5.1.Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, beleidsruimte toe en moet daarbij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
6. Eiser stelt dat het inrichtingsplan voor bijvoorbeeld de akoestische uitkomsten wel degelijk relevant is. Omwonenden konden niet meedenken en -praten over de inrichting. Van enige participatie of mogelijkheid tot verbetervoorstellen was geen sprake. Verweerder heeft dit aspect onvoldoende betrokken bij de besluitvorming.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het inrichtingsplan geen onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, omdat de inrichting van het openbaar Groen Plein niet vergunningplichtig is. Dit betwist eiser niet, gelet op de laatste zin op bladzijde 5 van de gronden van beroep ‘Dit kan dan mogelijk wel zo zijn’. Voor de geluidaspecten verwijst de voorzieningenrechter met name naar 13 t/m 14.2. Dat van enige participatie geen sprake is geweest volgt de voorzieningenrechter niet, aangezien gebleken is dat er meerdere informatie- en inspraakavonden hebben plaatsgevonden. Dat eiser over deze avonden en de plannen negatief is, maakt niet dat geen sprake was van participatie. Het betoog slaagt niet.
8. Eiser stelt dat veel van de verkeersmaatregelen niet nodig zijn als het nieuwe gebouw wordt gesitueerd op de plaats van het huidige gebouw. Dit maakt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
9. Voor zover eiser hiermee beoogt te zeggen dat de realisatie van het nieuwe gebouw op het huidige bouwvlak zorgt voor een alternatief met aanzienlijk minder bezwaren, volgt de voorzieningenrechter hem hierin niet. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder moet beslissen over een bouwplan zoals dat is ingediend. Als een project op zichzelf voor verweerder aanvaardbaar is, dan kan het bestaan van alternatieven alleen dan tot het onthouden van medewerking nopen, als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat op voorhand duidelijk is dat op deze alternatieve locatie een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarbij is van belang dat er door het realiseren van het bouwplan geen alternatieve huisvesting voor de (daarna te slopen) huidige basisschool hoeft plaats te vinden. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter voorts dat verweerder in de ‘Nota beantwoording zienswijzen’, die deel uitmaakt van het bestreden besluit, heeft toegelicht dat de open ruimte die op de plaats komt van het huidige schoolgebouw naar het dorp gekeerd is in plaats van naar buiten, omdat de wens is een groene ruimte voor de buurt te realiseren die breed inzetbaar is als speel-, ontmoetings- en beweegruimte voor verschillende groepen: omwonenden, bewoners van het zorgcentrum, de school, BSO en gebruikers van de sporthal. In dit verband verwijst de voorzieningenrechter tevens naar 12.4, waarin wordt geconcludeerd dat hij eiser niet volgt in zijn beroepsgrond over de parkeer- en verkeersdruk (te nemen verkeersmaatregelen). Het betoog faalt.
10. Eiser stelt dat het bouwplan zorgt voor een forse toename van het aantal verkeersbewegingen, terwijl onvoldoende wordt voorzien in goede ontsluitings-mogelijkheden. Het bouwplan zorgt namelijk voor meer activiteiten, zoals evenementen, beurzen, boekpresentaties en een ontmoetingsplek, die ook buiten schooltijd en tijdens vakanties en weekenden ontplooid gaan worden. Daarnaast is er nog geen functie aangegeven voor de leegkomende gebouwen die wel blijven bestaan. Het is logisch dat de invulling van deze panden er voor zorgt dat er ook een grotere parkeerbehoefte ontstaat. Hiermee is niet of althans niet voldoende rekening gehouden. Er kan pas op een goede manier getoetst worden als duidelijk is welke functionaliteit in deze gebouwen gaat plaats vinden. De stelling van verweerder dat de parkeervraag door de nieuwe plannen niet verandert klopt volgens eiser niet. Verweerder verwijst volgens eiser ten onrechte naar de oude studie van Royal Haskoning DHV van 22 februari 2023 (hierna ook: onderzoek Royal Haskoning), omdat er een recenter onderzoek is van Grenspaal 12 van 10 oktober 2024 (hierna ook: onderzoek Grenspaal 12). Uit dit laatste onderzoek komt naar voren dat er wel degelijk sprake is van een toename van de verkeersdruk, terwijl deze nu al regelmatig boven 100% uitkomt. De in dit onderzoek voorgestelde stopverboden bij de in- en uitgangen van het terrein reduceren de parkeermogelijkheden aanzienlijk en zijn niet handhaafbaar en een utopie, omdat mensen het liefst recht voor de deur parkeren of stoppen. Het gevolg van deze stopverboden is dat vóór eisers huis zal worden geparkeerd, waardoor eiser de draai vanaf zijn uitrit niet meer kan maken en daardoor geen gebruik meer mogelijk is van zijn oprit.
11. Volgens verweerder wordt in paragraaf 4.2 van de ruimtelijke onderbouwing op basis van de notitie ‘Verkeerssituatie Basisschool Berg en Terblijt’ (onderzoek van Royal Haskoning) gemotiveerd geconcludeerd dat in de bestaande situatie voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Door het bouwplan ontstaat weliswaar een beperkte verandering van de verkeer- en parkeersituatie, maar de totale vraag aan parkeervakken verandert niet. Er vindt naar alle waarschijnlijkheid alleen een beperkte verschuiving plaats van waar mensen bij voorkeur parkeren. Omdat de bestaande situatie niet ideaal is en de ontwikkeling van het bouwplan aanknopingspunten biedt om deze te optimaliseren, is opdracht gegeven om een verkeersstudie met verbetervoorstellen uit te voeren. Dit is het onderzoek van Grenspaal 12. Dit staat volgens verweerder los van de ruimtelijke procedure van het bouwplan en is niet bepalend voor de beoordeling van het aspect verkeer en parkeren.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil dat er aan de zijde van de woning van eiser aan de Langen Akker een parkeerverbod geldt. Aan de overzijde van zijn woning, waar een weiland ligt, mag wel geparkeerd worden, evenals aan de Bossgaet. Evenmin is betwist dat op basis van de parkeernormen die zijn opgenomen in de Beleidsnota Parkeren van de gemeente Valkenburg aan de Geul en de CROW-publicaties voor het bouwplan voldaan dient te worden aan 19 parkeerplaatsen (7,2 parkeerplaatsen voor de opvang, 9 parkeerplaatsen voor de basisschool en 2,55 parkeerplaatsen voor de bibliotheek). Tevens zijn 12 parkeerplaatsen benodigd voor een eventuele Kiss&Ride voorziening. In totaliteit zijn dan 21 parkeerplaatsen nodig. Niet betwist is dat dit aantal parkeerplaatsen aanwezig is in de directe omgeving van het SKC, te weten aan de [adres], [adres], [adres] (haakse parkeervakken) en het parkeerterrein voor de sporthal. Er is geen overlap in het gebruik door het verschil in begin- en eindtijd van de opvang en schooltijden. Ook is de BSO na 18:00 uur gesloten, zodat het voor bewoners uit de omgeving mogelijk is om in de avonduren en nachtelijke uren te parkeren aan de Bossgaet en Langen Akker.