor de verhoging van de Wajong-uitkering is gehanteerd en is eiser daarmee niet tekort gedaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzitter, mr. P.H. Broier en
mr. C.L.G.F.H. Albers, rechters, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Integrale activering Wajong (IaW).