ECLI:NL:RBLIM:2025:4061

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
ROE 23/3715
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbreiding woning in overeenstemming met bestemmingsplan

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een woning in Sittard-Geleen. Eiser, die naast de vergunninghoudster woont, had bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning, omdat hij meende dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster op 31 maart 2023 een aanvraag indiende voor de uitbreiding van haar woning, die bestond uit een deel met twee bouwlagen en een deel met één bouwlaag. De uitbreiding betrof het plaatsen van een tweede bouwlaag. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan 'Sittard-Zuid' en dat er geen andere weigeringsgronden waren. Eiser voerde aan dat de bouwhoogte van zes meter en de afstand tot zijn perceel zijn woon- en leefklimaat negatief beïnvloedden, maar de rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning moest worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan, dat onherroepelijk was. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om de vergunning te weigeren en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak werd mondeling gedaan na de zitting, waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23/3715

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder,
(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] )
Als derde partij neemt aan de zaak deel
[derde partij], uit [woonplaats] (vergunninghoudster),
(gemachtigde: mr. R. Sharaf).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2023 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 3 november 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen ingediende bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ROE 24/3333). Bij uitspraak van 11 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. [1]
Vergunninghoudster heeft op het beroep gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 5 augustus 2024 aanvullende gronden ingediend.
Vergunninghoudster heeft daarop op 15 augustus 2024 gereageerd.
Op 19 augustus 2024 heeft eiser een nadere reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2025 behandeld ter zitting. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van verweerder en vergunninghoudster bijgestaan door haar gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De motivering voor deze beslissing wordt hierna weergegeven.
In dit proces-verbaal zijn ten behoeve van de leesbaarheid de voorgeschiedenis en de standpunten van partijen weergegeven en is de mondeling gegeven motivering verder uitgewerkt, een en ander zoals bij het doen van de mondelinge uitspraak aangekondigd.

Overwegingen

1. Vergunninghoudster heeft op 31 maart 2023 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor uitbreiding van de woning aan de [adres 1] in [plaats] . De woning bestaat uit een deel met twee bouwlagen en, tegen de noordelijke perceelsgrens, een deel met één bouwlaag. De uitbreiding betreft het plaatsen van een tweede bouwlaag op laatstgenoemd deel van de woning. De aanvraag ziet op de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder is het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan ‘Sittard-Zuid’ [2] (hierna: het bestemmingsplan) en doen zich daarnaast geen andere weigeringsgronden voor als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Eiser woont op het naastgelegen perceel aan de [adres 2] (aan de noordzijde van [adres 1] ) en heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de verleende omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering ten aanzien van het aspect welstand, in stand gelaten.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan.
3.1.
Het bouwplan zorgt vanwege de zes meter hoge opbouw tot aan de perceelsgrens en de afstand van circa drie meter tot de gevel van eiser voor beperking van daglicht en zonlicht in zijn woning en voor aantasting van het ruimtelijke beeld en het uitzicht vanaf zijn perceel. Het bouwplan doet daarom afbreuk aan zijn woon- en leefklimaat. Eiser overlegt daartoe een memo van een architect van 3 april 2023 en een in opdracht van eiser uitgevoerde bezonningstudie van 6 juli 2023.
3.2.
Eiser voert verder aan dat de opbouw niet past binnen de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de op het voormalige Campinaterrein gebouwde woonwijk. Ingevolge die uitgangspunten moet de hoofdbouwmassa minimaal drie meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden en mag in de noordelijke zijdelingse perceelsgrens in één bouwlaag worden gebouwd. Die uitgangspunten blijken met name uit een bijlage (beeldkwaliteitsplan en bijbehorende stedenbouwkundige randvoorwaarden) bij het bestemmingsplan Campina-Complex 1994. Die bijlage is, en dat is een omissie, niet in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. De hele wijk is desalniettemin conform deze uitgangspunten gebouwd.
Het bestemmingsplan Campina-Complex 1994 is opgevolgd door het conserverende bestemmingsplan Sittard-Zuid 2006, [3] dat weer is opgevolgd door het conserverende bestemmingsplan Sittard-Zuid 2016. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn in die bestemmingsplannen ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Omdat deze bestemmingsplannen conserverend van aard zijn, mochten deze niet afwijken van het oorspronkelijke bestemmingsplan uit 1994 en de vergunning moet daarom getoetst worden aan de oorspronkelijke stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Het huidige bestemmingsplan bevat een fout omdat de daarin opgenomen bouwregels niet stroken met voornoemde uitgangspunten, die ook blijken uit de doelstellingen en plantoelichting van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft onbedoeld de bouwregels versoepeld door een bouwhoogte van zes meter in het gehele bouwvlak toe te staan.
3.3.
Daarnaast voert eiser aan dat verweerder de omgevingsvergunning had moeten weigeren wegens strijd met de redelijke eisen van welstand. Eiser bestrijdt het welstandsadvies dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt en stelt dat het bouwplan in strijd is met de criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van het in die invoeringswet opgenomen overgangsrecht is in deze zaak nog het oude recht (de Wabo) van toepassing.
5. De rechtbank overweegt als volgt over hetgeen eiser heeft aangevoerd.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de omgevingsvergunning getoetst moet worden aan het op het moment van de aanvraag geldende bestemmingsplan en dat heeft verweerder gedaan. Dat bestemmingsplan is onherroepelijk en is dus het geldende recht.
5.2.
Niet in geschil is dat de weigeringsgrond ‘strijd met het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wabo zich in dit geval niet voordoet. Tussen partijen staat namelijk niet ter discussie dat de bouwhoogte van zes meter op grond van het bestemmingsplan rechtstreeks is toegestaan, tot in de noordelijke perceelsgrens. Er is sprake van een gebonden beschikking. Dat betekent dat er geen ruimte is voor een belangenafweging over de bouwmassa en het woon- en leefklimaat van eiser, waaronder uitzicht en daglicht. Het beeldkwaliteitsplan waarnaar eiser verwijst, maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Sittard-Zuid 2016. Ook de bestemmingsplantoelichting speelt bij de toetsing geen rol, nu de regels in combinatie met de plankaart bepalend zijn mits deze voldoende duidelijk zijn en dat is hier het geval.
5.3.
Eiser stelt dat sprake is van een fout in het bestemmingsplan. Wat daarvan ook zij, dit bestemmingsplan is het onherroepelijke geldende recht waaraan getoetst moet worden, tenzij dat bestemmingsplan evident in strijd zou zijn met hoger recht. Dat laatste is niet het geval. Dat dit bestemmingsplan – al dan niet onbedoeld – een regeling bevat die afwijkt van stedenbouwkundige uitgangspunten uit het verleden, levert niet een dergelijke strijd op. Stedenbouwkundige afwegingen zijn juist voorbehouden aan het gemeentebestuur en daar zegt de hogere wetgever of Europees recht in dit geval niets over. De regeling in het bestemmingsplan is ook niet in strijd met algemene rechtsbeginselen. Voor het bestemmingsplan is een procedure gevolgd waarin zienswijzen konden worden ingediend en beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Dat eisers en andere bewoners van de wijk het bestemmingsplan destijds niet hebben ingezien omdat zij ervan uit gingen dat ‘conserverend’ betekende dat er in het geheel niets zou veranderen in de regeling dan wel ten opzichte van de eerdere stedenbouwkundige uitgangspunten, is onvoldoende om niet van de rechtsgeldigheid en onherroepelijkheid van het bestemmingsplan uit te gaan. [4]
5.4.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser wil vasthouden aan de stedenbouwkundige uitgangspunten die destijds niet voor niets zijn opgesteld en die kennelijk leidend zijn geweest bij het bouwen van de woningen in deze wijk, doet dat er niet aan af dat de gemeenteraad – al dan niet onbewust – inmiddels andere keuzes heeft gemaakt zoals vastgelegd in het juridisch bindende bestemmingsplan voor heel Sittard-Zuid, waaronder deze wijk. Dat bij raadsbesluit vastgestelde bestemmingsplan kan de rechtbank niet negeren, behalve als er heel bijzondere omstandigheden zijn, maar die zijn er zoals onder 5.3 al overwogen niet. Dat heeft alles te maken met rechtszekerheid: iedereen moet erop kunnen vertrouwen dat het vastgestelde bestemmingsplan de geldende regeling is.
5.5.
Wat betreft welstand, overweegt de rechtbank dat verweerder zich op een welstandsadvies heeft gebaseerd. [5] In het welstandsadvies staat aangegeven aan welke criteria uit de welstandsnota het bouwplan is getoetst en het is de rechtbank niet gebleken dat dat advies op onjuiste of onvolledige wijze tot stand is gekomen. Hetgeen eiser aanvoert, namelijk dat dat bouwplan niet past binnen oorspronkelijke gedachte van wijk, is daartoe onvoldoende. De welstandstoets mag namelijk niet afdoen aan de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt wat betreft locatie/situering en afmetingen van bouwwerken, [6] maar mag alleen iets zeggen over dingen als vormgeving, gevelindeling, materiaalgebruik en kleurstelling en dergelijke. Verweerder moet zich bij de welstandstoets in beginsel te richten naar de bouwmogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt. De impressie van de architect van eiser gaat niet in op het welstandsadvies en de welstandscriteria en kan daarom niet worden gezien als tegenrapport dat twijfels zaait over het welstandsadvies.
5.6.
Het voorgaande betekent dat er geen grond was om de vergunning te weigeren en dat die dus verleend moest worden. Verweerder heeft de vergunning dan ook terecht verleend. Het beroep is daarom ongegrond. Voor vergoeding van proceskosten of het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 18 januari 2023 door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van der Genugten, griffier.

Mededeling rechtsmiddel

Bij de uitspraak heeft de rechtbank medegedeeld dat een partij die het niet eens is met deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan, hoger beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
de griffier is verhinderd rechter
dit proces-verbaal te ondertekenen
Afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 29 april 2025

Voetnoten

2.Vastgesteld op 15 december 2016.
3.Vastgesteld op 13 december 2006
4.Zie in dit verband ook de uitspraken van de Afdeling van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2894 en 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2898.
5.Advies van de AOK van 30 oktober 2023.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1139 en 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1129.