ECLI:NL:RBLIM:2025:3592
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende goede trouw en verslavingsproblemen
In deze zaak heeft verzoeker op 14 januari 2025 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 maart 2025, waarbij verzoeker en verschillende vertegenwoordigers van hulpinstanties aanwezig waren. De rechtbank heeft het verzoek getoetst aan de criteria van artikel 288 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank concludeert dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek. De rechtbank wijst op de schulden die verzoeker heeft, waaronder verkeersboetes en een schuld aan Essent, die niet te goeder trouw zijn ontstaan. Daarnaast heeft verzoeker een verslavingsprobleem dat niet voldoende onder controle is, wat ook een belangrijke factor is in de beoordeling. De rechtbank wijst het verzoek af op basis van de criteria van de Faillissementswet, waarbij ook de hardheidsclausule niet van toepassing is. De uitspraak is gedaan op 8 april 2025.