ECLI:NL:RBLIM:2025:3951

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
03.124276.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van brandstichting aan auto in het kader van onderzoek Recuerdo

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, heeft de rechtbank Limburg op 25 april 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft de brandstichting aan een bestelauto op 29 maart 2023, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen, uitlokking en medeplichtigheid aan de brandstichting. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 11 april 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde de verdachte als medepleger, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de rol van de verdachte niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet als tussenpersoon heeft gefungeerd en dat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle tenlasteleggingen en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet was veroordeeld voor het ten laste gelegde feit. De uitspraak benadrukt de noodzaak van concreet bewijs voor betrokkenheid bij strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.124276.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat kantoorhoudende te
's-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 april 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mr. P.B.A. Acda, advocaat kantoorhoudende te Roermond. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft ter zitting het spreekrecht uitgeoefend.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), met het parketnummer 03.113669.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een of meer anderen opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto, waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht (
primair), dan wel dat hij al dan niet samen met een of meer anderen [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen heeft uitgelokt deze brand te stichten (
subsidiair),dan wel dat hij al dan niet samen met een of meer anderen medeplichtig is geweest bij deze brandstichting (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Op basis van de onderzoeksbevindingen kan worden geconcludeerd dat het initiatief tot de brandstichting vanuit [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is gekomen, waarbij de verdachte de informatie heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . Daarbij heeft [medeverdachte 1] enkel contact gehad met de verdachte en is het de verdachte geweest die groen licht heeft gegeven aan [medeverdachte 1] om de brand te stichten. De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij enkel informatie heeft ontvangen via briefjes acht hij in dat verband niet aannemelijk. Gelet hierop hebben de verdachte en [medeverdachte 1] nauw en bewust met elkaar samengewerkt en is de brandstichting in vereniging gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de rol van de verdachte onvoldoende duidelijk is. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte [medeverdachte 1] op het idee heeft gebracht van de brandstichting en voor zover dat al kan, volgt de voor het primair en subsidiair ten laste gelegde vereiste medeplegen extra bijdrage, niet uit het dossier. De verdachte heeft [medeverdachte 1] in dat geval namelijk enkel doorverwezen en verder geen instructies, informatie en/of beloningen gegeven. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte als tussenpersoon heeft gefungeerd, nu er ook contacten zijn geweest tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Daarnaast heeft de verdachte [medeverdachte 1] niet zelfstandig uitgelokt, nu [medeverdachte 1] uiteindelijk is overgehaald tot het plegen van de brandstichting door de briefjes. Bovendien blijkt niet dat de verdachte op de hoogte was van het concrete feit en is hij niet betrokken geweest bij de verdere invulling daarvan. Met een verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2023:1977) kan daarom niet gesteld worden dat aan het vereiste van dubbel opzet is voldaan. Er is ook geen sprake van medeplichtigheid, nu de rol van de verdachte onvoldoende concreet is om te kunnen stellen dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij de brandstichting.
Voor zover nodig zal de rechtbank de specifieke standpunten van de officier van justitie en de verdediging nader duiden bij de weergave van het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het strafrechtelijk onderzoek Recuerdo ziet op een vijftal brandstichtingen, dan wel pogingen daartoe, in de periode van donderdag 29 december 2022 tot en met woensdag 29 maart 2023. Gedurende het onderzoek zijn zeven personen als verdachte aangemerkt, te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en de verdachte. Het onderzoek beschrijft dat deze (pogingen tot) brandstichtingen vermoedelijk verband met elkaar hebben en in wisselende samenstelling door één of meerdere verdachten hebben plaatsgevonden, waarbij sprake was van een vooropgezet plan in een georganiseerd verband. Daarbij is telkens dezelfde familie slachtoffer geworden.
De onderhavige zaak heeft enkel betrekking op de brandstichting gepleegd op 29 maart 2023. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] worden door het Openbaar Ministerie aan deze brandstichting gelinkt.
[medeverdachte 1] wordt daarbij gezien als degene die de brand feitelijk heeft gesticht, waarbij het initiatief tot de brandstichting vanuit [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is gekomen en waarbij de verdachte volgens het Openbaar Ministerie als tussenpersoon heeft gefungeerd.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
Op 29 maart 2023 is er brand gesticht aan een bestelauto (Seat Inca, [kenteken] ). Deze bestelauto stond op de oprit van de woning van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres] te Neer. [medeverdachte 1] heeft bekend deze brand te hebben gesticht, door een fles benzine ter hoogte van de bestuurderszijde over de auto te schudden, waarna hij deze heeft aangestoken met een aansteker. Hij heeft daarover verder verklaard dat hij er alleen en in zijn eigen auto naartoe is gereden en dat hij de fles de avond voorafgaand aan de brandstichting met benzine heeft gevuld bij een tankstation.
Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] had hij contact met [verdachte] en was [verdachte] op de hoogte van zijn situatie. [medeverdachte 1] heeft daarover verklaard:
“Hij wist wel hoe we geld konden verdienen. Hij kwam dus met dat stukje brandstichting aan. Ik kan eens vragen voor je zei [verdachte] en toen is het gegaan via briefjes via de brievenbus.” Ter zitting heeft [medeverdachte 1] bevestigd dat hij met [verdachte] de verdachte bedoelt. [medeverdachte 1] heeft vervolgens drie briefjes in de brievenbus ontvangen met daarop instructies. Op het eerste briefje, dat hij medio maart 2023 heeft ontvangen, stond de auto, de straatnaam en de plaats. Op het tweede briefje stond “
het is zover”en bij het derde briefje zat het geld. [medeverdachte 1] weet niet van wie hij de briefjes heeft ontvangen. Hij heeft verder verklaard dat de verdachte contact had met iemand, maar dat hij niet weet met wie en dat de verdachte er volgens hem niets mee te maken heeft.
De rechtbank stelt op basis van het onderzoek naar de telecomgegevens, de tapgesprekken, de onder [medeverdachte 2] inbeslaggenomen telefoon en de verklaring van [medeverdachte 3] verder de volgende tijdlijn vast:
20 maart 2023
- [medeverdachte 3] stuurt via WhatsApp het adres “ [adres] Neer” naar [medeverdachte 2] . Kort daarvoor heeft [medeverdachte 2] in een gesproken bericht gezegd:
"Ik zie/ontmoet die van [woonplaats verdachte] dan, hij vroeg het adres".
28 maart 2023
- Om 11:43 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] . Zij hebben het volgende gesprek:
[medeverdachte 3] :die man rijdt er naartoe;
[medeverdachte 2] :dan rijd ik mee als het gaat;
[medeverdachte 3] :100 procent, kijken hoe laat hij dat gaat doen;
[medeverdachte 2] :eerst met de neger die bij mij zit.. ik rij hem daarheen.. dan rijden wij tweeën weg.
  • Om 20:16 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] :
  • Om 20:36 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] :
[medeverdachte 2] :ze rijden sowieso nog een keer heen om de weg goed te kennen. (..) maakt niet uit, of die witte of de zwarte daar is, ze rijden zometeen daar langs om te kijken of de auto daar is. (..) hij zei: “maakt niet uit, ga sowieso naartoe – ik denkt dat ‘hij’ tussen 1-3 daar heen rijdt, ik weet niet precies wanneer maar tussen 1 en 3 ergens.
- Rond 23:30 uur vertrekt [medeverdachte 3] naar het adres [adres] te Neer in verband met een voorverkenning.
29 maart 2023
  • Om 00:28 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] :
  • Om 00:29 uur belt [medeverdachte 2] naar de verdachte.
  • Om 00:30 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] :
  • Om 00:34 belt de verdachte naar [medeverdachte 2] .
  • Om 00:35:12 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] :
  • Om 00:35:32 belt [medeverdachte 2] naar de verdachte.
  • Om 00:35:54 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] .
  • Om 01:40 uur belt [medeverdachte 1] naar de verdachte. Hij krijgt de voicemail.
  • Om 01:41 uur belt de verdachte terug naar [medeverdachte 1] . De telefoon van de verdachte bevond zich onder het bereik van een zendmast aan de [straatnaam] in [woonplaats verdachte] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij niet tegen de verdachte heeft gezegd dat hij de brand heeft gesticht, maar iets in de trend van ‘ik ben klaar in Neer’.
  • Om 13:29 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] :
  • Om 16:41 uur belt de verdachte naar [medeverdachte 2] .
De verdachte ontkent het ten laste gelegde. Hij betwist daarbij niet dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte 1] , maar hij weet niet meer waarover zij hebben gesproken. Hij ontkent verder niet dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte 2] rondom het tijdstip van de brandstichting, maar dat gesprek zou volgens de verdachte over de autohandel zijn gegaan.
De rol van de verdachte
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank met betrekking tot de rol van de verdachte vast dat hij [medeverdachte 1] in contact heeft gebracht met personen die er door het Openbaar Ministerie van worden verdacht een rol te hebben bij de brandstichting(en), waarna [medeverdachte 1] op enig moment is bewogen tot het plegen van de concrete brandstichting, dat de verdachte kort vóór de brandstichting contact heeft gehad met [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 1] kort na de brandstichting tegen de verdachte heeft gezegd dat hij klaar is in Neer.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het dossier op zichzelf aanwijzingen bevat dat de verdachte enige rol bij de brandstichting heeft gehad, maar kan echter, anders dan de officier van justitie, niet tot de conclusie komen dat de verdachte daarbij als tussenpersoon heeft gefungeerd. Allereerst gaat de officier van justitie voorbij aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat de verdachte weliswaar
‘met het stukje brandstichting aankwam’maar dat hij de informatie hierover vervolgens via briefjes heeft gekregen. Op basis van het dossier heeft de rechtbank onvoldoende concrete aanleiding om aan te nemen dat [medeverdachte 1] de informatie op een andere wijze dan via de briefjes heeft ontvangen. De rechtbank hecht daarbij geen waarde aan het WhatsApp-bericht van [medeverdachte 3] op 20 maart 2023, nu niet is vastgesteld dat ‘die van [woonplaats verdachte] ’ daadwerkelijk de verdachte betreft en ook niet dat het adres vervolgens aan de verdachte is doorgegeven en dat de verdachte dit daarna aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven. Dit blijkt namelijk niet uit het dossier. Bovendien gaat de officier van justitie er ten onrechte vanuit dat de verdachte de enige is geweest die contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . In het gesprek van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 28 maart 2023 om 11:43 uur zegt [medeverdachte 3] dat ‘die man’ er naartoe rijdt waarop [medeverdachte 2] reageert ‘dan rijd ik mee’. In het gesprek van 20:16 uur zegt [medeverdachte 2] :
Oke...ik ben met hen daarnaartoe gereden.. ik zei dat hij wegrijdt....[ntv] jonge, wat er ook gebeurt ...weet je ...maakt niet uit, je moet het doen....hij zei: "100 %, ik doe het!".Op basis van dit gesprek kan de mogelijkheid dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] naar het adres is gereden, niet worden uitgesloten. Verder lijken de contacten rondom de brandstichting vooral tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te hebben plaatsgevonden, zonder dat daarbij kan worden vastgesteld dat de verdachte daarbij een rol van betekenis heeft gehad. De verdachte komt pas weer voor het eerst in beeld één uur voor de brandstichting. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij ‘hem’ zal bellen en belt [medeverdachte 3] één minuut later terug met de mededeling:
“hij belde … hij gaat rijden”.In de tussentijd heeft [medeverdachte 2] een videogesprek gevoerd met de verdachte. Zowel de verdachte als [medeverdachte 2] hebben over dit contact verklaard dat het ging over de autohandel. Hoewel de rechtbank het vreemd en onwaarschijnlijk voorkomt dat de verdachte en [medeverdachte 2] op dat tijdstip een dergelijk gesprek hebben gevoerd, blijkt echter niet uit het dossier dat de verdachte na dat gesprek contact heeft gelegd met [medeverdachte 1] en dit vervolgens aan [medeverdachte 2] heeft teruggekoppeld. De rechtbank is om die reden van oordeel dat er behoedzaam moet worden omgegaan met de interpretatie van de telefoongesprekken en verstuurde berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 2] en acht de conclusie dat de verdachte als tussenpersoon heeft gefungeerd een te grote invulling van de in deze zaak beschikbare informatie.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte gelet op het voorgaande kan worden aangemerkt als medepleger van de brandstichting, dan wel of hij de brandstichting in vereniging heeft uitgelokt, dan wel of hij medeplichtig is geweest aan de brandstichting.
Medeplegen brandstichting?
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen van de brandstichting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [medeverdachte 1] de brandstichting feitelijk alleen heeft uitgevoerd. [medeverdachte 1] heeft zelf de benzine gehaald, is alleen en in zijn eigen auto naar het adres gereden en heeft de brand gesticht zonder de aanwezigheid van een of meer anderen. Het dossier biedt weliswaar aanwijzingen voor betrokkenheid van een of meer anderen op andere wijze, doch concrete bewijsmiddelen voor een nauwe en bewuste samenwerking en/of een gezamenlijke uitvoering van het feit ontbreken. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] door de verdachte in contact is gebracht met anderen en vervolgens op het idee van de brandstichting is gebracht, hiertoe is geïnstrueerd en hiervoor na afloop geld heeft ontvangen, zijn namelijk geen handelingen die de rechtbank in verband brengt met een nauwe en bewuste samenwerking van de brandstichting.
De verdachte zal om die reden worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
(Medeplegen) uitlokking?
De rechtbank stelt voorop dat moet worden voldaan aan een vijftal vereisten om te kunnen spreken van een (strafbare) uitlokking: 1) de verdachte moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij uitlokt (dubbel opzet), 2) de verdachte moet een ander/anderen hiertoe hebben aangezet, 3) daarvoor moet verdachte gebruik maken van één of meerdere uitlokkingsmiddelen zoals het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, 4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en 5) de uitgelokte moet strafbaar zijn. De uitlokker moet een ander op het idee hebben gebracht – doen besluiten – het delict te begaan. Het uitlokkingsmiddel moet daarbij de doorslag geven.
De rechtbank acht de rol van de verdachte onvoldoende concreet om te concluderen dat hij [medeverdachte 1] zelfstandig heeft uitgelokt. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat de verdachte “
aankwam met het stukje brandstichting”volgt niet zonder meer dat de verdachte en [medeverdachte 1] op dat moment al gesproken hebben over deze concrete brandstichting en [medeverdachte 1] heeft daarover verklaard dat hij de concrete informatie pas later via briefjes heeft ontvangen. Op basis van het dossier kan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte enige rol heeft gehad bij het verstrekken van de inlichtingen, de adresgegevens en de beloning. Bovendien kan gelet hierop ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte tijdens het gesprek met [medeverdachte 1] concreet wist wat er zou gebeuren, zodat het opzet op het uitgelokte gronddelict ook onvoldoende uit het dossier volgt.
Gelet op het voorgaande kan niet gezegd worden dat de verdachte [medeverdachte 1] zelfstandig heeft uitgelokt tot het plegen van de brandstichting op 29 maart 2023.
De vervolgvraag is of er sprake is geweest van medeplegen, waarbij de verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft gehad bij de uitlokking van [medeverdachte 1] . Ook die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend.
Het enkel in contact brengen van [medeverdachte 1] met anderen acht de rechtbank een bijdrage van onvoldoende gewicht en zegt niets over de vraag op welke manier de verdachte vervolgens met de medeverdachten nauw en bewust zou hebben samengewerkt. Die samenwerking kan de rechtbank ook niet vaststellen op basis van de telefooncontacten en de mededeling van [medeverdachte 1] aan de verdachte dat hij klaar is in Neer. Daarbij weegt de rechtbank mee dat, zoals eerder overwogen, niet kan worden uitgesloten dat [medeverdachte 1] met andere medeverdachten contact heeft gehad, zodat niet gezegd kan worden dat de verdachte op die manier een onmisbare schakel heeft gevormd.
(Medeplegen) medeplichtigheid brandstichting?
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte ook niet kan worden aangemerkt als medeplichtige aan de brandstichting. [medeverdachte 1] heeft de feitelijke uitvoering van de brandstichting alleen gepleegd en de rol van de verdachte daarbij is te onduidelijk. De verdachte zal ook daarvan worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte integraal te worden vrijgesproken. De rechtbank komt daarmee niet toe aan een bespreking van de vraag of bij de brandstichting gevaar voor personen en/of goederen was te duchten.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ieder een schadevergoeding gevorderd van 1.000,00 euro ter zake van immateriële schade. Tevens is verzocht het schadebedrag hoofdelijk op te leggen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu aan de vorderingen een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekthem daarvan
vrij;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2]niet-
ontvankelijk in de vorderingen tot schadevergoeding;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op
nihil;

Voorlopige hechtenis

-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van
heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. L. Bastiaans en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Mooijekind, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2025.
Buiten staat
Mr. dr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair:
hij op of omstreeks 29 maart 2023 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een (bestel)auto, Seat Inca, [kenteken] , door open vuur in aanraking te brengen met een (brandversnellende) vloeistof en/of (4-takt- of motor)benzine, althans met een brandbare vloeistof, die over die (bestelauto was gegoten, ten gevolge waarvan die (bestel)auto, Seat Inca, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die (bestel)auto gelegen goederen en/of (een) nabijgelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen op of omstreeks 29 maart 2023 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een (bestel)auto, Seat Inca, [kenteken] , door open vuur in aanraking te brengen met een
(brandversnellende) vloeistof en/of (4-takt- of motor)benzine, althans met een brandbare vloeistof, die over die (bestel)auto was gegoten, ten gevolge waarvan die (bestel)auto, Seat Inca, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die (bestel)auto gelegen goederen en/of (een) nabijgelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 4 maart 2023 tot en met 29 maart 2023 in de gemeente(n) Son en Breugel en/of Best, althans in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door als contactpersoon en/of tussenpersoon te fungeren tussen genoemde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een andere personen en/of een hoeveelheid geld uit te loven en/of te betalen voor het plegen van de brandstichting en/of adresgegevens te verstrekken;
Meer subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer personen op of omstreeks 29 maart 2023 in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een (bestel)auto, Seat Inca, [kenteken] , door open vuur in aanraking te brengen met een
(brandversnellende) vloeistof en/of (4-takt- of motor)benzine, althans met een brandbare vloeistof, die over die (bestelauto was gegoten, ten gevolge waarvan die (bestel)auto, Seat Inca, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in die (bestel)auto gelegen goederen en/of een of meerdere nabijgelegen woning(en) , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 4 maart 2023 tot en met 29 maart 2023 in de gemeente Leudal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door als contactpersoon en/of tussenpersoon te fungeren bij de contacten tussen genoemde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een andere medeverdachte en/of adresgegevens te verstrekken en/of een geldbedrag te geven aan die [medeverdachte 1] .