Uitspraak
1.De procedure
- de verzetdagvaarding met producties 1 tot en met 8
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, waarbij de eiseres, aangeduid als [eiseres, gedaagde in verzet], een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, aangeduid als [gedaagde, eiseres in verzet], over de uitvoering van boekhoudkundige werkzaamheden. De eiseres had eerder een verstekvonnis verkregen op 29 mei 2024, waarin de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.233,91. De gedaagde heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat zij niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de gedaagde niet tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenissen. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering en wijst deze af. Tevens wordt de eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.