ECLI:NL:RBLIM:2025:3634

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
11017155 \ CV EXPL 24-1655 (hoofdzaak) en 11292196 CV EXPL 24-4453 (vrijwaring)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische kosten door Infomedics aan asielzoeker met vrijwaring tegen COA

In deze zaak vordert Infomedics B.V., vertegenwoordigd door mr. H.R. Yücesan, betaling van medische kosten door een asielzoeker, aangeduid als [gedaagde]. De vordering betreft een bedrag van € 207,19, dat bestaat uit hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De asielzoeker heeft tandheelkundige zorg ontvangen van Mondzorg Beek, waarvan de vorderingen zijn gecedeerd aan Infomedics. De asielzoeker heeft echter betwist dat hij verantwoordelijk is voor de betaling, omdat hij meent dat het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers) verantwoordelijk is voor zijn medische kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een geneeskundige behandelovereenkomst is gesloten tussen de zorgverlener en de asielzoeker, en dat de asielzoeker gehouden is om de facturen te voldoen. De kantonrechter heeft de vordering van Infomedics toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. In de vrijwaring heeft de asielzoeker het COA aangesproken om de kosten te vergoeden, maar deze vordering is afgewezen omdat de asielzoeker niet in de COA-opvang verbleef op het moment van de behandelingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de asielzoeker geen aanspraak kan maken op de Rva-verstrekkingen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor opvang en medische kostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: 11017155 \ CV EXPL 24-1655 (hoofdzaak)
en 11292196 CV EXPL 24-4453 (vrijwaring)
Vonnis van 16 april 2025
in de hoofdzaak van
INFOMEDICS B.V., m.h.o.d.n. INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA,
te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Infomedics,
gemachtigde: mr. H.R. Yücesan,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman,
en in de vrijwaringszaak van
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman,
tegen
ZELFSTANDIG BESTUURSORGAAN (ZBO) CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS,
te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: COA,
gemachtigde: L. van Els-van den Berg.

1.De procedure

in de hoofdzaak
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 10 juli 2024,
- de conclusie van repliek met productie 3,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de vrijwaring
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 en 2,
- de conclusie van antwoord met ongenummerde producties,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is asielzoeker en heeft de Oekraïense nationaliteit.
2.2.
[gedaagde] heeft op 3 april 2023 een aanvraag zonder machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘medische behandeling’ ingediend.
2.3.
Het COA heeft bij brief van 6 april 2023 aan [gedaagde] laten weten dat zijn opvang op 4 mei 2023 zal worden beëindigd en dat hij de COA-locatie op die datum dient te verlaten. [gedaagde] heeft op 3 mei 2023 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen waarmee de opvang van [gedaagde] kon worden voortgezet. De voorzieningenrechter heeft op 4 mei 2023 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
2.4.
Bij besluit van 18 juli 2023 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) is de aanvraag van [gedaagde] voor een verblijfsvergunning afgewezen. Aan [gedaagde] is uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet (Vw) verleend. Dit uitstel van vertrek liep van 5 april 2023 tot 5 april 2024, in aansluiting op het eerder aan [gedaagde] verleende uitstel.
2.5.
[gedaagde] heeft op 15 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit. In de beschikking van 23 mei 2024 van de IND is dit bezwaar gegrond verklaard en is opgenomen dat een verblijfsdocument zal worden verstrekt met de geldigheidsduur van
5 februari 2024 tot 5 februari 2025.
2.6.
Mondzorg Beek (verder: de zorgverlener) heeft tandheelkundige zorg verleend aan [gedaagde] op 13 juni 2023 en op 21 juni 2023. De zorgverlener heeft haar vorderingen bij akte van cessie overgedragen aan Infomedics. Infomedics heeft op 17 augustus 2023 twee facturen verstuurd aan [gedaagde] voor een totaalbedrag van € 162,25.
2.7.
[gedaagde] is, na betalingsherinnering, niet overgegaan tot betaling van de facturen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
Infomedics vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 207,19 (€ 162,25 aan hoofdsom, € 4,94 aan wettelijke rente berekend tot 8 maart 2024 en de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 40,00), vermeerderd met de wettelijke rente over € 162,25 vanaf 8 maart 2024 en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
Infomedics legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen [gedaagde] en de zorgverlener een geneeskundige behandelovereenkomst, zoals bedoeld in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst, tot stand is gekomen. [gedaagde] is dan ook gehouden om de door Infomedics gestuurde facturen te voldoen.
3.3.
[gedaagde] voert (gedeeltelijk) verweer. [gedaagde] concludeert tot toewijzing van de hoofdsom ter hoogte van € 162,25 en tot afwijzing van de gevorderde wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. Volgens [gedaagde] heeft hij op basis van het uitstel van vertrek recht op opvang, leefgeld en een ziektekostenverzekering (Rva-verstrekkingen) van het COA. Alle medische kosten, met inbegrip van tandheelkosten, worden voldaan door het COA. Dit geldt dus ook voor de nota’s die [gedaagde] ontvangen heeft. [gedaagde] kan de nota’s niet betalen aangezien hij een klein bedrag aan leefgeld ontvangt. [gedaagde] stelt dat de zorgverlener op de hoogte was van het gegeven dat [gedaagde] asielzoeker was en dat de medische kosten bij het COA gedeclareerd dienden te worden. Op de zorgverlener rust in dit geval een grotere zorgplicht om incassoperikelen te voorkomen. Door de zorgverlener en Infomedics is niet schadebeperkend gehandeld en daardoor zijn onnodige kosten gemaakt, die volgens [gedaagde] niet voor zijn rekening dienen te komen.
in de vrijwaring
3.5.
[gedaagde] vordert - samengevat - veroordeling van het COA om aan [gedaagde] te betalen datgene waartoe [gedaagde] in de hoofdzaak jegens Infomedics mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling en de kosten in de vrijwaring, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.6.
[gedaagde] legt aan de vrijwaring hetgeen hiervoor onder 3.4. is opgenomen, ten grondslag. [gedaagde] stelt dat hij zich meerdere malen heeft gewend tot het COA, maar dat het COA geweigerd heeft hem met de voldoening van de nota’s te helpen. Volgens [gedaagde] kunnen deze mondelinge contacten worden aangemerkt als een aanvraag Rva-verstrekkingen. [gedaagde] stelt verder dat hij onderdak van de gemeente Landgraaf heeft gekregen nadat hij de COA-opvang had verlaten en dat de gemeente Landgraaf contact met het COA heeft gehad over de Rva-verstrekkingen. Zowel de gemeente Landgraaf als de IND heeft aan [gedaagde] mondeling medegedeeld dat het COA verantwoordelijk is voor de ziektekostenverzekering en de medische nota’s.
3.7.
COA voert verweer. COA concludeert tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.8.
COA voert het volgende aan. [gedaagde] verbleef in de COA-opvang tot 10 mei 2023. Sindsdien is [gedaagde] volledig uit beeld. [gedaagde] had tot kort voor die datum recht op opvang en verstrekkingen omdat aan hem uitstel van vertrek was verleend. Artikel 3 lid 3 sub F Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) bepaalt namelijk dat aan een asielzoeker gelijk wordt gesteld de vreemdeling, die op grond van artikel 64 Vw uitstel van vertrek heeft gekregen. [gedaagde] heeft na 10 mei 2023 geen verzoek gedaan om opvang en verstrekkingen van het COA te verkrijgen. Om medische kosten vergoed te kunnen krijgen moet een asielzoeker of daarmee gelijkgestelde categorie ingeschreven staan bij het COA en daarmee een zorgnummer hebben. De vergoeding van medische zorg is geregeld in de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA). De vergoeding vanuit de RMA gaat als volgt in zijn werk. Asielzoekers ontvangen zorg in natura en de zorgverlener verrekent de geboden zorg, voor zover deze voor vergoeding in aanmerking komt, rechtstreeks met RMA Healthcare. Volgens het COA volgt hier uit dat [gedaagde] geen aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten door het COA. Was dat wel zo geweest, dan waren deze kosten namelijk vergoed vanuit de RMA.
in de hoofdzaak en de vrijwaring
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
4.1.
De medische behandelovereenkomst die aan de gecedeerde vordering ten grondslag ligt is gesloten tussen de zorgverlener en [gedaagde] als consument. In dat geval moet ambtshalve, dus ook als dat niet door partijen wordt gevraagd, worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht.
4.2.
Toetsing van de informatieplichten is hier niet aan de orde, omdat een medische behandelovereenkomst op grond van artikel 6:230h lid 2 sub d BW is uitgezonderd van de betreffende afdeling uit het Burgerlijk Wetboek.
4.3.
De kantonrechter dient wel ambtshalve onderzoek te doen naar oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat er geen oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden zijn opgenomen.
4.4.
Nu [gedaagde] de gevorderde hoofdsom erkent, ligt deze voor toewijzing gereed.
4.5.
Infomedics vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 40,00. [gedaagde] stelt dat hij de facturen van 17 augustus 2023 en de betalingsherinnering van 28 september 2023 (aanmaning) heeft ontvangen. Nergens blijkt uit dat [gedaagde] naar aanleiding van de ontvangen facturen en aanmaning actie ondernomen heeft. [gedaagde] stelt dat hij ervan uit is gegaan dat het COA de facturen had betaald of zou betalen. [gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Infomedics niet schadebeperkend gehandeld heeft en dat zij onterecht tot dagvaarden is overgegaan. Infomedics heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering komt overeen met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van het voorgaande zal een bedrag van € 40,00 worden toegewezen.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente wordt ook toegewezen nu het verweer van [gedaagde] daartegen op grond van het voorgaande niet slaagt.
4.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Infomedics worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
343,54
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in de vrijwaring
4.9.
[gedaagde] doet een beroep op de verstrekkingen die het COA dient te verlenen op grond van de Rva. Ingevolge artikel 3 lid 1 van de Rva dient het COA zorg te dragen voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat hen opvang wordt geboden in een opvangvoorziening. Zoals terecht aangevoerd door partijen wordt [gedaagde] als vreemdeling (op moment van ondergaan behandelingen bij de zorgverlener) gelijkgesteld aan een asielzoeker op grond van artikel 3 lid 3 sub F van de Rva. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [gedaagde] zonder meer aanspraak kan maken op de Rva-verstrekkingen zoals opgenomen in artikel 9 lid 1 sub e van de Rva. Ingevolge dit artikel omvat de omvang in een opvangvoorziening in elk geval de verstrekkingen ten aanzien van de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling. Nu [gedaagde] op het moment van ondergaan van de behandelingen door de zorgverlener niet in de COA-opvang verbleef, kan [gedaagde] geen aanspraak maken op de verstrekkingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 sub e van de Rva. Dit artikel is immers opgenomen in “Hoofdstuk IV. De verstrekkingen
gedurendede opvang” van de regeling. Dat derde partijen mogelijk aan [gedaagde] hebben medegedeeld dat het COA de nota’s zou voldoen doet daar niet aan af.
4.10.
De vorderingen van [gedaagde] worden op grond van het voorgaande afgewezen.
4.11.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van COA worden begroot op:
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
100,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Infomedics te betalen een bedrag van € 207,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 162,25, met ingang van 8 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 343,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten ingaande vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaring
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.
SH