ECLI:NL:RBLIM:2025:3639

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
11486051 \ CV EXPL 25-384
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van woonruimte wegens tekortkomingen huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Weller Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure is gestart naar aanleiding van een huurovereenkomst die op 1 juli 2009 is aangegaan. Weller heeft de huurder meerdere keren gewezen op de slechte staat van de woning en het brandrisico door het gebruik van een gasfles binnenshuis. Ondanks herhaalde verzoeken om de woning op te ruimen en te zorgen voor een veilige leefomgeving, heeft de huurder niet adequaat gereageerd op de sommatiebrieven van Weller. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de huurder wel aangegeven te willen meewerken, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat de situatie in de woning nog steeds onacceptabel is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen en heeft de vordering van Weller tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toegewezen. De huurder is veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen. Tevens is de huurder veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 781,72. De kantonrechter heeft bepaald dat Weller niet zal overgaan tot ontruiming zolang de huurder de woning opruimt, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11486051 \ CV EXPL 25-384
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van
Stichting Weller Wonen,
te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: Weller,
gemachtigde: mr. R.W. Janssen,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 19 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst op grond waarvan [gedaagde] van Weller sinds 1 juli 2009 huurt de woonruimte gelegen en staande aan de [adres] , [woonplaats] . In de huurovereenkomst is in artikel 2.2. het volgende opgenomen:
“Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt”.
In de artikelen 1.1. en 1.2. van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene bepalingen, voor zover thans van belang, bepaald:
“Huurder dient het gehuurde – gedurende de gehele duur van de overeenkomst – behoorlijk en zelf te gebruiken.”
“Huurder zal zich gedragen naar de mondelinge of schriftelijke aanwijzingen door of namens verhuurder gegeven in het belang van een behoorlijk gebruik van het gehuurde en van de ruimten, installaties en voorzieningen van het gebouw (…)”
2.2.
Op 13 juni 2024 vindt een huisbezoek plaats. Bij brief van 17 juni 2024 heeft Weller [gedaagde] gewezen op het brand- en valgevaar als gevolg van de overmatige hoeveelheid spullen in de woning en het gebruik van een gasfles binnenshuis. Daarnaast heeft Weller uit veiligheidsoverwegingen aangeboden een elektrisch punt in de woning aan te sluiten ten behoeve van een elektrische kookplaat en hulp aangeboden bij het opruimen van de woning.
2.3.
Op 8 november 2024 heeft opnieuw een huisbezoek plaatsgevonden. Tijdens dit bezoek constateert Weller dat er in de woning geen veranderingen of verbeteringen zijn aangebracht. Weller constateert zelfs dat [gedaagde] de woning verwarmt met een pannetje water op het gasfornuis.
2.4.
Bij brief van 18 november 2024 heeft de advocaat van Weller [gedaagde] gesommeerd om:
a. de huurwoning aan te sluiten op gas en elektriciteit;
b. de huurwoning op te schonen;
c. de woning niet meer te “verwarmen” via pannetjes met heet water;
d. geen gebruik meer te maken van een gasfles.
2.5.
[gedaagde] heeft niet gereageerd op de sommatiebrief.

3.Het geschil

3.1.
Weller vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
  • de huurovereenkomst zal ontbinden,
  • [gedaagde] zal veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis Weller in het vrije bezit te stellen van het gehuurde, en wel door de sleutels van het gehuurde bij Weller in te leveren en het gehuurde geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt aan Weller op te leveren, zulks met machtiging aan Weller bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstellingen op kosten van [gedaagde] .
Subsidiair:
  • [gedaagde] zal verbieden om in het gehuurde een gasfles te gebruiken om te koken en/of om het gehuurde te verwarmen, zulks op straffe van een dwangsom van
  • € 50,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag [gedaagde] hiermede in gebreke blijft na 7 dagen na betekening van dit vonnis.
Zowel primair als subsidiair:
- [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Weller legt aan haar vorderingen ten grondslag, kort weergegeven, dat [gedaagde] zich niet als een goede huurder gedraagt en dat hij ernstig tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde] veroorzaakt een onaanvaardbaar brandrisico voor zichzelf en omwonenden. [gedaagde] onderhoudt de woning niet en door geen leveringscontract af te sluiten is er een gerede kans op schade aan de installaties en leidingen van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering op zichzelf niet. Hij erkent dat de woning slecht onderhouden is en opgeruimd moet worden maar hij is het niet eens met de manier waarop het gaat. [gedaagde] voert aan dat hij weer energie heeft en dat hij wil verhuizen. [gedaagde] wilt best meewerken maar op een manier die aanvaardbaar is voor hem. Hij wil niet alles weggooien. [gedaagde] voert vervolgens aan dat hij hulp heeft aangevraagd.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling vult [gedaagde] aan dat hij is gestart met het opruimen van de woning. Tevens geeft hij aan dat van een brandgevaarlijke situatie in zijn woning geen sprake is. Volgens [gedaagde] is de brandgevaarlijke situatie opgelost zodra de kast in de gang leeg is.

4.De beoordeling

4.1.
Een huurder is verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Een huurder moet goed voor het gehuurde zorgen en voorkomen dat de leefomgeving overlast van hem of haar ervaart. Een huurder mag de woning dus niet vervuilen en geen gevaarlijke situaties laten ontstaan. Daarnaast moet een huurder medewerking verlenen aan dringende werkzaamheden die de verhuurder aan de woning moet verrichten en moet de huurder het gehuurde gebruiken voor het doel waarvoor het is bestemd, te weten als woonruimte.
4.2.
Uit de door Weller overlegde stukken (waaronder foto’s van de woning) en het hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, blijkt dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Vaststaat dat de woning volstaat met spullen en dat [gedaagde] gebruik maakt van een gasfles binnenshuis waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Tevens staat vast dat het gehuurde in een slechte staat verkeert. De kantonrechter begrijpt dat er bij [gedaagde] wel de wil bestaat om op te ruimen - en vast staat dat hij ook is begonnen met het opruimen van de woning - maar dat de situatie nog grotendeels onveranderd is gebleven. De conclusie die hieruit volgt is dat de kantonrechter de door Weller gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal toewijzen.
4.3.
Weller heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd [gedaagde] niet te ontruimen, op voorwaarde dat [gedaagde] de woning opruimt. In dit verband geeft [gedaagde] aan dat hij de woning binnen drie maanden na 19 februari 2025 zal hebben opgeruimd, wat betekent dat de woning eind mei 2025 opgeruimd zal zijn.
4.4.
Verder vordert Weller een machtiging om, in het geval [gedaagde] in gebreke blijft met de volledige ontruiming en het verlaten van de woning, zelf tot ontruiming over te gaan. Weller behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat Weller bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.5.
De gevorderde vergoeding van de ontruimingskosten wordt ook afgewezen. De partij die ongelijk krijgt kan namelijk alleen worden veroordeeld tot betaling van kosten die vóór de uitspraak zijn gemaakt (artikel 237 lid 3 Rv) dan wel kosten die na de uitspraak worden gemaakt maar die zich wel laten begroten (artikel 237 lid 4 Rv). Dat is niet het geval bij ontruimingskosten; deze kosten worden namelijk (mogelijk) na het ontruimingsvonnis gemaakt en lenen zich, zonder nadere toelichting, niet voor voorwaardelijke begroting.
4.6.
Aangezien de primaire vordering wordt toegewezen, behoeft het subsidiair gevorderde geen bespreking meer.
4.7.
Nu [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, moet hij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen aan Weller. De proceskosten van Weller worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
408,00
102,00
(2 punt × € 204,00)
Totaal
781,72
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] , [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Weller te stellen,
5.3.
vaststaat dat Weller niet zal overgaan tot het tenuitvoerleggen van de ontruiming zolang de woning wordt opgeruimd door [gedaagde] , onder de hierboven genoemde voorwaarden,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 781,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover – maar met uitzondering van onderdeel 5.3. – uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.
ns