Uitspraak
1.De procedure
- de door [eiseres] in het geding gebrachte aanvullende productie 8
- de op voorhand door Meander in het geding gebrachte producties 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling van 10 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Meander.
2.De feiten
3.Het geschil
- betaling van € 4.036,60 bruto aan ingehouden min-uren, vermeerderd met de wettelijke rente,
- betaling van € 2.018,30 aan (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, vermeerderd met de wettelijke rente,
- het verstrekken van (herstel)loonstroken dan wel een duidelijke specificatie,
- betaling van de proceskosten en nakosten.
4.De beoordeling
instruerenomtrent de wijze waarop bij de inroostering tewerk moet worden gegaan, nu Meander ter zitting heeft gesteld - zij het te elfder ure - dat [eiseres] bij aanvang van de arbeidsrelatie een document ter hand is gesteld waarin de wijze van inroosteren wordt uitgelegd en wat de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer bij dat inroosteren is, en [eiseres] bovendien bij e-mail is uitgenodigd voor een cursus/training ter instructie van een en ander, welke cursus [eiseres] echter niet gevolgd zou hebben. [eiseres] heeft beide stellingen op haar beurt bestreden. [eiseres] betwist een uitnodiging te hebben ontvangen voor een training over het inroosteren via het ONS plan- en roostersysteem.
.De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
5.De beslissing
- € 4.036,60 bruto aan ingehouden min-uren, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
- € 2.018,30 bruto aan (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,