ECLI:NL:RBLIM:2025:3736

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROE 25 / 475 en ROE 25 / 454
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een omgevingsvergunning voor een inloopvoorziening voor dak- en thuislozen in strijd met het omgevingsplan

Op 22 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een gemeentelijk monument aan [adres]. De vergunning is aangevraagd door een vergunninghouder voor het creëren van een inloopvoorziening voor dak- en thuislozen. Eisers, die bezwaar maakten tegen de vergunning, stelden dat de aanvraag niet ontvankelijk was omdat het beoogde gebruik niet duidelijk was aangegeven. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het beoogde gebruik, zoals beschreven in het bestreden besluit, voldoende duidelijk was en in overeenstemming met het omgevingsplan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen voorschriften aan de vergunning verbonden konden worden, omdat het gebruik als inloopvoorziening niet in strijd was met het omgevingsplan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van maatschappelijke voorzieningen in de gemeente en bevestigt dat het beoogde gebruik als sociaal-cultureel kan worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 25 / 475 en ROE 25 / 454
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 april 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[namen] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. P.M. Tummers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigden: B. van Aalst en mr. drs. C. Swiep).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam bedrijf]te [plaatsnaam] , vergunninghouder, (gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers hangende beroep tegen de door verweerder genomen beslissing op hun bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het verbouwen van een gemeentelijk monument aan [adres] .
1.1.
Verweerder heeft op het verzoek om voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van verweerder, de gemachtigde van vergunninghouder en [naam 2] namens de [naam stichting] (de toekomstige gebruiker).

Besluitvorming

2. Vergunninghouder heeft op 24 juni 2024 een aanvraag om een omgevingsvergunning bij verweerder ingediend voor een interne verbouwing van het pand [adres] . Het betreft het veranderen van de draagconstructie door een interne doorbraak in de wanden en het plaatsen van nieuwe toiletten.
2.1.
Bij besluit van 21 augustus 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de omgevings-planactiviteit ‘bouwen’ (artikel 5.1, eerste lid, sub a, van de Omgevingswet (Ow)) en de omgevingsplanactiviteit ‘wijzigen gemeentelijk monument’ (artikel 5.1, eerste lid, sub a, van de Ow). Verweerder heeft geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het ‘Omgevingsplan gemeente Sittard-Geleen’ (hierna: het omgevingsplan) en de deelbestemmingsplannen ‘Facetbestemmingsplan Parkeren’, ‘Facetbestemmingsplan begripsbepaling’ en ‘Baandert ESCS’. Op de locatie geldt de enkelbestemming ‘Maatschappelijk’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’.
2.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de bij het primaire besluit verleende omgevingsvergunning. Verweerder heeft op het bezwaar beslist op 7 januari 2025 (het bestreden besluit). Daarin heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, omdat in de omgevingsvergunning onvoldoende gemotiveerd was aangegeven wat het beoogde gebruik van het pand zou zijn en in hoeverre dit in overeenstemming was met het omgevingsplan.
2.3.
Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep ingesteld. Naast het beroep hebben zij onderhavig verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.4.
Eisers wonen aan het adres [adres eisers] . Tussen het pand [adres] en de woning van eisers is enkel een deel van het pand [adres 2] gelegen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening maar ook onmiddellijk in de hoofdzaak van eisers. De voorzieningenrechter is namelijk van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Deze wijze van afdoening is met partijen op zitting besproken.
3.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het beroep ongegrond en wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De toepasselijke wet- en regelgeving is als bijlage opgenomen bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
4. Eisers voeren, kort samengevat, aan dat er geen ontvankelijke aanvraag is ingediend, omdat daarin - anders dan artikel 22.35 van het omgevingsplan vereist - het beoogde gebruik niet is aangegeven. De omgevingsvergunning had daarom buiten behandeling gelaten of geweigerd moeten worden. Omdat het beoogde gebruik volgens eisers in strijd is met het omgevingsplan, had de procedure voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (hierna: bopa) gevolgd moeten worden. Daarnaast had er een vergunning verleend moeten worden voor de technische bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, sub a, van de Ow.
Technische bouwactiviteit
4.1.
De voorzieningenrechter oordeelt op voorhand, zoals ter zitting besproken, dat het al dan niet moeten verlenen van een vergunning voor de technische bouwactiviteit geen onderdeel is van dit geschil, nu de aanvraag ziet op de omgevingsplanactiviteit(en) als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Ow.
Ontvankelijkheid aanvraag
5. Uit het bestreden besluit blijkt dat het pand [adres] gebruikt zal worden als de [naam inloopvoorziening] . Voorts is daarin het volgende vermeld. “Het pand biedt gedurende het hele jaar, op doordeweekse dagen van 10 tot 14.00 uur en in het weekend van 10.00 tot 12.00 uur, inloop speciaal voor thuis- en daklozen. Het pand biedt gedurende het hele jaar gratis toegang tot basisvoorzieningen, waaronder koffie, thee, en een warme maaltijd in de middag. Er wordt niet overnacht. De dienstverlening is primair gericht op het bieden van een veilige en gastvrije omgeving waarin dak- en thuislozen tijdelijk verblijven om tot rust te komen, sociaal contact te onderhouden en hun situatie te stabiliseren. Er worden geen medische diensten verleend.”
Ter zitting is namens de gebruiker aangegeven dat op doordeweekse dagen de inloopvoorziening van 9.30 tot 14.00 uur bereikbaar is en in het weekend van 9.30 tot 12.00 uur, hetgeen overeenkomt met de openingstijden zoals deze weergegeven worden op de website van de toekomstige gebruiker. Ter zitting is voorts duidelijk geworden dat per dag maximaal 30 bezoekers verwacht worden. Er wordt gezamenlijk een maaltijd genuttigd en er is ruimte om bijvoorbeeld een krant te lezen.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het beoogde gebruik, zoals omschreven in het bestreden besluit, voldoende duidelijk is. Dat de openingstijden voor deze inloopvoorziening iets anders zullen zijn doet daaraan niet af. Daarnaast heeft er voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning en tussen het verlenen van de omgevingsvergunning en het nemen van het bestreden besluit een informatieavond plaatsgevonden. Daarmee is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beoogde gebruik voor andere betrokkenen ook voldoende duidelijk is geworden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om te oordelen dat de aanvraag alsnog niet-ontvankelijk is wegens onduidelijkheid over het beoogde gebruik. Deze beroepsgrond slaag niet.
Strijd met het omgevingsplan
6. Ter zitting is gebleken dat de kern van het geschil tussen eisers en verweerder is of het beoogde gebruik voldoet aan het omgevingsplan. Aan de voorzieningenrechter ligt de vraag voor of het beoogde gebruik als ‘Maatschappelijk’ valt aan te merken en daarmee in overeenstemming is met de op de locatie rustende bestemming.
6.1.
In artikel 10.1 van het deelbestemmingsplan ‘Baandert ESCS’, onderdeel van het omgevingsplan, is omschreven dat de als ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden bestemd zijn voor ‘instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen’.
6.2.
Zowel eisers als verweerder verwijzen naar de uitspraak van 18 juni 2024 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling). [1] Uit deze uitspraak blijkt dat bij het ontbreken van een nadere definitie van het begrip ‘sociaal-cultureel’ dient te worden aangesloten bij wat daaronder in het algemeen gangbare spraakgebruik wordt verstaan. [2] De Afdeling sluit voor de invulling daarvan aan bij het ‘Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse Taal’. Daarin wordt onder het begrip ‘sociaal-cultureel’ verstaan [3] : “
betrekking hebbend op de sociale en culturele aspecten van de maatschappij". Onder het begrip "sociaal" wordt onder meer verstaan: "betrekking hebbend op de menselijke samenleving, de menselijke maatschappij en de verhoudingen, het gezamenlijk leven, de vormen en toestanden daarin". Onder het begrip "cultureel" wordt onder meer verstaan: "aan de cultuur gewijd, gericht op de cultuur: (…) culturele instellingen, instituties (…).”
6.3.
De voorzieningenrechter stel vast dat tussen partijen ter zitting duidelijk is geworden dat de inloopvoorziening een maatschappelijke functie heeft en het beoogde gebruik als ‘sociaal’ omschreven kan worden. Volgens verweerder suggereert de voormelde overweging van de Afdeling dat de onderdelen ‘sociaal’ en ‘cultuur’ los van elkaar (kunnen) bestaan en dat het beoogde gebruik slechts aan één van beide begrippen hoeft te voldoen om binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ van het omgevingsplan te passen. Volgens verweerder oordeelt de Afdeling in deze uitspraak immers dat een filmtheater een culturele instelling is en daarom onder de definitie ‘sociaal-cultureel’ valt. Eisers stellen zich op het standpunt dat dat niet zo is en vinden dat het beoogde gebruik niet als ‘sociaal-cultureel’ is aan te merken. Volgens hen is het beoogde gebruik naar de letter van het deelbestemmings-plan niet als zodanig aan te merken. Indien er tussen de begrippen ‘sociaal’ en ‘cultureel’ geen liggend streepje, maar een komma had gestaan, waren partijen het erover eens geweest dat het beoogde gebruik zou passen binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ van het omgevingsplan.
6.4.
De voorzieningenrechter stelt vast stelt vast dat het begrip ‘sociaal-cultureel’ in het deelbestemmingsplan ‘Baandert ESCS’ niet nader gedefinieerd is. In artikel 1.35 van dit deelbestemmingsplan worden, voor zover relevant, ‘maatschappelijke voorzieningen’ omschreven als ‘voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen’.
6.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet het beoogde gebruik op basis van hetgeen uit het algemeen taalgebruik kan worden opgemaakt aan de definitie ‘sociaal-cultureel’. Daarbij betrekt hij dat hierbij aan verweerder enige beoordelingsruimte toekomt en neemt hij mede in aanmerking dat de [hulporganisatie] en [ouderenopvang] , voorheen op de locatie aan de [adres] gevestigd waren. Het beoogde gebruik ligt in lijn met het (sociale) gebruik van de locatie in het verleden. Daarnaast heeft verweerder ter zitting onweersproken toegelicht dat er een verplichting bestaat om een dergelijke inloopvoorziening voor thuis- en daklozen in de gemeente te realiseren. Voorts vindt de voorzieningenrechter dat de [naam inloopvoorziening] ’ als openbare dienstverlening aangemerkt kan worden in de zin van het voormelde artikel 1.35.
Gelet op het voorgaande past het beoogde gebruik volgens de voorzieningenrechter dus binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ van het omgevingsplan / het deelbestemmingsplan ‘Baandert ESCS’. Om deze reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat verweerder de omgevingsvergunning, zoals eisers stellen, middels de bopa-procedure van artikel 8.0a. tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) had moeten voorbereiden. [4] Het betoog slaagt niet.
Voorschriften
7. Volgens eisers biedt het bestreden besluit / de verleende omgevingsvergunning onvoldoende rechtszekerheid, omdat hieraan geen voorschriften verbonden zijn ter bescherming van de sociale veiligheid en overlast. Verweerder is van mening dat in het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd wat het beoogde gebruik is en dat dit voldoende rechtszekerheid biedt voor eisers.
7.1.
Onder 6.5 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het beoogde gebruik als inloopvoorziening niet in strijd is met het omgevingsplan. Er is dus geen (bopa)vergunning vereist voor het gebruiken van het pand in strijd met het omgevingsplan als bedoeld in artikel 5.1., eerste lid, sub a, van de Ow. Verweerder kan / mag daarom aan het gebruik van het pand als inloopvoorziening geen voorschriften verbinden. Dit laat onverlet dat het partijen, zoals ter zitting besproken, vrij staat om in onderling overleg afspraken met elkaar te maken. Ter zitting is van de zijde van verweerder aangegeven dat er toezicht zal worden gehouden en bij overlast handhavend zal worden opgetreden. De voorzieningenrechter heeft geen reden daaraan te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit / de verleende omgevingsvergunning standhoudt. Eisers krijgen geen vergoeding van het griffierecht. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
8.1.
Omdat het beroep ongegrond is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. van der Genugten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 april 2025.
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Overgangsrecht Omgevingswet
Bij de invoering van de Omgevingswet (Ow) op 1 januari 2024 is ook een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure het nieuwe recht (waaronder de Ow) van toepassing is, omdat de aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is ingediend na 1 januari 2024.
Bij de beoordeling van de aanvraag heeft verweerder de aangevraagde activiteit getoetst aan het omgevingsplan. Op 1 januari 2024 is de Ow in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet heeft elke gemeente direct een omgevingsplan van rechtswege dat regels geeft over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. Ter plaatse van het perceel geldt het Omgevingsplan ‘gemeente Sittard-Geleen’. Dat omgevingsplan bestaat voor nu uit een tijdelijk deel, waarin onder meer alle bestemmingsplannen zijn opgenomen die vóór 1 januari 2024 golden. [5] Op het perceel was voor zover relevant vóór 1 januari 2024 het bestemmingsplan ‘Baandert ESCS’ van kracht. Dit bestemmingsplan maakt dus onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Sittard-Geleen. Het omgevingsplan inclusief het tijdelijke deel is in de uitspraak en de daarvan deel uitmakende bijlage aangeduid als het omgevingsplan.
Omgevingswet
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Ow is het verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, tenzij het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.
Omgevingsplan gemeente Sittard-Geleen
Artikel 22.35 Aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een bouwwerk worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
(…)
het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
(…)
Artikel 22.287 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: algemeen
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die betrekking heeft op een gemeentelijk monument worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
(…)
de motivering voor het verrichten van de activiteit en een omschrijving van de gevolgen ervan voor het gemeentelijk monument.
(Deel)bestemmingsplan ‘Baandert ESCS’

ARTIKEL 1begrippen

1.35
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen.

ARTIKEL 10 maatschappelijk

10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
b ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening;
alsmede voor:
(…)
met bijbehorende:
(…)
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Op grond van artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl wordt, voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als het gaat om een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten, de omgevingsvergunning verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning. Op grond van artikel 8.0a, tweede lid, van het Bkl wordt, voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, de omgevingsvergunning alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Voetnoten

2.Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2373.
3.Zie onder 5.3 van de in voetnoot 1 vermelde uitspraak.
4.Partijen zijn het erover eens dat bij strijd met het omgevingsplan de binnenplanse omgevingsplanactiviteit van artikel 8.0a, eerste lid, van het Bkl niet aan de orde zou kunnen zijn.
5.Zie artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Ow in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Ow.