ECLI:NL:RBLIM:2025:4101

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
340103 FT RK 25-146
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een akkoord in de WHOA-procedure van Topvintage.nl B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot homologatie van een akkoord van Topvintage.nl B.V., een modebedrijf gevestigd in Kerkrade. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, die een webwinkel en fysieke winkel exploiteert, in financiële problemen verkeert door een combinatie van factoren, waaronder de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne. Verzoekster heeft een akkoord aangeboden aan haar schuldeisers, dat door de meerderheid van hen is goedgekeurd. De rechtbank heeft de procedure en de stemresultaten beoordeeld en vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor homologatie is voldaan. De rechtbank heeft het verzoek tot homologatie toegewezen, waarmee het akkoord van Topvintage.nl B.V. is goedgekeurd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters van de meervoudige kamer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Team Insolventie – meervoudige kamer
verzoek tot homologatie van een akkoord
rekestnummer: 340103 FT RK 25-146
uitspraakdatum: 18 april 2025
Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 van de Faillissementswet (Fw)
in de openbare akkoordprocedure buiten faillissement van:
Topvintage.nl B.V.
gevestigd te Kerkrade,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. M. Zentveldt, kantoorhoudende te Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
  • de startverklaring ex artikel 370 lid 3 Fw, gedeponeerd op 22 juli 2024;
  • het stemverslag met bijlagen ex artikel 382 Fw, gedeponeerd op 20 maart 2025:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 20 maart 2025;
  • de beschikking van 24 maart 2025, inhoudende dagbepaling behandeling
verzoek tot homologatie;
- de spreekaantekeningen van mr. M. Zentveldt, zijdens verzoekster.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van het ingediende verzoek bepaald op
2 april 2025.
1.3.
Het verzoek is op 2 april 2025 middels een online videoverbinding ter
openbare zitting behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn via een online videoverbinding verschenen:
- namens verzoekster: [naam bestuurder] , bestuurder, bijgestaan door
mr. M. Zentveldt en haar kantoorgenoten mr. B. Besseling en mr. D. Klein Velderman, [naam 1] en de [naam 2] ;
  • namens BBN Business Improvement (BBN): [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] ;
  • namens de Rabobank: [naam 6] en [naam 7] .
1.4.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten. Verzoekster exploiteert een modebedrijf met een webwinkel, een fysieke winkel in Kerkrade en een outletstore en is gespecialiseerd in op vintage geïnspireerde mode en accessoires. Oprichtster en drijvende kracht achter verzoekster is [naam bestuurder] , bestuurder. Zij bepaalt de bedrijfsstrategie en de samenstelling van de collectie. Vanaf 2018 zijn er vanwege ziekte van [naam bestuurder] wisselende managers betrokken geweest bij de onderneming. Door deze wisselende samenstelling en het tijdelijk uitvallen van de bestuurder is verzoekster de financiële sturing kwijtgeraakt. Inmiddels heeft de bestuurder weer de dagelijkse leiding over de onderneming. Uit de door BBN opgestelde ‘view’ blijken ook andere oorzaken die hebben geleid tot de huidige schuldenlast en daarmee de problematische schulden. Als gevolg van de coronapandemie liep de omzet drastisch terug en ontstonden vanuit meerdere landen leveringsproblemen. En als gevolg van de oorlog in Oekraïne namen de productiekosten toe. Ook de consumentenbestedingen kwamen onder druk te staan terwijl wegens inflatie de kosten, waaronder de loonkosten, stegen. Uiteindelijk ontstond er een verlieslatende exploitatie. Onderdeel van de door BBN opgemaakte view is een liquiditeitsprognose. Daaruit volgt dat verzoekster, indien geen sanering van schulden plaatsvindt, op termijn niet meer aan haar betalingsverplichting zal kunnen voldoen. Teneinde de financiële problemen het hoofd te bieden heeft verzoekster een aantal maatregelen getroffen die echter niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Verzoekster verkeert daarmee in financiële slechte staat, zodanig dat te verwachten is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan.

3.Het akkoord en de stemming

3.1.
Verzoekster heeft op 10 februari 2025 aan haar schuldeisers een akkoord aangeboden.
3.2.
Verzoekster heeft de (vorderingen van de) stemgerechtigden ingedeeld in de volgende klassen.
Klasse A: in deze klasse bevindt zich alleen de vordering van de huisbankier de Rabobank ter hoogte van € 458.297,-.
Klasse B: in deze klasse bevinden zich de vorderingen van handelscrediteuren, ter hoogte van in totaal € 50.448,-, voor zover deze gedekt zijn door de op de peildatum van 1 juli 2024 nog aanwezige en onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen.
Klasse C1: in deze klasse bevindt zich de vordering van de Belastingdienst ter hoogte van
€ 294.554,-, met betrekking tot de bestaande belastingschulden.
Klasse C2: in deze klasse bevindt zich eveneens een vordering van de Belastingdienst, maar dan met betrekking tot de vordering ter hoogte van € 90.475,-, wegens correctie vooraftrek, welke als gevolg van de homologatie van het akkoord zal ontstaan.
Klasse D: in deze klasse bevinden zich de handelscrediteuren zonder eigendomsvoorbehoud, ter hoogte van in totaal € 657.427,-.
Klasse E: in deze klasse bevinden zich de buitenlandse belastingdiensten ter hoogte van in totaal € 1.265.665,-.
Klasse F: in deze klasse bevindt zich de enige aandeelhouder, [naam bv] , welke haar belang in verzoekster door het akkoord volledig zal verliezen.
Uit het verzoekschrift en het aangeboden akkoord blijkt dat verzoekster een aantal schuldeisers dan wel groepen van schuldeisers buiten het akkoord heeft gelaten. Het betreft de handelscrediteuren met een vordering van minder dan € 5.000,-, de dwangcrediteuren, de voor het akkoord noodzakelijke geldlening van Lifestyle Group, de leveranciers met een bestelling van voor de peildatum, de abusievelijk uitgevoerde incasso van Engie Energie en een abusievelijke betaling aan Scandic Fashion.
3.3.
De stemgerechtigden konden via de online portal van ICRA Systems tot en met
28 februari 2025 stemmen.
3.4.
Verzoekster heeft het stemverslag op 20 maart 2025 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd.
3.5.
De uitslag van de stemming is als volgt:
In de klassen A, B, C1, C2 en F hebben alle schuldeisers voor het akkoord gestemd en daarmee dus 100% van de schuldeisers. In klasse D heeft 97,10% van de schuldeisers voorgestemd en in klasse E heeft 85,73% van de schuldeisers voorgestemd.

4.Het verzoek

4.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank het akkoord te homologeren.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het homologatieverzoek het eerste verzoek is in deze procedure. Dit betekent dat de rechtbank dient vast te stellen voor welk soort procedure, zoals bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw, is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
5.2.
Verzoekster heeft blijkens de startverklaring gekozen voor een openbare akkoordprocedure. Verzoekster is statutair gevestigd in Landgraaf en houdt kantoor in Kerkrade. De openbare akkoordprocedure buiten faillissement is opgenomen in bijlage A bij de Verordening betreffende insolventieprocedures (hierna: de Verordening). Dit maakt dat deze rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Verordening, bevoegd is deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De rechtbank is op grond van artikel 369 lid 8 Fw relatief bevoegd het verzoek in behandeling te nemen.
Ontvankelijkheid
5.3.
Uit de uitslag van de stemming op het akkoord volgt dat alle klassen hebben ingestemd met het akkoord. Twee van deze klassen, te weten klassen A en B zijn ‘in the money’ klassen als bedoeld in artikel 383 lid 1 Fw. Nu ten minste één ‘in the money’ klasse heeft voorgestemd, kan de rechtbank worden verzocht tot homologatie over te gaan.
Afwijzingsgronden
5.4.
Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 tot en met 4 Fw voordoet. Omdat er geen stemgerechtigden zijn die op grond van lid 3 of lid 4 van artikel 384 Fw een verzoek tot afwijzing hebben gedaan, zal de rechtbank het akkoord alleen toetsen aan de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw. De afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zien op de vraag of het besluitvormingsproces rondom het akkoord zuiver is geweest. Toegespitst op het hier voorliggende verzoek zal de rechtbank in dat kader moeten beoordelen of:
  • de onderneming van verzoekster in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan (artikel 384 lid 2 sub a jo. artikel 370 lid 1 Fw);
  • alle schuldeisers op wie het akkoord betrekking heeft, tijdig voorafgaand aan de stemming daarvan in kennis zijn gesteld en op de juiste wijze op de hoogte zijn gebracht van de behandeling van het homologatieverzoek (artikel 384 lid 2 sub b jo. artikel 381 lid 1 en artikel 383 lid 5 Fw);
  • de informatie die in het akkoord en de bijlagen is opgenomen toereikend was en de stemming correct is uitgevoerd (artikel 384 lid 2 sub c jo artikel 375 en 381 Fw);
  • de schuldeisers op een correcte wijze zijn onderverdeeld in klassen (artikel 384 lid 2 sub c jo. artikel 374 Fw);
  • de schuldeisers voor het juiste bedrag tot de stemming zijn toegelaten (artikel 384 lid 2 sub e Fw);
  • de nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd (artikel 384 lid 2 sub e Fw);
  • er andere redenen zijn om de homologatie af te wijzen (artikel 384 lid 2 sub i).
5.5.
Op basis van de inhoud van het verzoekschrift, het aangeboden akkoord, de daarbij behorende stukken en de tijdens de behandeling gegeven toelichting door en namens verzoekster, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen van de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 van toepassing is. Het verzoek tot homologatie zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
homologeert het door verzoekster aangeboden akkoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, voorzitter,
mr. R.P. van Eerde en mr. I.C. de Kwant, rechters, en in het openbaar uitgesproken door
mr. J. Schreurs-van de Langemheen, rechter, in aanwezigheid van mr. G. de Keijzer, griffier op 18 april 2025.